Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws


Datum en nieuws - december 2016:


28 december 2016
Drutenaar bestraft voor opruiing

'De rechtbank heeft een 28-jarige man uit Druten bij verstek veroordeeld voor het verspreiden en tonen van opruiende teksten. Hij kreeg een geldboete van 750 euro en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden.

De man had vlak na de na de terroristische aanslagen op 22 maart 2016 op het Brusselse vliegveld Zaventem en het metrostation Maalbeek een aantal opruiende teksten op zijn Facebookpagina geplaatst. Hij heeft daarmee geprobeerd om anderen aan te zetten tot het plegen van terroristische misdrijven.

Signaal afgeven
Aan de voorwaardelijke straf zijn diverse bijzondere voorwaarden gekoppeld, waaronder gesprekken met een aangewezen deskundige over de ideologieën die de man heeft of aanhangt. Deze straf dient ertoe de man zich ervan bewust te maken dat zijn handelen strafbaar en strafwaardig is. Ook wil de rechtbank een signaal afgeven naar anderen die van plan zijn dergelijke opruiende woorden te tonen of te verspreiden.'



28 december 2016
In hoger beroep Valkenburgse zedenzaak wederom taakstraffen en 4 maal vrijspraak

'Het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch heeft vandaag in hoger beroep uitspraak gedaan in 27 zaken in de zogenoemde Valkenburgse zedenzaak. De 27 mannen werden verdacht van het plegen van ontucht met een 16-jarige prostituee. Het Openbaar Ministerie eiste in vrijwel alle zaken (onvoorwaardelijke) gevangenisstraffen van langere duur, al dan niet gecombineerd met een taakstraf. Het hof heeft anders geoordeeld en heeft 4 verdachten vrijgesproken en 23 verdachten veroordeeld tot een taakstraf met daaraan gekoppeld een minimale gevangenisstraf.

4 vrijspraken
Het hof vindt dat voor 4 ontkennende verdachten (parketnummers 20-002610-15, 20-002611-15, 20-002540-15 en 20-001307-16) niet kan worden bewezen dat ze seksuele handelingen hebben verricht met een minderjarige prostituee en spreekt hen daarvan vrij. De bewijsvoering in die zaken is met name gebaseerd op het feit dat de namen van die verdachten in de telefoon van de minderjarige prostituee voorkwamen. Na het uitluisteren van de geluidsfragmenten van het verhoor van de minderjarige prostituee vindt het hof de wijze waarop de namen van (mogelijke) klanten in die telefoon zijn opgeslagen onvoldoende betrouwbaar om daaruit af te leiden dat de personen die in de telefoon zijn opgeslagen ook daadwerkelijk ontucht met haar hebben gepleegd.

23 veroordelingen
Het hof is van oordeel dat de 23 andere verdachten wel seksuele handelingen hebben verricht met de minderjarige prostituee. De verdachten hebben daarmee de lichamelijke integriteit van het minderjarige meisje geschonden. Het verweer van de advocaten dat de verdachten geen straf zouden moeten krijgen, omdat zij niet wisten dat het meisje minderjarig was, wordt door het hof verworpen. Het hof vindt dat de mannen de leeftijd van de prostituee hadden moeten controleren. Nu ze dat onvoldoende hebben gedaan, zijn ze strafbaar.

Gevangenisstraf en/of taakstraf?
Voor prostitueebezoekers die gericht op zoek zijn naar minderjarige prostituees is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt. Het Openbaar Ministerie (OM) is van mening dat dit uitgangspunt geldt ten aanzien van alle bezoekers van jeugdige prostituees. Steeds zou een substantiële gevangenisstraf moeten worden opgelegd. De advocaten vinden dat de wet ruimte biedt om een beperkte gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een taakstraf. Het hof komt met de verdediging tot de conclusie dat de combinatie van een beperkte vrijheidsstraf met een taakstraf tot het palet van de wettelijke mogelijkheden behoort.

Geen substantiële gevangenisstraffen
Het hof vindt dat uit de strafdossiers niet kan worden afgeleid dat de 23 verdachten bewust op zoek waren naar een seksafspraak met een minderjarige prostituee. Zij reageerden op een advertentie op een website waar bij het profiel van de prostituee de leeftijd van 18 jaar stond vermeld. Volgens de verklaringen van de verdachten hebben zij er niet aan getwijfeld dat zij inderdaad 18 jaar was. Toch hadden de mannen dit nauwkeurig moeten controleren en dat hebben zij niet gedaan. Zo zijn zij in werkelijkheid terechtgekomen bij een prostituee die minderjarig was en daarvoor dragen zij verantwoordelijkheid. Zonder ook maar iets af te doen aan de ernst van het strafbare feit en de gevolgen voor het slachtoffer, is het verwijt dat deze verdachten kan worden gemaakt minder groot dan in het geval dat zij welbewust op zoek zouden zijn gegaan naar een minderjarige of in het geval dat zij wisten dat de prostituee minderjarig was. Aangezien bovendien ook niet is gebleken dat de verdachten de jeugdige prostituee hebben gedwongen de bewezen verklaarde seksuele handelingen te verrichten, vindt het hof, anders dan het OM, een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf een te zware straf. Het hof vindt een taakstraf, in combinatie met een zeer beperkte gevangenisstraf, het meest passend.

Opgelegde straffen
Bij het vaststellen van de uiteindelijke straf per individuele verdachte heeft het hof onder meer rekening gehouden met de verrichte seksuele gedragingen (al dan niet oraal/vaginaal binnendringen, al dan niet met een condoom), de mate waarin de verdachte alert is geweest op de mogelijkheid dat hij met een minderjarige prostituee van doen had en of de verdachte zich uit eigen beweging bij de politie heeft gemeld naar aanleiding van de berichtgeving in de media.

Dit levert de volgende straffen op:
Parketnummer 20-002537-15: een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 178 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Parketnummer 20-002605-15: taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummers 20-001308-16 en 20-002453-15: taakstraf van 210 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummer 20-002463-15: taakstraf van 200 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummer 20-002531-15: taakstraf van 180 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummers 20-002535-15, 20-002539-15, 20-002601-15, 20-002606-15, 20-002533-15 en 20-002532-15: taakstraf van 170 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummers 20-002530-15 en 20-002529-15: taakstraf van 160 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummers 20-002538-15 en 20-002534-15: taakstraf van 150 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummer 20-001309-16: taakstraf van 140 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummer 20-002608-15: taakstraf van 130 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummer 20-002600-15: taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummer 20-002602-15: taakstraf van 110 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummers 20-002604-15 en 20-002536-15: taakstraf van 100 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.
Parketnummer 20-002599-15: taakstraf van 90 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag.'



27 december 2016
Man uit Hoevelaken 5 jaar cel in voor doodslag

'De rechtbank veroordeelde een 43-jarige man uit Hoevelaken voor doodslag. Hij kreeg een gevangenisstraf van 5 jaar. De man had zijn buurman een aantal keer in het lichaam gestoken. Die overleed vervolgens aan zijn verwondingen.

Noodweer(exces)
De man werd op 11 maart 2016 door het slachtoffer in zijn kamer aangevallen. Hij verdedigde zich door het slachtoffer – op dat moment de aanvaller – 9 keer met een koksmes te steken. Door de advocaat is een beroep gedaan op noodweer en noodweerexces. De rechtbank heeft deze verweren verworpen. Volgens de rechtbank mocht de man uit Hoevelaken zich wel verdedigen, maar dat de keuze op het koksmes viel en de wijze waarop deze is gebruikt staan niet in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Verder vindt de rechtbank dat wel sprake was van hevige paniek als gevolg van de aanval door het slachtoffer. Maar het daaropvolgende handelen van de man was dusdanig buitensporig dat niet aannemelijk is dat de hevige gemoedsbeweging voor het te ver gaan in de verdediging - en daarmee het overschrijden van de grenzen van proportionaliteit - van doorslaggevend belang is geweest. Hierbij nam de rechtbank in aanmerking dat het slachtoffer niet gewapend (meer) was.

Geen moord
Samen met de officier van justitie en de verdediging was de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een vooropgezet plan om het slachtoffer te doden. Daarom werd de man vrijgesproken van moord.

Straf
De rechtbank legde een lagere straf op dan de 7 jaar die het Openbaar Ministerie is eiste. Zo houdt de rechtbank onder andere rekening met de mate van schuld van het slachtoffer en de kwetsbaarheid en verminderende toekrekenbaarheid van de man. Hij is volgens het psychologisch rapport een zeer kwetsbaar persoon, die onvoldoende in staat was om in stressvolle situaties adequaat te handelen. Tijdens het plegen van het delict bevond de man zich in een dergelijke stressvolle situatie, omdat hij door het slachtoffer in de veilige omgeving van zijn eigen kamer meermalen werd aangevallen. Desondanks had hij anders moeten handelen.

Schadevergoeding
Tot slot moet de man een schadevergoeding van ruim 23 duizend euro aan de nabestaanden van het slachtoffer betalen.'



27 december 2016
Rechter wijst vordering tot schadevergoeding mishandelde man af

'De kortgedingrechter heeft het verzoek van een man die een schadevergoeding vorderde naar aanleiding van een mishandeling - een zogenoemde vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad - afgewezen.

Renovatie gebit
De man werd in november 2015 slachtoffer van een mishandeling. Daarom vorderde hij bij de gedaagde partij een vergoeding voor de geleden schade. Zo stelt de man dat hij door de mishandeling zijn gehele gebit moest worden gerenoveerd. De gedaagde partij betwist dit. Gedaagde stelde onder meer dat uit overgelegde stukken blijkt dat de man een zeer slecht onderhouden gebit heeft.

Geen gelegenheid benoemen deskundige
De kortgedingrechter heeft de vordering afgewezen. De vraag welke schade precies voor vergoeding door gedaagde in aanmerking komt, kan alleen worden beoordeeld met behulp van een door de rechtbank te benoemen deskundige. Omdat er voor benoeming van een deskundige in kort geding geen gelegenheid bestaat, is de vordering – mede kijkend naar de in kort geding te betrachten terughoudendheid bij toewijzing van geldvorderingen – niet toewijsbaar.'



23 december 2016
Celstraffen voor openlijk geweld in Apeldoornse uitgaansgebied

'De rechtbank heeft 9 mannen gevangenisstraffen opgelegd voor het plegen van openlijk geweld in het Apeldoornse uitgaansgebied. De celstraffen variëren tussen de 3 en 6 weken.

Het geweld vond in juni 2013 plaats in het Apeldoornse uitgaansgebied. Bij een café ontstond een ruzie tussen 2 groepen. Deze twist mondde uit in een vechtpartij voor dit café en verplaatste zich met een achtervolging naar een ander deel van het centrum. De slachtoffers van de vechtpartij zijn geslagen en geschopt en hebben daar letsel aan over gehouden. De slachtoffers hebben daarentegen zelf ook een aandeel gehad in de vechtpartij en zijn eerder dit jaar veroordeeld. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met hun eigen aandeel, het aandeel van de slachtoffers en met het feit dat de zaak uit 2013 komt.'



23 december 2016
Voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst nog steeds mogelijk

'Een werkgever die een werknemer op staande voet heeft ontslagen kan aan de kantonrechter verzoeken de arbeidsovereenkomst voor de zekerheid ook voorwaardelijk te ontbinden. Dit kan echter alleen als de betreffende kantonrechter zelf oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is geweest. Dit heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld in een zogenoemde prejudiciële procedure, waarin een kantonrechter hem om uitleg heeft gevraagd over deze belangrijke arbeidsrechtelijke kwestie.

Na de invoering van de Wet werk en zekerheid op 1 juli 2015 was niet langer duidelijk of een voorwaardelijke ontbinding van een arbeidsovereenkomst nog mogelijk was. Bij de invoering van deze wet heeft de wetgever zich hier niet over uitgesproken.

Een voorwaardelijke ontbinding van een arbeidsovereenkomst beschermt de werkgever tegen de mogelijkheid dat, eventueel na jaren procederen, zou komen vast te staan dat het ontslag niet rechtsgeldig is geweest. Volgens de Hoge Raad kan de kantonrechter niet de arbeidsovereenkomst ontbinden met het oog op een eventueel hoger beroep waarin het gerechtshof, anders dan de kantonrechter, het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig zou achten.

De Hoge Raad heeft verder onder meer beslist dat de procedures over de geldigheid van het ontslag en de ontbindingsprocedure zoveel mogelijk gelijktijdig en in onderlinge samenhang moeten worden behandeld. En dat verder in de ontbindingsprocedure in beginsel de wettelijke bewijsregels van toepassing zijn.'



23 december 2016
Staat in gelijk gesteld in geschil over rechtspositie ambtenaren

'Het gerechtshof Den Haag gelast de minister niet om eerst met de bonden te praten, voordat hij de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren bekrachtigt. Het Haagse hof is van oordeel dat de rechter niet op deze wijze in het wetgevingsproces mag ingrijpen Het hof heeft vandaag uitspraak gedaan in een geschil waarin een aantal Ambtenarencentrales eist dat minister Plasterk met hen overleg voert over het ontwerp van de wet. De voorzieningenrechter in de rechtbank had de vordering afgewezen en het hof bekrachtigt nu in hoger beroep deze uitspraak.

In 2010 hebben 2 leden van de Tweede Kamer een initiatiefwetsvoorstel ingediend. Dit wetsvoorstel houdt in dat de meeste ambtenaren voortaan werkzaam zullen zijn op basis van een arbeidsovereenkomst en niet langer op basis van een eenzijdige aanstelling. Dit wetsvoorstel is inmiddels zowel door de Tweede als door de Eerste Kamer aanvaard. Het wetsvoorstel wordt echter pas wet als dit door de Koning is bekrachtigd, wat het geval is als de Koning en de verantwoordelijk minister het hebben ondertekend.

De Ambtenarencentrales (de Algemene Centrale van Overheidspersoneel, de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel, het Ambtenarencentrum en de Centrale van middelbare en hogere functionarissen bij overheid, onderwijs bedrijven en instellingen) willen met de minister overleggen over dit wetsontwerp dat naar hun mening een ingrijpende wijziging in hun rechtspositie meebrengt. Zij beroepen zich daarbij op de Rop-regeling, waarin de overheid zich heeft verplicht over bepaalde onderwerpen overleg te voeren met de bonden. Minister Plasterk heeft dit overleg echter niet willen voeren, omdat het in dit geval gaat om een initiatiefwetsontwerp. De Ambtenarencentrales hebben vervolgens de Staat in kort geding gedagvaard en gevorderd dat de rechter de minister alsnog gelast overleg te voeren en dat de minister het wetsontwerp niet mag bekrachtigen voordat dit overleg heeft plaatsgevonden.

Het gerechtshof heeft de Staat in het gelijk gesteld. Het oordeelt dat het de rechter niet vrijstaat op deze wijze in het wetgevingsproces in te grijpen.

Tegen het arrest van het gerechtshof staat cassatieberoep open bij de Hoge Raad.'



23 december 2016
Ook in hoger beroep 22 jaar cel voor moord op kickbokser

'Het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch veroordeelt een 24-jarige man uit Vught voor de moord op een kickbokser uit Veghel. De man wordt ook veroordeeld voor drugsbezit en drugshandel. Het hof legt de man een gevangenisstraf van 22 jaar op.

Neergeschoten
Het slachtoffer werd op 12 juli 2013 ’s avonds laat in zijn auto op de oprit bij zijn woning 6 keer beschoten. Hij werd van achteren geraakt door 4 kogels uit hetzelfde wapen, 1 kogel in zijn achterhoofd was dodelijk. Het slachtoffer is de volgende ochtend dood achter het stuur aangetroffen door een buurman.

Getuigenverklaringen
Uit getuigenverklaringen blijkt dat de auto van de zus van de verdachte rond het tijdstip van de moord geparkeerd stond in de buurt van de woning van het slachtoffer. De verdachte reed vaak in die auto. Getuigen hebben rond datzelfde tijdstip schoten gehoord en hierna iemand met het signalement van de verdachte naar de auto zien rennen en met hoge snelheid weg zien rijden.

Opgenomen gesprekken
De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. In de auto van de zus van de verdachte, die door getuigen op de plaats van de moord is gezien, is opnameapparatuur geplaatst. In opgenomen gesprekken zegt de verdachte expliciet dat hij het slachtoffer heeft vermoord. Deze bekentenis en andere uitlatingen leiden samen met het andere bewijs tot de conclusie dat de verdachte de schutter is geweest die avond.

Voorbedachte raad
Het hof vindt dat er sprake is van voorbedachte raad en dus van moord. In de opgenomen gesprekken zegt de verdachte namelijk dat hij veel geld heeft gekregen voor de moord. Ook is hij zeer planmatig te werk gegaan. Hij heeft in de buurt van de woning van het slachtoffer staan wachten op zijn thuiskomst en heeft hem van achteren in het hoofd geschoten.

Drugs
Naast de moord heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het bezit van 8,8 kilo amfetamine en ruim 200 gram hasj. Hij handelde ook enkele maanden in harddrugs.

Koelbloedige liquidatie
Het hof heeft er bij het bepalen van de straf rekening mee gehouden dat de moord het karakter heeft van een koelbloedige liquidatie en dat de moord midden in een woonwijk plaatsvond. Het hof vindt het, net als de rechtbank en het OM, aannemelijk dat het gaat om een huurmoord, maar de verdachte heeft zich consequent beroepen op zijn zwijgrecht. Dit maakt het verlies voor de nabestaanden nog moeilijker.

Veiligheid van de maatschappij
Uit de opgenomen gesprekken komt een beeld van de verdachte naar voren dat zorgen baart voor de veiligheid van de maatschappij. De verdachte, die al eerder voor geweldsdelicten werd veroordeeld, spreekt met het grootste gemak over diverse criminele activiteiten waarbij geweld niet wordt geschuwd. Ook spreekt hij herhaaldelijk zijn grote verlangen uit nog een moord te plegen. Het hof vindt een gevangenisstraf van 22 jaar passend. De straf is gelijk aan de eis van het OM en aan de straf die rechtbank Oost-Brabant eerder oplegde.'



22 december 2016
Geldboete schoonmaakbedrijf na fataal arbeidsongeval in Epe

'De rechtbank veroordeelde een Tiels schoonmaakbedrijf voor het als werkgever nalaten van het treffen van doeltreffende maatregelen voor werknemers die (fatale) bedrijfsongelukken moeten voorkomen. Het bedrijf kreeg een geldboete van 10.000 euro waarvan 5.000 voorwaardelijk opgelegd.

Het schoonmaakbedrijf huurde via een uitzendbureau werknemers in. Zij liet deze werknemers schoonmaakwerkzaamheden verrichten in een kippenslachterij in Epe. Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet, ook wel bekend als ‘de Arbowet’, gold het schoonmaakbedrijf als werkgever en was het verplicht ervoor te zorgen dat de werkzaamheden zo veilig mogelijk konden worden uitgevoerd. In april 2013 is een 19-jarige Poolse schoonmaker van tijdens het schoonmaken van een machine daarin bekneld geraakt en overleden.

Geen noodknop
Volgens de rechtbank schortte het in het bedrijf aan de wijze waarop de veiligheidsinstructies aan de werknemers bekend werden gemaakt. Hetzelfde gold voor de wijze hoe daarop toezicht werd gehouden. Ook was er tijdens het ongeval geen functionerende noodknop in de buurt van de desbetreffende machine aanwezig.

Veiligheidsmaatregelen
De rechtbank vindt – kijkend naar de aan de firma te maken verwijten en de financiële positie - als straf een geldboete van 10.000 euro als uitgangspunt passend. Dit bedrag was ook door de officier van justitie was geëist. Maar de rechtbank weegt ook mee dat het bedrijf niet eerder is veroordeeld voor een dergelijk strafbaar feit. Daarnaast heeft het ongeval zich inmiddels 3 jaar en 8 maanden geleden voorgedaan en het bedrijf heeft aan alle onkosten in verband met de uitvaart van het Poolse slachtoffer voldaan. Ook zijn inmiddels extra veiligheidsmaatregelen getroffen. Daarom heeft de rechtbank de helft van de geldboete voorwaardelijk opgelegd.'



22 december 2016
Man uit Hedel veroordeeld voor mishandelen en bedreigen gezin

'De rechtbank veroordeelde een 27-jarige man uit Hedel voor het mishandelen van zijn 3-jarige dochter, het mishandelen en bedreigen van zijn levenspartner en verzet bij zijn aanhouding. Hij kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een werkstraf van 80 uur opgelegd.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging onder meer rekening gehouden met de omstandigheid dat de man in 2013 eerder een soortgelijk feit heeft begaan. Verder werkt het in zijn nadeel welke indruk hij ter zitting op de rechtbank heeft gemaakt. Hieruit naar voren komt dat hij de oorzaak van alles wat hem overkomt buiten zichzelf legt.

Zorgelijke gezinssituatie
De rechtbank ziet de omstandigheid dat de levenspartner van de man inmiddels heeft geprobeerd haar aangifte tegen hem in te trekken en achteraf alles heeft ontkend als een zorgwekkend signaal. Op grond van al deze omstandigheden – waarbij de rechtbank ook tot een zwaardere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie – vindt de rechtbank een werkstraf passend. De voorwaardelijke celstraf zorgt voor een forse stok achter de deur. Vanwege de zorgelijke gezinssituatie en het strafblad van de man ziet de rechtbank aanleiding aan dit voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van 3 jaar en reclasseringstoezicht te verbinden.'



22 december 2016
Tentoonstellen van gecoupeerde paarden niet toegestaan

'Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelt dat het op grond van de Wet dieren verboden is om gecoupeerde paarden toe te laten tot een keuring of een tentoonstelling. Dit verbod geldt ook voor paarden die naar het buitenland zijn gebracht en daar zijn gecoupeerd met als enig doel om te ontkomen aan het in Nederland van kracht zijnde verbod om dieren zonder medische noodzaak te couperen. Het recht van de Europese Unie werpt hiertegen geen blokkade op. De staatssecretaris van Economische Zaken mocht daarom met een last onder dwangsom handhavend optreden tegen de Koninklijke Vereniging “Het Nederlandse Trekpaard en de Haflinger” (KVTH).

Het CBb heeft bepaald dat de last onder dwangsom niet geldt voor paarden die vóór 1 december 2016 zijn gecoupeerd en worden toegelaten tot keuringen en tentoonstellingen van de vereniging.'



22 december 2016
Werkstraffen voor geweld rondom voetbalwedstrijd

'De rechtbank in Rotterdam heeft vandaag 13 mannen en één vrouw veroordeeld voor openlijk geweld rondom de voetbalwedstrijd Feyenoord-Roda JC op 21 februari 2016.

De opgelegde werkstraffen lopen uiteen van 40 uur tot 180 uur en zijn afhankelijk van ieders rol en bijdrage aan het (groeps) geweld. Tijdens de ongeregeldheden werden stewards van Feyenoord door een groep supporters in het nauw gedreven en werd er geweld tegen hen gebruikt.'



22 december 2016
Tegenwerpen van de WW-wekeneis is in strijd met het stakingsrecht

'De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 16 december 2016 dat het tegenwerpen van de wekeneis zoals neergelegd in artikel 17 van de Werkloosheidswet (WW) in strijd is met het in artikel 6, aanhef en vierde lid, van het Europees Sociaal Handvest (ESH) neergelegde stakingsrecht.

Tussen partijen is uitsluitend in geding de vraag of het tegenwerpen van de in artikel 17 neergelegde wekeneis in het onderhavige geval leidt tot schending van het in artikel 6, aanhef en vierde lid, van het ESH neergelegde stakingsrecht.

Geoordeeld wordt dat er sprake is van een indirecte beperking van het stakingsrecht doordat een WW-uitkering wordt ontzegd omdat een betrokkene gedurende de periode van 36 weken voorafgaand aan diens eerste werkloosheidsdag meer dan 10 weken heeft deelgenomen aan een rechtmatige staking. Door het vasthouden aan de wekeneis zullen werknemers er mogelijk van worden weerhouden deel te nemen aan een staking uit vrees dat zij anders geen recht zullen hebben op een WW-uitkering. De financiële druk die hiervan uitgaat, is in strijd met de strekking van artikel 6, aanhef en vierde lid, van het ESH, namelijk het waarborgen van de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Niet is gebleken van omstandigheden die de indirecte beperking van het stakingsrecht kunnen rechtvaardigen.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.'



22 december 2016
9 jaar en TBS met dwangverpleging voor roofmoord op buurvrouw

'Op 26 mei 2016 trof de politie de 95 jarige ‘oma Bep’ levenloos aan op de grond in haar huis met haar hoofd in een plas bloed, een aangesnoerde sjaal om de hals en een doek in haar mond. De rechtbank heeft de drugsverslaafde buurvrouw van het slachtoffer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar en TBS met dwangverpleging. De straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie.

De verdachte heeft zich op 31 mei 2016 gemeld bij de politie en bekend dat zij op 25 mei 2016 haar buurvrouw had omgebracht. De rechtbank diende in de strafzaak de vraag te beantwoorden hoe het doden van het slachtoffer juridisch geduid moest worden: moord, gekwalificeerde doodslag (ook wel roofmoord genoemd), doodslag of diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord omdat er geen objectieve aanwijzingen zijn gevonden dat zij van tevoren het plan zou hebben gehad het slachtoffer te doden. De verdachte heeft zelf verklaard dat zij naar het slachtoffer was gegaan omdat zij geld nodig had om drugs te kopen en dat zij in een waas is begonnen het slachtoffer te slaan. Ze heeft ook verklaard dat ze vond dat ze niet genoeg geld had gekregen. Ze heeft toen zelf geld van het slachtoffer gepakt.

Roofmoord
Tijdens en na het pakken van het geld is de verdachte het slachtoffer met verschillende zware voorwerpen op haar hoofd blijven slaan, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Ook heeft de verdachte het sjaaltje om de nek van het slachtoffer aangesnoerd en heeft zij een doek in de mond van het slachtoffer geduwd. Voor de verdachte de woning van het slachtoffer verliet, heeft zij de ring van de vinger van het slachtoffer gepakt en meegenomen. De rechtbank is tot een veroordeling vanwege roofmoord gekomen omdat de verdachte het slachtoffer gedood heeft om de diefstal te vergemakkelijken. Afzonderlijk daarvan is zij ook veroordeeld voor de diefstal van het geld en de ring.

Gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging
Gelet op het excessieve geweld, is er onderzoek door een psycholoog en een psychiater verricht naar de geestesgesteldheid van verdachte. De conclusie van de deskundigen dat er sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, heeft de rechtbank overgenomen. Daarom wordt de verdachte TBS met dwangverpleging opgelegd. Vanwege de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en om recht te doen aan het leed van het slachtoffer en haar nabestaanden, heeft de rechtbank daarnaast ook een gevangenisstraf van 9 jaar opgelegd.'



22 december 2016
Politieagent veroordeeld voor omverduwen scooterrijder tijdens achtervolging

'De rechtbank Oost-Brabant heeft vandaag een 43-jarige politieagent uit Eindhoven veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur. De motoragent duwde tijdens een achtervolging een scooterrijder omver, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep.

De motoragent achtervolgde in juli 2015 ’s nachts een scooterrijder die niet reageerde op diverse stoptekens van collega-agenten. De motoragent besloot hem tot stoppen te dwingen door een duw tegen het stuur van de scooter te geven. De bestuurder kwam daardoor ten val en brak daarbij zijn linker jukbeen, bovenkaak en achterhoofdsknobbel.

De rechtbank stelt vast dat geforceerde stopmethodes volgens een interne richtlijn van de politie alleen in zeer bijzondere situaties, onder zeer veilige omstandigheden en in goed overleg met een leidinggevende mogen worden toegepast. Deze richtlijn kent geen stopmethodes die door motoragenten kunnen worden toegepast. Motoragenten wordt tijdens hun opleiding(en) ook niet geleerd hoe zij op hun motor een verdachte tot stoppen kunnen dwingen en bij vragen daarover wordt hen door de docenten afgeraden om als motoragent een stop af te dwingen, aldus de docent vakgebied motor en coördinator motoropleidingen van de Nederlandse Politieacademie in diens getuigenverklaring. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte had moeten begrijpen dat de door hem gehanteerde stopmethode voor de aan te houden scooterrijder een groot risico op letsel, waaronder zwaar lichamelijk en zelfs dodelijk letsel met zich bracht en dat hij als motoragent juist zeer terughoudend moet zijn met de inzet van een geforceerde stop. De rechtbank concludeert uit alle omstandigheden dat de aanhouding van de scooterrijder had kunnen worden uitgesteld of achterwege gelaten, zonder dat dit onaanvaardbare gevolgen voor de rechtsorde zou meebrengen. De motoragent heeft grovelijk onvoorzichtig gehandeld en wordt daarom veroordeeld voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld.

De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat de scooterrijder zwaar lichamelijk letsel opliep, terwijl het voorzienbaar was dat aan zijn stopmethode een reëel risico op lichamelijk letsel verbonden was. De verdachte liet op de zitting weten niet uit te sluiten dat hij in de toekomst deze stopmethode nogmaals zal gebruiken. Volgens de rechtbank getuigt dit van een gebrek aan inzicht in de laakbaarheid van zijn handelwijze. Anderzijds weegt mee dat de verdachte niet handelde met de intentie om de scooterrijder letsel toe te brengen, maar om een in zijn ogen verkeersgevaarlijke achtervolging te staken en een - naar hij meende - mogelijk bij een poging tot woninginbraak betrokken scooterrijder aan te houden. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat van agenten wordt verwacht dat zij handelend optreden en dat deze situatie door toedoen van de scooterbestuurder is ontstaan. Ook neemt de rechtbank mee dat de uitkomst van deze zaak wellicht negatieve gevolgen heeft voor de verdere carrière van verdachte als politieagent. Naast de taakstaf moet de verdachte een schadevergoeding van 2.000 euro betalen aan de scooterrijder.'



22 december 2016
Bouwwerken bij woonboten in Maastricht: deel mag blijven staan, deel moet weg

'De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg heeft vandaag beslist dat de erfafscheidingen en brandstoftanks bij de woonboten in het Overlaatgebied in Maastricht voorlopig mogen blijven staan. De andere bouwwerken moeten worden verwijderd.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht sommeerde de eigenaren van de woonboten om alle bouwwerken op de oever binnen zes weken weg te halen. Het gaat bijvoorbeeld om erfafscheidingen, garages, bergingen en parkeervakken. Ze staan er in strijd met het bestemmingsplan. De eigenaren van de woonboten maakten bezwaar bij het college en vroegen de rechter een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek heeft de rechter deels toegewezen.

Oordeel van de rechter
De voorzieningenrechter oordeelde dat onduidelijk is waarom een erfafscheiding die lager is dan één meter niet mag blijven staan. Het college zal dat in de beslissing op de bezwaren van de bewoners beter moeten uitleggen. In afwachting daarvan hoeven de erfafscheidingen niet te worden afgebroken. De brandstoftanks worden gebruikt om de woonboten te verwarmen. Het lijkt erop dat niet iedereen op korte termijn een alternatief heeft. Het college zal ook op dit punt nader onderzoek moeten doen. Vanwege de winterperiode laat de voorzieningenrechter het belang van de omwonenden om de brandstoftanks voorlopige te behouden zwaarder wegen dan het belang van het college bij verwijdering van de tanks. De brandstoftanks mogen daarom voorlopige blijven staan. Over alle andere bouwwerken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat die er inderdaad illegaal staan en dat een termijn van zes weken lang genoeg is om ze af te breken. Voor dit deel zijn de verzoeken afgewezen.'



21 december 2016
NZa mag informatie over zorgkosten per zorgaanbieder niet openbaar maken

'De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft terecht geweigerd informatie openbaar te maken over gedeclareerde zorgproducten per zorgaanbieder uit het zogenoemde landelijke Diagnose Behandeling Combinatie (DBC)-Informatiesysteem. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald in een uitspraak van vandaag (21 december 2016). Zij bevestigt hiermee in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank Amsterdam die in oktober 2015 tot hetzelfde oordeel is gekomen. Tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Illustratieve afbeelding stethoscoop
De NZa wees in maart 2014 een verzoek van iemand die verbonden is aan Open State Foundation om openbaarmaking van deze gegevens af, omdat daardoor vertrouwelijke bedrijfsinformatie van zorgaanbieders openbaar zou worden. De verzoeker betwist dat. Volgens hem gaat het hier niet om vertrouwelijke bedrijfsinformatie, omdat uit de gegevens geen wetenswaardigheden over de afzet van zorgproducten kunnen worden afgeleid. Ook zou de gevraagde informatie niet meer concurrentiegevoelig zijn.

Prijs is bedrijfs- en fabricagegegeven
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is op basis van de gevraagde informatie in het Diagnose Behandeling Combinatie-Informatiesysteem precies na te gaan welke DBC-zorgproducten een zorgaanbieder heeft gedeclareerd en om hoeveel DBC-zorgproducten het gaat. Uit deze gegevens kunnen onmiskenbaar wetenswaardigheden over de afzet van producten worden afgeleid, aldus de hoogste algemene bestuursrechter. In het systeem is verder voor elke zorgaanbieder en voor elk DBC-zorgproduct het gedeclareerde bedrag, de prijs, vermeld. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak moet "gelet op de samenhang van de prijs van een DBC-zorgproduct met de andere verzochte gegevens, ook de prijs als een bedrijfs- en fabricagegegeven worden aangemerkt".

Vertrouwelijk
Een bestuursorgaan mag op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) geen bedrijfs- en fabricagegegevens openbaar maken als die vertrouwelijk aan hem zijn meegedeeld. "Gelet op de aard, de omvang en de mate van gedetailleerdheid van de informatie die de zorgaanbieder aan de NZa heeft geleverd en nu daaruit wetenswaardigheden over de afzet van producten kunnen worden afgeleid," is de Afdeling bestuursrechtspraak van oordeel dat deze informatie vertrouwelijk is meegedeeld. Daarom staat de Wob in de weg aan de openbaarmaking van de gevraagde informatie.

Publiek debat
Op dit moment wordt een publiek debat gevoerd over de transparantie van ziekenhuistarieven. Twee zorgverzekeraars en een ziekenhuisgroep hebben onlangs tarieven, overigens uitsluitend tot de hoogte van de maximale eigen bijdrage, openbaar gemaakt. Dit neemt naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak echter niet weg dat het nog steeds gaat om bedrijfs- en fabricagegegevens die vertrouwelijk aan de NZa zijn verstrekt.

DBC en DIS
Zorgaanbieders declareren bij zorgverzekeraars niet per verrichting, maar per Diagnose Behandeling Combinatie (DBC). Een DBC is de declarabele prestatie van de totale ziekenhuisbehandeling, vanaf de diagnose door een zorgverlener tot en met de eventuele behandeling. In de Regeling verplichte aanlevering minimale dataset medisch specialistische zorg (MDS) is de aanlevering van gegevens door zorgaanbieders aan het DBC-Informatiesysteem (DIS) geregeld. Een zorginstelling is verplicht om maandelijks van alle gedeclareerde DBC-zorgproducten en overige zorgproducten per zorgproduct bij het DIS informatie aan te leveren. Het DIS ontvangt en beheert de gegevens en verstrekt gegevens aan publieke organisaties die deze gegevens nodig hebben voor hun wettelijke taken.'



19 december 2016
180 uur werkstraf voor geld verduisterende caissière uit Vaassen

'Partner veroordeeld voor voordeel trekken uit verduisterd geld en drugsbezit
Een 48-jarige vrouw uit Vaassen werd door de rechtbank veroordeeld voor verduistering in dienstbetrekking en het bezitten van cocaïne. Haar partner, een 43-jarige man uit Vaassen, is veroordeeld voor het voordeel trekken uit het door zijn partner verduisterde geld. Ook is hij schuldig bevonden aan het bezitten van cocaïne en MDMA. De vrouw en man kregen allebei een werkstraf van 180 uur opgelegd.

Verduistering en drugsbezit
De vrouw werd er van verdacht dat zij 254.400 euro zou hebben verduisterd bij een supermarkt in Heerde. Zij was hoofdcaissière in deze supermarkt. Ter zitting heeft de officier van justitie gesteld dat slechts bewezen kon worden dat de vrouw een deel van dit geldbedrag had weggenomen. Ook de rechtbank vindt niet bewezen dat dit hele geldbedrag door de vrouw is weggenomen, nu blijkt dat meer personeelsleden toegang tot de kluis en de geldautomaat hadden. De rechtbank stelt vast dat de vrouw over een periode van meerdere jaren in totaal een geldbedrag van ongeveer 45.000 euro heeft weggenomen. Daarnaast is er 3,6 gram cocaïne in haar woning aangetroffen.

Voordeel trekken uit verduisterd geld en drugsbezit
De rechtbank stelt vast dat de man vanaf januari 2013 wist dat zijn vrouw geld wegnam bij de supermarkt. Weliswaar zou hij haar toen gezegd hebben dat ze daarmee moest stoppen, maar de vrouw heeft ook daarna nog geld weggenomen bij de supermarkt. De man en vrouw hadden een gezamenlijke huishouding en door het weggenomen geld hadden zij samen veel meer te besteden. Ook na januari 2013 hebben zij samen uitgaven gedaan. De man had redelijkerwijs moeten vermoeden dat zijn vrouw diverse geldbedragen door verduistering had verkregen. De rechtbank vindt daarom bewezen dat de man vanaf januari 2013 voordeel heeft gehad van het door zijn partner verduisterde geld. Ook heeft de man opzettelijk cocaïne en poeders en pillen met MDMA in bezit gehad.

Schadevergoeding
De filiaalmanager van de supermarkt in Heerde heeft namens de supermarkt om een schadevergoeding verzocht. Voor een goede beoordeling van de vordering moet onderzocht worden welk deel van de schade voor rekening van de man en de vrouw moet komen. Vanwege de aard en de omvang is dat een te grote belasting voor het strafproces. Wel kan de filiaalmanager de vordering indienen bij de civiele rechter om deze daar te laten beoordelen.

Ontneming
Het geld dat de vrouw heeft verduisterd, wordt haar ontnomen. In de zaak tegen de man is de ontnemingsvordering afgewezen.'



19 december 2016
Vrouw veroordeeld voor stalken oud-profvoetballer

'Een 54-jarige vrouw uit ’s-Hertogenbosch is schuldig aan het stalken van een oud-profvoetballer van FC Den Bosch en zijn ouders. De rechtbank Oost-Brabant veroordeelt de vrouw tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden. Ook mag zij de komende 2 jaar geen contact zoeken met haar slachtoffers en moet ze meewerken aan reclasseringstoezicht.

De vrouw stalkte de oud-profvoetballer en zijn ouders van juni 2014 tot en met mei 2015. Ze stuurde hen in die periode veelvuldig brieven, kaarten en voorwerpen. Ook zocht ze contact met hun familieleden en kennissen.

De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat het leven van de slachtoffers lange tijd in behoorlijke mate verstoord werd door de verdachte. Ze is er meerdere keren op gewezen dat zij daarmee moest stoppen. Ze bleek echter niet voor rede vatbaar en zelfs interventies van de politie weerhielden haar er niet van om de familie te blijven lastigvallen. Uit de slachtofferverklaring van de ouders blijkt dat dit een zware wissel trok op hun gezinsleven en veel spanningen veroorzaakte.
De rechtbank oordeelt dat aan de vrouw een strak kader nodig is om herhaling te voorkomen. Daarom legt de rechtbank een voorwaardelijke celstraf op en koppelt daar een aantal bijzondere voorwaarden aan met een proeftijd van 3 jaar. De vrouw moet onder meer meewerken aan een diagnostisch onderzoek en een ambulante behandeling als de reclassering dit nodig vindt. Verder krijgt ze een contactverbod van 2 jaar en mag ze in die periode ook geen wedstrijden bezoeken van de voetballer. De vrouw moet daarnaast een schadevergoeding van in totaal ruim 500 euro betalen aan de ouders.'



19 december 2016
Man uit Groenlo veroordeeld voor ontucht met 15-jarig meisje

'De rechtbank veroordeelde een 47-jarige man uit Groenlo voor ontucht met een 15-jarig meisje. Hij kreeg een gevangenisstraf van 120 dagen - waarvan 118 dagen voorwaardelijk - en een werkstraf van 240 uur opgelegd.

De man heeft zich in de periode 1 juli 2010 tot en met 5 april 2011 in Groenlo schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van toen 15 jaar. Er was sprake van vergaande seksuele handelingen waaronder het binnendringen van haar lichaam.

Bijzondere voorwaarden
Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden gekoppeld. De man moet zich melden bij de reclassering en moet meewerken aan een zedenbehandeling. De onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt verminderd met de tijd die de man al heeft vastgezeten.

Schadevergoeding
Het meisje heeft verzocht om schadevergoeding. De rechtbank bepaalde dat de man een bedrag van 2000,- euro aan het slachtoffer moet betalen.'



19 december 2016
Uitvinder beschuit met inkeping hoeft niet in overleg over afgeven licentie

'De uitvinder (octrooihouder) van de inkeping in beschuit hoeft niet in overleg met Haust over het afgeven van een licentie voor het maken van deze inkeping. Dit heeft de kortgedingrechter vandaag bepaald in het kort geding tussen Haust en de uitvinder. Met de uitvinding kan beschuit makkelijker uit de strakke rolverpakking worden gehaald.

Eerder aanbod afgeslagen
De uitvinder heeft jaren geleden een licentie aangeboden aan Haust, maar Haust heeft dat aanbod toen afgeslagen omdat zij het commercieel niet interessant vond. Concurrenten van Haust hebben - tegen betaling - wel een licentie gekregen. Zij hebben veel geld geïnvesteerd en van de uitvinding een succes gemaakt. Haust wilde jaren later ook een licentie en heeft een gratis licentie aan de uitvinder gevraagd. Die wilde de uitvinder niet geven. Haust is daarna een procedure gestart bij de rechtbank in Den Haag waarin nietig verklaring van de uitvinding (het octrooi) werd gevorderd. De rechtbank Den Haag heeft die vordering afgelopen zomer afgewezen. Toen is Haust deze procedure gestart en nu eist zij van de uitvinder om in overleg te treden over het - tegen betaling - afgeven van een licentie.

Alleenrecht
De kortgedingrechter heeft deze vordering afgewezen, omdat de uitvinder (een privépersoon) het alleenrecht heeft om de uitvinding te (laten) gebruiken. Alleen in uitzonderingsgevallen is het uitoefenen van dit alleenrecht in strijd met het mededingingsrecht. In deze zaak heeft Haust onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van misbruik van een economische machtspositie op de relevante markt voor beschuit. Daarbij heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de Nederlandse relevante markt bestaat uit: in een rol verpakt beschuit met inkeping, in een rol verpakt beschuit zonder inkeping én uit beschuit zonder inkeping verpakt in een plastic doorzichtige, losse zak.

Ook is in het vonnis overwogen dat de inkeping niet absoluut noodzakelijk is en dat er alternatieven zijn om beschuit zonder inkeping uit een strakke rolverpakking te halen.'



12 december 2016
Artikel 7a, eerste lid, Waadi was in strijd met het lex certa-beginsel

'De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 9 december 2016 dat artikel 7a, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) niet de bedoeling van de wetgever weergaf.

De Raad beoordeelt of artikel 7a, eerste lid, van de Waadi – zoals dat luidde ten tijde hier in geding – in overeenstemming is met het lex certa-beginsel, dat onder meer besloten ligt in artikel 5:4, eerste lid, van de Awb en artikel 7, eerste lid, van het EVRM.

Het lex certa-beginsel verlangt van de wetgever dat hij met het oog op de rechtszekerheid op een zo duidelijk mogelijke wijze een verboden gedraging omschrijft. Een burger of onderneming moet kunnen weten ter zake van welke gedragingen hij kan worden gestraft. De wetgever moet soms met een zekere vaagheid, bestaande uit het gebruik van algemene termen, verboden gedragingen omschrijven (ECLI:NL:HR:2000:AA7954 en ECLI:NL:RVS:2010:BL7836). Indien het wettelijk voorschrift een ‘vage norm’ bevat dient bij de beantwoording van de vraag of de rechtsnorm voldoende bepaald is ook de wetsgeschiedenis of, zo nodig, de uitleg die de rechter aan die ‘vage norm’ heeft gegeven in aanmerking te worden genomen (ECLI:NL:XX:2011:BT2901 inzake Het Financieele Dagblad / Nederland en EHRM 25 mei 1993, nr. 14307/88 inzake Kokkinakis / Griekenland). Ook indien zo’n wettelijk voorschrift een kennelijke misslag bevat is het aangewezen om aan de hand van de wetsgeschiedenis te bezien wat de bedoeling van de wetgever met het wettelijk voorschrift is geweest (o.a. ECLI:NL:HR:2005:AT7546 en ECLI:NL:HR:2006:AV1141). Anders dan door appellant betoogd kan – met het oog op de rechtszekerheid - niet in zijn algemeenheid worden aanvaard dat bij de beantwoording van de vraag of aan het lex certa-beginsel is voldaan altijd, naast de wettekst, de wetsgeschiedenis in ogenschouw moet worden genomen.

Artikel 7a, eerste lid, van de Waadi bevatte geen ‘vage norm’. Evenmin was sprake van een kennelijke misslag. Betrokkenen hebben op grond van de eerste zinsnede van die bepaling kunnen menen dat zij artikel 7a, eerste lid, van de Waadi niet overtraden omdat zij ten tijde hier in geding stonden ingeschreven in het handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet. Ook de wetgever is, blijkens artikel XIII van de Verzamelwet SZW 2015 en de MvT bij die bepaling, tot het inzicht gekomen dat artikel 7a, eerste lid, van de Waadi niet de bedoeling van de wetgever weergaf. Dit betekent dat appellant, gelet op artikel 5:4, eerste lid, van de Awb, niet bevoegd was om betrokkenen een boete op te leggen.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.'



12 december 2016
Celstraf en behandeling voor bezit en verspreiden kinderporno

'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 32-jarige man uit Ommel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 7 jaar. De man had kinderporno in bezit en verspreidde dit.

De verdachte verzamelde ruim een jaar lang kinderporno; de politie trof 6.666 foto’s en 749 video’s aan op zijn computers en smartphone. Een deel daarvan verspreidde hij.

De rechtbank legt een zwaardere straf op dan de officier van justitie eiste. De rechtbank oordeelt dat alleen een voorwaardelijke straf de ernst van de delicten onvoldoende tot uitdrukking brengt. Het gaat volgens de rechtbank om schokkende beelden. Buiten kijf staat dat kinderen, als zij op jeugdige leeftijd worden misbruikt, daardoor grote psychische, lichamelijke en emotionele schade kunnen oplopen die hun verdere ontwikkeling ernstig kan schaden. De verdachte heeft de belangen van de slachtoffers grof veronachtzaamd en had slechts aandacht voor zijn eigen seksuele behoefte. Door de foto’s en video’s te downloaden en een aantal daarvan te verspreiden, werkte hij mee aan de instandhouding van deze praktijken en daarmee aan het misbruik en de mishandeling van zeer jonge kinderen in zijn ergste soort. De rechtbank rekent dit hem zwaar aan en daarom is een onvoorwaardelijke celstraf op zijn plaats.

Anderzijds weegt mee dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De delicten worden hem daarom in verminderde mate toegerekend. De reclassering schat de kans op herhaling ‘laag-gemiddeld’ in. De rechtbank kan er echter niet aan voorbij gaan dat de verdachte eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld tot een celstraf en tbs met dwangverpleging en dat hij kort na de beëindiging van zijn tbs weer actief op zoek is gegaan naar kinderporno. De rechtbank verbindt daarom een proeftijd van 7 jaar aan de voorwaardelijke straf. Als bijzondere voorwaarden zitten aan die voorwaardelijke straf onder meer gekoppeld dat de man zich moet laten behandelen bij een ambulante forensische zorginstelling, dat hij voor een korte periode klinisch mag worden opgenomen en begeleid moet gaan wonen. Ook krijgt hij een internetverbod.'



12 december 2016
3 jaar cel voor poging doodslag op ongeboren kind

'Een 30-jarige man die in 2016 in het Duitse Duisburg zijn zwangere vriendin zwaar mishandelde en probeerde hun ongeboren kind van het leven te beroven is veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast legt de rechtbank Midden-Nederland een contactverbod op met de moeder en het inmiddels geboren kindje.

Bedreiging en uitvoering
De man heeft zijn vriendin en hun ongeboren kind meerdere malen met de dood bedreigd. Hij heeft dit daadwerkelijk geprobeerd door zijn vriendin te mishandelen die op dat moment 27 weken zwanger was, zo oordeelt de rechtbank. De vrouw is een aantal keer in haar buik is geschopt. Door dit soort geweld hadden levensbedreigende complicaties kunnen optreden.

Psychisch onderzoek
Er bestaan ernstige zorgen over de psychische ontwikkeling en denkpatronen van de man. De man die illegaal in Nederland verblijft heeft niet meegewerkt aan psychisch onderzoek. De rechtbank ziet daarom, en vanwege de ernst van het feit, geen reden om af te wijken van de strafeis van de officier van justitie.'



12 december 2016
Kampense krijgt 20 jaar cel voor doden zakenman

'In maart 2014 is een 58-jarige man uit Amersfoort door geweld omgekomen in een chalet in Ermelo. Het chalet is daarna in brand gestoken. In november 2016 stonden 4 verdachten terecht in deze zaak. De hoofddader is een 31-jarige vrouw, die toen officieel in Kampen woonde. Zij moet voor het doden van de zakenman en de brandstichting 20 jaar de cel in.

Geen moord maar doodslag, één dader
Twee van de 4 verdachten werden beschuldigd van betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. Zij wezen elkaar aan als dader. Eén van die twee, een 32-jarige vriend van de hoofdverdachte, verklaarde dat hij de hoofdverdachte met een bijl had zien inhakken op het lichaam toen hij het chalet binnenkwam. De hoofdverdachte vertelde juist dat zij op dat moment onderweg was met de auto; bij terugkomst in het chalet, uren later, vond zij het lichaam van het slachtoffer en had de vriend bloedvegen op zijn gezicht.

De rechtbank veroordeelt de vrouw, de bewoonster van het chalet, voor doodslag op het slachtoffer en voor het medeplegen van brandstichting en van een poging tot het wegmaken van het lijk. Haar verhaal, het alternatieve scenario waarbij de mannelijke verdachte als de dader wordt aangewezen, vindt de rechtbank niet aannemelijk. Er zitten te veel gaten en onduidelijkheden in het verhaal van de vrouw en haar verklaringen kloppen niet met objectieve informatie van onder meer telefoon- en mastgegevens. Het verhaal van de man wordt op onderdelen juist wel ondersteund door objectieve gegevens in het dossier.

Voorbedachte raad op het doden van het slachtoffer kan niet worden bewezen. Het gaat dus om doodslag en niet om moord.

Er is geen bewijs voor de aanwezigheid van meerdere daders. De vriend van de hoofdverdachte wordt dus vrijgesproken van betrokkenheid bij het doden van het slachtoffer.

De straffen
De rechtbank veroordeelt de Kampense voor doodslag en voor haar betrokkenheid bij de brandstichting. De bedoeling van de brandstichting was het wegmaken van sporen, waaronder het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank legt de vrouw 20 jaar gevangenisstraf op. Dit is de maximale straf die de rechtbank kan opleggen in dit geval en een lagere straf wil de rechtbank haar niet opleggen. De feiten die deze verdachte heeft gepleegd, zijn daarvoor te ernstig. De wijze waarop verdachte het slachtoffer met een bijl en een mes heeft verwond en gedood, is huiveringwekkend. De rechtbank legt geen TBS op, omdat geen stoornis bij de vrouw kan worden vastgesteld. Zij is dus volledig toerekeningsvatbaar.

De 3 andere verdachten worden veroordeeld voor hun aandeel bij de brandstichting. Voor de vriend van de hoofdverdachte komt daar nog bij een veroordeling voor het wegmaken van sporen. En voor de vriendin van de verdachte komt daar nog bij een veroordeling voor het medeplegen van een poging het slachtoffer te chanteren. De vriend en vriendin zijn beide (licht) verminderd toerekeningsvatbaar; de andere verdachte (broer van de hoofdverdachte), is volledig toerekeningsvatbaar. Deze 3 verdachten krijgen allemaal een gevangenisstraf die langer is dan de tijd die ze tot nu toe vast hebben gezeten. Ze moeten dus weer terug naar de gevangenis. De celstraffen variëren van 12 tot 24 maanden.

De hoofdverdachte heeft een levensdelict gepleegd. Door haar opstelling is onduidelijk waarom zij het leven van het slachtoffer heeft opgeofferd. Dit, en het onwaarachtige relaas van de vrouw over een alternatief scenario, moet de nabestaanden op de proef hebben gesteld.

De hoofdverdachte en de andere verdachten hebben het levensdelict toegedekt. De beslissing om brand te stichten in het chalet waar het slachtoffer al bijna een dag lag, maakt duidelijk hoe ver de verdachten bereid waren te gaan om sporen te wissen. Brandstichting is bijzonder gevaarlijk en risicovol voor de omgeving. Het brandstichtingsplan getuigt bovendien van weinig eerbied voor de stoffelijke resten van het slachtoffer van wie alle verdachten wisten dat hij door gruwelijk geweld om het leven was gebracht. Die wetenschap, en de poging om zijn lichaam aan de vlammen prijs te geven, heeft het leed van de nabestaanden vergroot.

Geen toekenning smartengeld
De nabestaanden krijgen een deel van hun schade vergoed. Het gaat om de kosten rondom de begrafenis, notariskosten, de IPhone van het slachtoffer en reiskosten voor de procedure bij de rechtbank. Er is geen juridische basis voor toekenning van smartengeld aan de nabestaanden. De inkomensschade is te ingewikkeld voor afdoening in het strafproces.'



10 december 2016
Overlast veroorzakende patiënt moet zijn huurwoning verlaten

'Een psychiatrische patiënt die als huurder ernstige overlast veroorzaakte voor zijn medebewoners moet binnen twee weken zijn woning ontruimen en verlaten en zijn sleutels aan de Woningstichting Den Helder afgeven.

De huurder is een psychiatrisch patiënt die onder behandeling staat bij de GGZ. De overlast betrof met name harde muziek, geschreeuw, gegil, gestamp, slaan met deuren, ’s nachts en overdag. Ook werd de tuin verwaarloosd en vermoedelijk was er sprake van illegale bewoning en drugsgebruik met als gevolg af- en aanloop van junks. De sociaal wijkmeester heeft de huurder regelmatig bezocht in verband met overlastmeldingen en er zijn vele sommatiebrieven door Woningstichting Den Helder geschreven. Daarnaast is de politie tientallen malen aan de deur geweest vanwege de veroorzaakte overlast.

Ontbinding huurovereenkomst
De Woningstichting vroeg de rechter de huurovereenkomst te ontbinden en beriep zich op de huurregeling die tussen partijen van toepassing is. Hierin staat dat een huurder zich als een goed huurder dient te gedragen. De huurder is door zijn gedrag zodanig tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde onvermijdelijk zijn geworden. De bewindvoerder voert namens de huurder aan dat de overlast bewezen moet worden. Temeer omdat de klachten vaak van dezelfde personen afkomstig zijn. Daarnaast moet er rekening gehouden worden met de psychiatrische aandoening waar de huurder aan lijdt.

Beslissing rechtbank
De kantonrechter is van oordeel dat de Woningstichting Den Helder concreet en gedetailleerd heeft omschreven waar de overlast uit bestaat. Dit is onderbouwd door het overleggen van een klachtendossier, klachtenformulieren van omwonenden en een sfeerrapportage van de politie en sommatiebrieven. Op de zitting heeft Woningstichting Den Helder onderbouwd dat de overlast nog steeds voortduurt en dat het niet alleen om oudere klachten gaat. De kantonrechter vindt dat de belangen van de huurder zwaarwegend zijn, maar dat de belangen van omwonenden op een rustig en ongestoord woongenot zwaarder te wegen. De kantonrechter laat daarbij zwaar meewegen dat er geregeld sprake is van overlast in de avond en nacht en dat het gedrag van de huurder voor veel onrust zorgt, ook bij kinderen in de buurt.'



10 december 2016
Drugsadres Hulten mag niet voor onbepaalde tijd worden gesloten

'Een pand op een perceel in Hulten waarin in oktober 2016 een grote hoeveelheid amfetaminepillen werd aangetroffen mag niet voor onbepaalde tijd worden gesloten. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bepaalde vandaag dat een dergelijke sluiting te ver gaat, omdat er dan geen sprake meer is van enkel een herstelmaatregel.

Niet proportioneel
In het pand werden in 2011 en 2013 ook al drugs aangetroffen. De burgemeester van Gilze-Rijen, waar Hulten onder valt, wilde het perceel voor onbepaalde tijd sluiten met een minimale duur van 2 jaar. De sluiting van een pand mag echter niet langer duren dan nodig is om de bekendheid als drugsadres teniet te doen, de rust in de omgeving te doen terugkeren of herhaling van ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen. Volgens de rechtbank streeft de burgemeester dit doel voorbij door het pand voor onbepaalde tijd te sluiten. De maatregel is daarom niet proportioneel, aldus de voorzieningenrechter.

Eeuwigdurende sluiting
Daar komt bij dat er in het beleid van de burgemeester geen criteria zijn opgenomen om na 2 jaar in aanmerking te komen voor opheffing van de sluiting. Hierdoor kan volgens de voorzieningenrechter niet worden getoetst of de sluitingsbevoegdheid ‘voor andere doeleinden zal worden benut dan de Opiumwet beoogd’. Ook kan, zonder inspanningen van een eigenaar om een opheffing van de sluiting te bewerkstelligen, sprake zijn van een ‘eeuwigdurende sluiting’.

Het besluit van de burgemeester wordt daarom geschorst. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter: de partijen kunnen – nadat de burgemeester beslist op het bezwaarschrift - nog een bodemprocedure aanspannen.'



10 december 2016
Bouw BioWarmte installatie Utrecht mag doorgaan met strengere norm voor uitstoot

'De bouw van een BioWarmte installatie op de Lage Weide in Utrecht mag doorgaan, maar wel met een strengere norm voor de uitstoot van giftige gassen. Dat heeft de bestuursrechter van de rechtbank Midden-Nederland bepaald.

Omgevingsvergunning
Mobilisation for the Enviroment (MOB) en Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht (SSLU) stapten naar de rechter omdat zij het niet eens waren met de verleende omgevingsvergunning. De rechtbank oordeelt dat Gedeputeerde Staten van Utrecht de vergunning terecht hebben verleend, maar past wel de norm van de uitstoot van dioxinen en furanen (rook- en afvalgassen) aan.

Uitstoot giftige gassen
De BioWarmte installatie voldoet aan alle (milieu)normen qua geur, geluid en luchtkwaliteit. In de vergunning is een grenswaarde van 0,1 nanogram per kubieke meter aan uitstoot van dioxines en furanen opgenomen. Omdat Eneco zegt te kunnen voldoen aan een strengere norm, namelijk een grenswaarde van 0,05 en een streefwaarde van 0,03, heeft de rechtbank de norm gelet op de minimalisatieverplichting voor deze zeer zorgwekkende stoffen vastgesteld op 0,05 nanogram per kubieke meter. '



9 december 2016
Tot 12 jaar cel voor deelname aan criminele organisatie

'De Rotterdamse rechtbank heeft in de zaak ‘Murdoch’ vijf verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 2 jaar tot 12 jaar voor onder andere deelname aan een criminele organisatie, valsheid in geschrifte en witwassen. De zaak ‘Murdoch’ betreft een onderzoek naar een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer van cocaïne.

In de periode van juli 2011 tot januari 2014 is ongeveer 15.000 kilo cocaïne inbeslaggenomen. Die cocaïne werd in containers met fruit vanuit Zuid-Amerika naar Nederland verscheept, al dan niet via de havens van Antwerpen en Rotterdam. De daaraan verdiende gelden zijn door sommige verdachten witgewassen. In deze zaak stonden in totaal negen personen terecht. De leider van de organisatie is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar.'



9 december 2016
Arnhemmer veroordeeld voor schennispleging

'De rechtbank veroordeelde een 42-jarige man uit Arnhem voor schennis van de eerbaarheid. Hij kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een werkstraf van 60 uur.

De man had meerdere malen naakt voor het raam gestaan en op het dak van zijn bovenwoning in het centrum van Arnhem gelopen. Daarbij toonde hij zijn geslachtsdeel en kon bovendien worden gezien door winkelend publiek. Nadat de man naar een andere woning was verhuisd had hij daar masturberend voor het raam gestaan. De rechtbank nam het de man vooral kwalijk dat hij het risico nam dat kinderen hem zagen. De man, die al eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, moet zich verder aan de aanwijzingen van de reclassering houden en zich laten begeleiden voor zijn drang tot schennispleging.'



9 december 2016
Vergunning De Karseboom Amersfoort opnieuw onder de loep

'De burgemeester van Amersfoort moet inzichtelijk maken hoe hij de belangen van omwonenden heeft meegewogen, toen hij een horecavergunning verstrekte voor horecagelegenheid De Karseboom aan de Lavendelstraat. Dat heeft de bestuursrechter van de rechtbank Midden-Nederland in een tussenuitspraak beslist. De rechter vindt dat de burgemeester beter moet uitleggen waarom de woon- en leefsituatie van omwonenden niet nadelig wordt beïnvloed door de horecagelegenheid.

Vergunning
De Karseboom is sinds november 2015 gevestigd aan de Lavendelstraat. Bezwaren van de omwonenden tegen de verleende vergunning werden door de burgemeester afgewezen, waarna zij in beroep gingen bij de bestuursrechter. Zij willen dat de vergunning wordt geweigerd, of dat er een vergunning komt met aangepaste openingstijden.

Belangen omwonenden
De rechter heeft hierover nu nog geen einduitspraak gedaan. De rechter geeft de burgemeester de gelegenheid om inzichtelijk te maken hoe hij de belangen van omwonenden heeft afgewogen tegen de belangen van De Karseboom. Dat is nu onvoldoende gebeurd. De burgemeester moet ingaan op aspecten van geluidsoverlast, vervuiling en verkeers- en parkeerdruk. Daarnaast moet de burgemeester ingaan op het gestegen aantal overlastmeldingen sinds de opening van het bedrijf. Volgens de burgemeester zijn die overlastmeldingen niet één op één terug te leiden naar De Karseboom, maar de rechter stelt vast dat niet is onderbouwd waarop die stelling is gebaseerd.

Einduitspraak
De burgemeester kan nu met een aanvullende motivering komen, of een compleet nieuwe beslissing nemen over de bezwaren van de omwonenden. De burgemeester moet binnen twee weken aan de rechtbank laten weten of hij dat wil doen en krijgt dan zes weken de tijd om te reageren. Als de burgemeester reageert, krijgen vervolgens de eisers vier weken de tijd om te reageren. Daarna doet de rechter in de regel zonder een nieuwe zitting einduitspraak.'



9 december 2016
Zutphense veroordeeld voor groepsbelediging

'De politierechter heeft een 72-jarige vrouw uit Zutphen veroordeeld voor groepsbelediging. Zij kreeg hiervoor een geldboete van 500 euro, waarvan 200 euro voorwaardelijk.

Op 26 maart 2016 sprak de vrouw het slachtoffer, een moslima die met een hoofddoek op in een bushokje zat te wachten – aan op het feit dat zij dit hoofddeksel droeg. De Zutphense bracht dit in verband met het geloof van het slachtoffer en de aanslagen die door IS zijn gepleegd. Enkele dagen eerder vonden de aanslagen in Brussel plaats. De Zupthense zou bovendien grijpende bewegingen naar de hoofddoek van het slachtoffer hebben gemaakt. Een omstander die tussen beiden kwam, voorkwam dat het uitliep tot een handgemeen. Het slachtoffer heeft zelf opnamen gemaakt en heeft deze op internet gezet, waarop het filmpje viraal ging. Dat filmpje heeft ervoor gezorgd dat de Zutphense nogal wat bedreigingen aan haar adres heeft ontvangen.

Mishandeling niet bewezen
De politierechter vond de tenlastegelegde mishandeling niet bewezen. Wel nam hij het de Zutphense kwalijk dat zij haar pijlen had gericht op de moslima als voorbeeld op een hele groep moslims en die in verband bracht met de door terroristen gepleegde aanslagen. Volgens de politierechter is dit beledigend nu het grootste deel van de moslims die aanslagen ook ten zeerste veroordeelt en er bovendien bij die aanslagen regelmatig veel slachtoffers onder moslims te betreuren zijn.

Schadevergoeding
Discriminatie met woorden kan ook pijn doen. De politierechter gaf aan dat dit gedrag van de Zutphense niet te accepteren valt binnen het gewone maatschappelijke debat. Zij moet daarom een schadevergoeding van 350 euro aan het slachtoffer betalen. '



9 december 2016
Wilders schuldig aan groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie

'Geert Wilders, partijleider van de Partij voor de Vrijheid (PVV), is door de rechtbank Den Haag voor zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraken op 19 maart 2014 veroordeeld voor groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie.

Het begrip ‘Marokkanen’ valt onder het begrip ‘ras’ in de zin van de strafwet
De juridische betekenis van de term ‘ras’ is veel ruimer dan de betekenis die dit begrip in het Nederlands spraakgebruik en de wetenschap normaal heeft. Gekeken moet worden naar het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (IVUR). Daarin wordt onder “rassendiscriminatie” verstaan elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ‘ras’, ‘huidskleur’, ‘afkomst’ of ‘nationale of etnische afstamming’.

De heer Wilders heeft op 19 maart 2014 een groep landgenoten op een voor iedereen heldere en duidelijke wijze geïdentificeerd door te verwijzen naar hun gemeenschappelijke afkomst. Hij heeft de nationaliteit gebruikt als etnische aanduiding. Daarmee verwijst de gebruikte term ‘Marokkanen’ naar de in het IVUR opgenomen kenmerken ‘afkomst’, ‘nationale afstamming’ en ‘etnische afstamming’ en is dus sprake van ‘ras’ in de zin van de strafwet.

De Marokkanen zijn als groep beledigd op 19 maart 2014
Op 19 maart 2014 heeft de heer Wilders aan zijn publiek gevraagd “willen jullie in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen?”. In antwoord hierop werd door het publiek, dat vooraf was geïnstrueerd, meermalen ‘minder’ gescandeerd. De heer Wilders heeft daarmee een hele bevolkingsgroep apart gezet, zonder daarbij enig onderscheid te maken. Deze groep mag minder aanspraak maken op verblijf in Nederland. Daarmee wordt deze groep collectief in haar eigenwaarde aangetast. Dat is beledigend voor de hele groep.

De heer Wilders sprak zijn aanhang toe en iedereen die hij via de tv kon bereiken. Hij stelde zijn vragen op een opruiende, opzwepende manier en dat leverde een eenduidige daadkrachtige conclusie op die direct via de tv in de huiskamers kwam. Dat hij naderhand zei dat hij niet alle Marokkanen bedoelde maakt de boodschap niet minder beledigend. Die was al luid en duidelijk doorgekomen. Hiermee werd geen bijdrage geleverd aan enig publiek debat.

De heer Wilders kan geen beroep doen op het recht op vrijheid van meningsuiting zoals dat is neergelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Dit verdrag staat namelijk in dit geval toe dat de vrijheid van meningsuiting wordt beperkt.

Wilders heeft ook aangezet tot discriminatie
Met de uitlatingen op 19 maart 2014 is een onderscheid gemaakt tussen de Marokkaanse bevolkingsgroep en andere bevolkingsgroepen in Nederland. Mede gezien het opruiende karakter van de manier van uitlaten, worden anderen hiermee aangezet tot discriminatie van personen met een Marokkaanse afkomst.

Vrijspraak
Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor groepsbelediging en aanzetten tot haat en discriminatie op 12 maart 2014. Op die datum lijkt sprake van een uitspraak die op dat moment uit de lucht kwam vallen en niet zo goed doordacht was als op 19 maart 2014. De heer Wilders wordt ook vrijgesproken van het aanzetten tot haat op 19 maart 2014. Ook daarvoor bevat het dossier onvoldoende bewijs

Wilders veroordeeld zonder oplegging van straf
De belangrijkste vraag in dit proces is of de heer Wilders een grens over is gegaan. Die vraag is in dit vonnis beantwoord. Daarmee vindt de rechtbank dat voldoende recht is gedaan. Hij krijgt daarom geen straf.

De benadeelde partijen krijgen geen schadevergoeding
De benadeelde partijen hebben als persoon of groep van personen geen rechtstreekse schade geleden. De heer Wilders heeft hen namelijk niet persoonlijk of specifiek aangesproken. Daarom worden zij niet-ontvankelijk verklaard.'



8 december 2016
Gerechtshof veroordeelt vier verdachten in zgn. Stoeptegelzaak tot hogere straffen

'Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft vandaag in hoger beroep uitspraak gedaan in de strafzaken tegen vier verdachten van betrokkenheid bij zgn. snelkraken in supermarkten en tankstations.

Aan de verdachten was het lidmaatschap van een criminele organisatie, een aanzienlijke hoeveelheid snelkraken dan wel medeplichtigheid daaraan, alsook heling van twee auto’s ten laste gelegd. Bij de snelkraken werden met stoeptegels de ruiten van de betreffende panden ingegooid en werden met een moker of ander slagvoorwerp kasten met rookwaren vernield. Hierbij werd in alle gevallen forse schade aangericht. De buitgemaakte sigaretten werden in dekbedovertrekken meegevoerd in specifiek voor dat doel verworven zeer snelle auto’s, waarmee men de politie tijdens achtervolgingen doorgaans te snel af was. Bij de achtervolgingen werden snelheden van boven de 200 km/u en in een enkel geval zelfs 260 km/u behaald. De kraken zelf, alle gepleegd in het holst van de nacht, namen telkens niet meer dan vier tot tien minuten in beslag. In een enkel geval werden toevallige getuigen gedreigd met geweld.

De verdachten hebben over deze feiten en hun betrokkenheid daarbij geen verklaring willen afleggen en/of die feiten stellig ontkend.

Het hoger beroep
Het gerechtshof heeft tegen ieder van de verdachten de criminele organisatie bewezen geacht, evenals de aan hen ten laste gelegde snelkraken. Een van de verdachten is veelal faciliterend bezig geweest onder andere door te zorgen voor het afzetten en te gelde maken van de gestolen rookwaar. Het gerechtshof komt voor de kraken waar hij zelf niet bij aanwezig was tot bewijs van medeplichtigheid aan de snelkraken.

Elk van de verdachten is veroordeeld tot een hogere straf dan door de rechtbank werd opgelegd en in hoger beroep door de advocaat-generaal werd geëist. Het gerechtshof wijst daarbij op de ernst van de feiten, de maatschappelijke onrust die de feiten teweeg hebben gebracht en op het feit dat de groep op zeer professionele, geraffineerde en berekenende wijze te werk is gegaan. De groep schroomde niet om meermalen bij hetzelfde bedrijf in te breken. Dit had in een enkel geval zelfs tot gevolg dat de verzekering de dekking tegen diefstal dreigde te beëindigen en de aangever daarom overwoog om te stoppen met het runnen van zijn bedrijf, met alle gevolgen van dien voor zichzelf en zijn werknemers.

Dit zijn zeer ernstige feiten, die een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. Kennelijk stond bij deze verdachten financieel gewin voorop. Zij hebben zich niet bekommerd om de maatschappelijke gevolgen. De door het gerechtshof opgelegde gevangenisstraffen zijn één keer vijf jaar, twee keer 4,5 jaar en ten aanzien van de (grotendeels) medeplichtige 36 maanden waarvan 16 maanden voorwaardelijk. De vorderingen van een aanzienlijk aantal benadeelden werden toegewezen. Ook werd tegen ieder van de verdachten een ontnemingsvordering toegewezen, waardoor hen het verkregen financieel voordeel wordt afgenomen.'



8 december 2016
Pegida mocht logo met hakenkruis tonen

'De voorman van Pegida mocht tijdens een demonstratie in Amsterdam op 27 februari 2016 wel het hakenkruis als onderdeel van het logo van Pegida tonen. Dat heeft de kantonrechter bepaald.

Het logo van Pegida toont een hakenkruis dat, samen met andere symbolen, in een prullenbak wordt gegooid.

De Amsterdamse burgemeester had hem vooraf als voorschrift gesteld dat het hakenkruis op geen enkele wijze getoond mocht worden, maar dat voorschrift was in dit geval niet rechtsgeldig omdat dit de inhoud raakt van hetgeen Pegida wil betogen.

De voorman wordt daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.

De kantonrechter oordeelt dat de burgemeester een dergelijk voorschrift (dat een inperking vormt van het grondrecht van vergadering en betoging) alleen mag geven als dit de inhoud van hetgeen betoogd wordt niet raakt en ter voorkoming van wanordelijkheden. De kans daarop was minimaal.'



8 december 2016
12 maanden cel voor bedrijfsinbraak en bedreigingen

'Een 53-jarige man die in Mijdrecht een bedrijfsinbraak en vernielingen pleegde bij zijn voormalig werkgever is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Ook is de man veroordeeld voor het bedreigen met zware mishandeling en brandstichting van zijn voormalig werkgever en diens familie.

Ernstige vernielingen
Bij de bedrijfsinbraak heeft verdachte ernstige vernielingen aangericht. Zo gooide de man onder andere zoutzuur en thinner over meubelstukken en machines. Ook sneed hij de V-snaar van een camper door. Door deze vernielingen vreesde zijn voormalig werkgever en diens familie dat hij zijn bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren.

Aanpassingsstoornis
De man werd in 2013 ontslagen. Uit rapportages is gebleken dat de man een aanpassingsstoornis heeft en mogelijk autisme. Door zijn starre houding, gebrek aan sociaal gevoel en zijn hypersensitiviteit heeft hij het ontslag onvoldoende kunnen verwerken. De rechtbank vindt hem, in navolging van de rapportages, verminderd toerekeningsvatbaar.

De rechtbank legt geen tbs met dwangverpleging op, zoals wel was geëist. De rechtbank is het met de deskundigen eens dat de man gebaat is bij intensieve behandeling met strikte voorwaarden. Hij moet die behandeling ondergaan en mag geen contact opnemen met zijn voormalig werkgever en diens familie. Ook mag hij niet in de buurt van het bedrijf en hun woonhuizen komen, en komt hij onder elektronisch toezicht te staan.'



8 december 2016
Vrijspraak van misbruik door gezag voor twee politiemensen

'Twee politiemensen (55 en 52 jaar) die werden verdacht van ‘misbruik van gezag’ zijn vandaag door de rechtbank vrijgesproken. Beide verdachten werden vervolgd omdat zij op 12 juni 2010 in het cellencomplex van het politiebureau in Venlo tegen de wil van een arrestante DNA van haar hadden afgenomen.

Feiten
De vrouw werd die dag in Venlo aangehouden en overgebracht naar het politiebureau omdat zij geen gehoor had gegeven aan een bevel van justitie om DNA af te staan. Toen zij weigerde om mee te werken en zich hevig verzette, is zij met dwang onder controle gebracht en is haar DNA alsnog afgenomen. Die werkwijze is in strijd met de regels waaraan de politie zich bij de afname van DNA moet houden. Zo mogen politiefunctionarissen alleen zelf DNA afnemen als iemand daarmee instemt. Wanneer die instemming er niet is, moet er een arts of verpleegkundige aan te pas komen.

Geen opzet
De rechtbank heeft vandaag geoordeeld dat verdachten weliswaar de regels niet hebben nageleefd, maar dat zij niet met opzet hun bevoegdheid te buiten zijn gegaan. Uit de verklaringen die zij hebben afgelegd, blijkt dat beiden ervan waren overtuigd dat zij volgens het boekje handelden. In zo’n geval kan niet worden gesproken van misbruik van gezag en volgt vrijspraak. De uitspraak van de rechtbank is gelijk aan de eis van de officier van justitie die om vrijspraak voor beide verdachten had gevraagd.

Tijdsverloop
Opvallend aan deze zaak is dat tussen de gebeurtenissen in 2010 en de rechtszaak ruim zes jaar zijn verstreken. Dat komt omdat de vrouw pas in 2012 aangifte tegen de politie deed. Het openbaar ministerie besloot toen echter om niet te vervolgen. Die beslissing is via een klachtprocedure bij het gerechtshof aangevochten, waarna het hof medio 2014 het bevel gaf dat alsnog vervolging moest plaatsvinden.'



8 december 2016
Mannen vrijgesproken van moord, wel veroordeeld voor brandstichting en drugsbezit

'Een 38-jarige man uit Utrecht en een 50-jarige man uit Amsterdam zijn vrijgesproken van de moord op een garagehouder uit Valkenswaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft de 38-jarige man wel veroordeeld voor het bezit van 15.000 xtc-pillen en de ander voor brandstichting. Ze krijgen hiervoor respectievelijk 20 maanden en 1 jaar gevangenisstraf.

In december 2014 werd een garagehouder in zijn bedrijf in Valkenswaard doodgeschoten. Volgens het Openbaar Ministerie is de 50-jarige verdachte de schutter en was de 38-jarige verdachte ook betrokken bij de moord.
De fatale schietpartij is door een beveiligingscamera vastgelegd, maar de schutter is hierop niet te herkennen. Ook zijn er geen getuigen die de schutter en/of de auto hebben gezien waarin hij zich verplaatste. De rechtbank kan daarom niet anders dan oordelen dat er onvoldoende bewijs is dat één van deze mannen het slachtoffer heeft doodgeschoten. De rechtbank gaat er wel vanuit dat de mannen op enige wijze betrokken zijn bij de moord, maar dat is niet op die manier ten laste gelegd. Uit de bewijzen blijkt namelijk dat zij zogenaamde voorverkenningen hebben uitgevoerd. Ook is de oudste verdachte in contact geweest met de gebruikte kogelpatronen (zijn DNA werd hierop aangetroffen) en heeft hij ruim 2 weken na de moord de vluchtauto in brand gestoken.

Xtc-bezit en brandstichting
De rechtbank acht dus wel bewezen dat de 50-jarige man in januari de vluchtauto van de schutter in brand stak en veroordeelt hem daarvoor. De 38-jarige verdachte werd veroordeeld voor het bezit van ongeveer 15.000 xtc-pillen die de politie aantrof bij zijn aanhouding in november vorig jaar.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf meegewogen dat de uitgebrande auto als vluchtauto is gebruikt bij de moord in Valkenswaard. De rechtbank beschouwt de brandstichting als een poging om sporen uit te wissen die tot de schutter konden leiden. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.'



7 december 2016
Verkoop park Vliegbasis Soesterberg aan Utrechts Landschap mag doorgaan

'De provincie Utrecht mag de onderhandeling met het Utrechts Landschap over de verkoop van park Vliegbasis Soesterberg starten. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland bepaald. Twee particulieren spanden een kort geding aan omdat zij vinden dat de onderhandeling niet exclusief met het Utrechts Landschap mag plaatsvinden, maar dat deze locatie openbaar aangeboden moet worden.

Oude afspraken
In 2011 is de provincie een overeenkomst met het Utrechts Landschap aangegaan waarin over de overdracht van de eigendom aan het Utrechts Landschap wordt gesproken. Ook bij de vaststelling van latere bestemmingsplannen is er van uitgegaan dat het Utrechts Landschap eigenaar zou worden.

Doorverkoop van natuurgrond
In 2014 is het beleid van de provincie veranderd. De rechter stelt vast dat het uitgangspunt in de eigen regels van de provincie nu is, dat bij doorverkoop van grond een openbare verkoop of aanbesteding plaatsvindt. Uitzonderingen zijn echter mogelijk en in dit geval mocht de provincie een uitzondering maken, oordeelt de rechter. Dit omdat er al heel lang sprake is van een intentie en toegezegde overdracht van het park aan het Utrechts Landschap. Omdat het gaat om oude afspraken moest de provincie op grond van haar beleid wel eerst advies vragen. Dat heeft zij gedaan en de voorgenomen onderhandelingen zijn daarmee in overeenstemming.

Schade
De rechter woog ook mee dat in dit kort geding niet duidelijk is geworden welke schade de eisers zouden leiden als de provincie de verkoop aan het Utrechts Landschap doorzet en wat hun belang is bij een verbod op de onderhandelingen.'



7 december 2016
9 jaar cel voor doodslag

'Het hof Amsterdam heeft vandaag een 56-jarige vrouw en een 71-jarige man uit Almere veroordeeld tot gevangenisstraffen van 9 jaar voor de doodslag op een man op 13 juni 2011. De rechtbank legde de vrouw eerder 10 jaar gevangenisstraf op. Aan de man werd 3 jaar opgelegd wegens medeplichtigheid aan dit feit.

Lichaam aangetroffen in Weespertrekvaart
Het lichaam van het 45-jarige slachtoffer werd op 17 juni 2011 aangetroffen in de Weespertrekvaart te Diemen. Bij sectie werden ernstig letsel aan de hals en twee breuken in de ribben aangetroffen. Dat letsel moet ongeveer een uur voor het overlijden zijn ontstaan. Genoemde man en vrouw bleken de laatsten te zijn die het slachtoffer in leven hadden gezien. Zij hebben op 13 juni 2011 langdurig met het slachtoffer in de auto van de man rondgereden, maar ontkenden hem het letsel te hebben toegebracht. Zij erkenden wel dat zij hem in het water hadden achtergelaten. Het slachtoffer was de broer van de ex-vriend van de vrouw.

Slachtoffer overleden aan letsel of door verdrinking
Het hof heeft op grond van de bevindingen van de forensisch pathologen geconcludeerd dat het slachtoffer is overleden als gevolg van óf het bij hem geconstateerde letsel, óf verdrinking. Het slachtoffer mankeerde nog niets toen hij op 13 juni 2011 uit Almere met de man en vrouw vertrok.
Getuigen zagen die avond rond 23 uur dat een vrouw iets zwaars, dat half in of boven het water van de Weespertrekvaart hing, vasthield en daarna losliet. Zij zagen op die plaats ook een man en een auto.
Het hof heeft vastgesteld dat dit zware object het lichaam van het slachtoffer is geweest en dat hij op dat moment reeds was overleden, of enkele minuten daarna verdronken moet zijn. Ook is vastgesteld dat het de verdachten waren die de getuigen daar toen hebben gezien.

Medeplegen
Volgens het hof wijzen al deze feiten en omstandigheden er zo op dat de man en de vrouw het slachtoffer samen hebben gedood dat dit feit bewezen kan worden, tenzij zij een redelijke verklaring konden bieden waaruit een andere toedracht zou blijken. Dat is niet gebeurd.

Verdachten beiden volledig toerekeningsvatbaar
Het hof acht beide verdachten strafbaar. Zij lijden beiden aan zekere verstandelijke beperkingen. Het hof vindt dat er geen reden is om aan te nemen dat zij verminderd toerekeningsvatbaar zijn. '



7 december 2016
Opnieuw 12 jaar gevangenisstraf voor gewapende overval restaurant

'Een 26-jarige man is vandaag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. Hij stond in hoger beroep terecht voor het medeplegen van een gewapende overval op restaurant De Visserman in Callantsoog op 20 oktober 2009, waarbij de eigenaar is overleden. Het Amsterdamse hof acht dit feit bewezen. Het hof acht niet bewezen dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft gedood en heeft hem vrijgesproken van doodslag. Het hof vindt dat wel sprake is van dood door schuld. De twee mededaders zijn onbekend gebleven en dus nooit veroordeeld.
De rechtbank veroordeelde de verdachte eerder ook tot 12 jaar gevangenisstraf.

Geen opzet maar schuld
De rechtbank vond wel bewezen dat de verdachte de restauranteigenaar opzettelijk had gedood. In hoger beroep heeft de verdachte voor het eerst verklaard over de overval.
Hij heeft de overval gepleegd met een bekende en een onbekende mededader. De verdachte droeg een ongeladen pistool, zijn kennis had een mes en de onbekende had een geweer. Tijdens de overval heeft de verdachte het geweer van de onbekende mededader gepakt. Hij was in de veronderstelling dat dit ongeladen was, net als zijn eigen pistool. Hij is met het geweer in zijn handen ter hoogte van het hoofd van het slachtoffer in diens richting gedraaid. Daarna is een schot afgegaan, ten gevolge waarvan de restaurant eigenaar is overleden. Het hof acht niet bewezen dat de verdachte wist dat het een geladen wapen betrof.

12 jaar gevangenisstraf
Ondanks het feit dat het hof niet bewezen acht dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft gedood, is toch dezelfde straf opgelegd als de rechtbank heeft gedaan.
Hierbij speelt een belangrijke rol dat het medeplegen van een gewapende overval met de dood als gevolg eveneens bewezen is verklaard. Het hof tilt zwaar aan de omstandigheden waarin het feit is gepleegd en aan de ingrijpende gevolgen hiervan voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Ernst van het feit
De verdachte en zijn mededaders hebben werknemers van het restaurant, de dochter en het jonge zoontje van de eigenaar bedreigd met een mes en vuurwapens. Geldzucht was hun enige doel. Zij vonden dat er te weinig geld in het restaurant lag en hebben hun rooftocht vervolgd naar het kantoortje. Daar zat de eigenaar de dagopbrengst te tellen. Het is aan de schuld van de verdachte te wijten dat daar het fatale schot is afgegaan en de eigenaar door zijn hoofd is geschoten, als gevolg waarvan hij is overleden. De verdachte heeft daarmee het leven ontnomen van een geheel weerloos en onschuldig slachtoffer.

Ingrijpende gevolgen nabestaanden
De overval en de gevolgen daarvan beïnvloeden na zoveel jaren het leven van de nabestaanden nog zeer ingrijpend. De verdachte heeft hen 7 jaar in het ongewisse gelaten over de toedracht van de dood van hun vader. Pas in de fase van het hoger beroep heeft hij voor een gedeelte openheid van zaken gegeven. De verdachte wilde niet verklaren wie de mededaders waren, zodat de nabestaanden daarover nog altijd in onzekerheid en onwetendheid moeten leven.'



7 december 2016
Celstraf voor reeks misdrijven in Valkenswaard

'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 39-jarige man uit Venlo veroordeeld tot 1 jaar celstraf. De man bedreigde 2 mensen in Valkenswaard, had 2 vuurwapens met munitie en cocaïne in bezit en maakte zich schuldig aan vernieling.

De politie ontving van december 2012 tot en met maart 2015 diverse meldingen dat de verdachte verschillende ondernemers in Valkenswaard zou hebben afgeperst, bedreigd en opgelicht. De verdachte zou een van hen gedwongen hebben geld, frisdrank, alcohol en sigaretten af te geven. Enkele andere ondernemers zouden hem producten of diensten hebben geleverd, waarvoor zij nooit betaald zouden hebben gekregen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor een deel van de feiten. De rechtbank veroordeelt de verdachte voor bedreiging van een ondernemer in december 2013. De ondernemer had naar eigen zeggen geld tegoed van de verdachte en nam daarover telefonisch contact met hem op. De verdachte heeft hem toen gedreigd kapot te schieten. In april 2015 dreigde hij een andere ondernemer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. In oktober 2014 vond de politie onder andere 2 pistolen en bijna 100 gram cocaïne in zakjes, met daarop DNA van de verdachte. Ook veroordeelt de rechtbank de man voor vernielingen in zijn toenmalige huurwoning en het weghalen van een airco, lampen en terrasverwarming uit die woning.

Vrijspraak
De rechtbank heeft in het vonnis benadrukt dat niet elke vorm van onwenselijk gedrag door de wetgever ook strafbaar wordt gesteld. De rechtbank is verder gebonden aan de feiten die de officier van justitie op de dagvaarding plaatst. Het was in een zaak als deze beter geweest als de officier van justitie aan de rechtbank in de dagvaarding meer keuzemogelijkheden had gegeven. De rechtbank heeft verdachte nu vrijgesproken van verduistering van goederen en geld van meerdere personen, omdat kortweg juridisch geen sprake is van verduistering. Ook komt de rechtbank niet tot een veroordeling voor flessentrekkerij en afpersing van ongeveer 400.000 euro van de eigenaar van een supermarkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van deze eigenaar wisselend waren. Ook vonden de verklaringen, in tegenstelling tot wat de eigenaar verklaarde, geen bevestiging in berichten in zijn telefoon.
Bij de bepaling van de straf houdt de rechtbank er onder meer rekening mee dat vuurwapenbezit maatschappelijk onaanvaardbaar is vanwege de grote dreiging en schade die het gebruik ervan kunnen veroorzaken. Bedreigingen zorgen verder voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij. Daarnaast weegt mee dat het gebruik van cocaïne gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Ook weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.

Geen ontneming
Volgens de officier van justitie verdiende de man met de tenlastegelegde afpersing, oplichting en flessentrekkerij een bedrag van ruim 520.000 euro. Omdat de verdachte deels is vrijgesproken, kan volgens de rechtbank niet worden vastgesteld dat hij dat geld met de feiten heeft verdiend.'



Bron: www.rechtspraak.nl.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl