Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing



HOOFDSTUK I

Artikel 1

Er wordt een Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (hierna te noemen: „het Comité”) ingesteld. Het Comité onderzoekt, door middel van bezoeken, de behandeling van personen die van hun vrijheid zijn beroofd, ten einde de bescherming van deze personen tegen foltering en onmenselijke of vernederende behandeling, indien noodzakelijk, te versterken.



Artikel 2

Elke Partij laat, in overeenstemming met dit Verdrag, bezoeken toe aan elke plaats binnen haar rechtsmacht waar personen van hun vrijheid zijn beroofd door een overheidsinstantie.



Artikel 3

Bij de toepassing van dit Verdrag werken het Comité en de bevoegde nationale instanties van de betrokken Partij met elkaar samen.



HOOFDSTUK II

Artikel 4

1. Het Comité bestaat uit een aantal leden dat gelijk is aan het aantal Partijen.

2. De leden van het Comité worden gekozen uit personen van hoogstaand zedelijk karakter bekend wegens hun bekwaamheid op het gebied van de rechten van de mens of met beroepservaring op de gebieden vallende onder dit Verdrag.

3. Geen twee leden van het Comité mogen onderdaan zijn van dezelfde Staat.

4. De leden treden op in hun persoonlijke hoedanigheid, zijn onafhankelijk en onpartijdig en zijn beschikbaar om het Comité doeltreffend van dienst te zijn.



Artikel 5

1.De leden van het Comité worden bij absolute meerderheid van stemmen gekozen door het Comité van Ministers van de Raad van Europa uit een lijst met namen opgesteld door het Bureau van de Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa; elke nationale afvaardiging van de Partijen in de Raadgevende Vergadering draagt drie kandidaten voor, van wie er ten minste twee haar nationaliteit dienen te bezitten. Bij verkiezing van een lid van het Comité voor een niet-Lidstaat van de Raad van Europa, verzoekt het Bureau van de Raadgevende Vergadering het parlement van die Staat drie kandidaten voor te dragen, van wie er ten minste twee zijn nationaliteit dienen te bezitten. De verkiezing door het Comité van Ministers vindt plaats na overleg met de betrokken Partij.

2.Dezelfde procedure wordt gevolgd bij het vervullen van tussentijdse vacatures.

3.De leden van het Comité worden gekozen voor een periode van vier jaar. Zij kunnen tweemaal worden herkozen. Van de leden die bij de eerste verkiezing zijn gekozen, loopt de ambtstermijn van drie leden echter na twee jaar af. De leden wier ambtstermijn na de beginperiode van twee jaar afloopt, worden bij loting aangewezen door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa onmiddellijk nadat de eerste verkiezing heeft plaatsgevonden.

4.Teneinde te bewerkstelligen dat, voor zover mogelijk, de helft van de leden van het Comité om de twee jaar wordt vervangen, kan het Comité van Ministers, alvorens tot een volgende verkiezing over te gaan, besluiten dat de ambtstermijn van een of meerdere te kiezen leden een andere zal zijn dan vier jaar, doch ten hoogste zes jaar en ten minste twee jaar.

5.In gevallen waarin meer dan een lid moet worden gekozen en het Comité van Ministers het voorgaande lid toepast, geschiedt de toedeling van de zittingstermijnen door middel van loting door de Secretaris- Generaal, zulks onmiddellijk na de verkiezing.



Artikel 6

1. Het Comité komt achter gesloten deuren bijeen. Het quorum wordt gevormd door de meerderheid van zijn leden. De besluiten van het Comité worden genomen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 10, tweede lid.

2. Het Comité stelt zijn eigen reglement van orde op.

3. Het Secretariaat van het Comité wordt geleverd door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.



HOOFDSTUK III

Artikel 7

1.Het Comité regelt bezoeken aan de in artikel 2 bedoelde plaatsen. Behalve periodieke bezoeken kan het Comité ook andere bezoeken regelen die het onder de omstandigheden vereist lijken.

2.Als algemene regel worden deze bezoeken door ten minste twee leden van het Comité afgelegd. Het Comité kan, indien het zulks noodzakelijk acht, zich laten bijstaan door deskundigen en tolken.



Artikel 8

1. Het Comité stelt de Regering van de betrokken Partij in kennis van haar voornemen een bezoek af te leggen. Na deze kennisgeving mag zij op elk tijdstip de in artikel 2 bedoelde plaatsen bezoeken.

2. Een Partij verstrekt het Comité de volgende faciliteiten om zijn taak te vervullen:
a. toegang tot haar grondgebied en het recht om zonder beperking te reizen;
b. volledige inlichtingen omtrent de plaatsen waar personen die van hun vrijheid zijn beroofd, vast worden gehouden;
c. onbeperkte toegang tot elke plaats waar personen vast worden gehouden, met inbegrip van het recht van onbelemmerde bewegingsvrijheid binnen deze plaatsen;
d. andere inlichtingen waarover de Partij beschikt en die noodzakelijk zijn voor het Comité om zijn taak te vervullen. Bij het inwinnen van deze inlichtingen dient het Comité de van toepassing zijnde voorschriften van het nationale recht en de beroepsethiek in acht te nemen.

3. Het Comité mag personen die van hun vrijheid zijn beroofd, ondervragen zonder getuige.

4. Het Comité mag vrijelijk in contact treden met ieder die naar zijn mening van belang zijnde inlichtingen kan verstrekken.

5. Zo nodig kan het Comité onmiddellijk zijn bevindingen aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Partij mededelen.



Artikel 9

1. In buitengewone omstandigheden kunnen de bevoegde autoriteiten van de betrokken Partij bij het Comité bezwaar maken tegen de door het Comité voorgestelde tijd of bepaalde plaats. Dit bezwaar kan uitsluitend worden gemaakt op grond van de nationale verdediging, de openbare veiligheid, ernstige ongeregeldheden in de plaatsen waar personen van hun vrijheid zijn beroofd, de medische toestand van een persoon of het feit dat er een dringend noodzakelijke ondervraging in verband met een ernstig misdrijf plaatsvindt.

2. Na het indienen van dergelijke bezwaren plegen het Comité en de Partij onmiddellijk overleg ten einde de situatie te verduidelijken en te trachten overeenstemming te bereiken omtrent regelingen die het Comité in staat stellen zijn functies vlot te vervullen. Deze regelingen kunnen tevens inhouden dat een persoon die het Comité van plan is te bezoeken, naar een andere plaats wordt overgebracht. Totdat het bezoek heeft plaatsgevonden, dient de Partij inlichtingen over elke betrokkene te verstrekken aan het Comité.



Artikel 10

1. Na elk bezoek stelt het Comité een verslag op over de tijdens het bezoek geconstateerde feiten, rekening houdend met alle opmerkingen die eventueel door de betrokken Partij zijn gemaakt. Het zendt zijn verslag, waarin vervat alle door het Comité noodzakelijk geachte aanbevelingen, aan deze laatste toe. Het Comité kan overleg plegen met de Partij, ten einde zo nodig voorstellen te doen voor verbeteringen van de bescherming van de personen die van hun vrijheid zijn beroofd.

2. Indien een Partij geen medewerking verleent of weigert in de zin van de aanbevelingen van het Comité de situatie te verbeteren, kan het Comité, nadat de Partij in de gelegenheid is gesteld haar opvattingen kenbaar te maken, bij een meerderheid van tweederde van het aantal leden besluiten een openbare verklaring over deze zaak af te leggen.



Artikel 11

1.De door het Comité verzamelde inlichtingen met betrekking tot een bezoek, zijn verslag en zijn overleg met de betrokken Partij zijn vertrouwelijk.

2.Het Comité publiceert zijn verslag, te zamen met alle commentaar van de betrokken Partij, telkens wanneer deze Partij haar daarom heeft verzocht.

3.Er mogen echter geen persoonlijke gegevens openbaar worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van de betrokken persoon.



Artikel 12

Met inachtneming van de regels inzake de vertrouwelijkheid in artikel 11, brengt het Comité elk jaar aan het Comité van Ministers een algemeen verslag over zijn werkzaamheden uit, dat wordt toegezonden aan de Raadgevende Vergadering en aan elke niet-Lidstaat van de Raad van Europa die Partij is bij het Verdrag, en dat openbaar wordt gemaakt.



Artikel 13

De leden van het Comité, de deskundigen en de andere personen die het Comité bijstaan, zijn verplicht, gedurende en na hun ambtstermijn, tot geheimhouding van de feiten of inlichtingen die tijdens de vervulling van hun functie te hunner kennis zijn gekomen.



Artikel 14

1.De namen van de personen die het Comité bijstaan, dienen te worden vermeld in de kennisgeving, bedoeld in artikel 8, eerste lid.

2.De deskundigen handelen op last en gezag van het Comité. Zij dienen bijzondere kennis en ervaring op de onder dit Verdrag vallende gebieden te bezitten en zijn gebonden door dezelfde verplichtingen van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en beschikbaarheid als de leden van het Comité.

3.Een Partij kan, bij wijze van uitzondering, verklaren dat een deskundige of een andere persoon die het Comité bijstaat, niet wordt toegestaan deel te nemen aan een bezoek aan een plaats binnen haar rechtsmacht.



HOOFDSTUK IV

Artikel 15

Elke Partij stelt het Comité in kennis van de naam en het adres van de autoriteit die bevoegd is kennisgevingen aan haar Regering te ontvangen, alsmede van een eventueel door haar aan te wijzen contactpersoon.



Artikel 16

Het Comité, zijn leden en de in artikel 7, tweede lid, bedoelde deskundigen genieten de voorrechten en immuniteiten die in de Bijlage bij dit Verdrag zijn vastgesteld.



Artikel 17

1. Dit Verdrag maakt geen inbreuk op de bepalingen van nationaal recht of van een internationale overeenkomst, die grotere bescherming bieden aan personen die van hun vrijheid zijn beroofd.

2. Niets in dit Verdrag mag worden uitgelegd op zodanige wijze, dat daardoor de bevoegdheden van de organen van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden of de door de Partijen krachtens dat Verdrag aanvaarde verplichtingen worden beperkt of aangetast.

3. Het Comité brengt geen bezoek aan plaatsen die door vertegenwoordigers of gedelegeerden van de Beschermende Mogendheden of van het Internationale Comité van het Rode Kruis geregeld en op doeltreffende wijze worden bezocht krachtens de Verdragen van Genčve van 12 augustus 1949 en de Aanvullende Protocollen daarop van 8 juni 1977.



HOOFDSTUK V

Artikel 18

1.Dit Verdrag staat open voor ondertekening door de Lidstaten van de Raad van Europa. Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

2.Het Comité van Ministers van de Raad van Europa kan elke niet-Lidstaat van de Raad van Europa uitnodigen tot het Verdrag toe te treden.



Artikel 19

1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum waarop zeven Lidstaten van de Raad van Europa hun instemming tot uiting hebben gebracht door dit Verdrag gebonden te worden in overeenstemming met artikel 18.

2. Met betrekking tot elke staat die daarna zijn instemming door dit Verdrag gebonden te worden tot uiting heeft gebracht, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.



Artikel 20

1.Elke Staat kan, ten tijde van ondertekening of bij nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, aangeven op welk gebied of op welke gebieden dit Verdrag van toepassing is.

2.Elke Staat kan op elk later tijdstip, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot elk ander gebied dat in de verklaring wordt aangegeven. Ten aanzien van dit gebied treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van deze verklaring door de Secretaris-Generaal.

3.Een verklaring die ingevolge de beide voorgaande leden is afgegeven, kan, met betrekking tot een in die verklaring aangegeven gebied, worden ingetrokken door middel van een aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van deze kennisgeving door de Secretaris-Generaal.



Artikel 21

Er mag geen voorbehoud worden gemaakt ten aanzien van de bepalingen van dit Verdrag.



Artikel 22

1.Elke Partij kan te allen tijde dit Verdrag opzeggen door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving.

2.Deze opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een periode van twaalf maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.



Artikel 23

De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de Lidstaten en elke niet-Lidstaat van de Raad van Europa die Partij is bij het Verdrag in kennis van:
a. elke ondertekening;
b. de nederlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;
c. elke datum van inwerkingtreding van dit Verdrag in overeenstemming met de artikelen 19 en 20;
d. elke andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Verdrag, met uitzondering van de actie ondernomen krachtens het bepaalde in de artikelen 8 en 10.

-

Het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing is voor het laatst geactualiseerd op: 20 maart 2014.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl