- rechtspraak
Datum uitspraak: 15-09-2010
De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
De centrale norm voor de beoordeling van dit handelen is gelegen in artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW): een bestuurder is tegenover de vennootschap gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Volgens vaste rechtspraak leidt niet iedere tekortkoming in de uitoefening van die taak tot aansprakelijkheid: de bestuurder moet een voldoende ernstig verwijt gemaakt kunnen worden. Deze norm van artikel 2:9 BW geldt ook wanneer een rechtspersoon tegen haar (ex-)bestuurder een vordering instelt die gebaseerd is op onrechtmatige daad (HR 2 maart 2007, NJ 2007, 240).
Of van een voldoende ernstig verwijt sprake is, dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Tot de in aanmerking te nemen omstandigheden behoren volgens vaste rechtspraak onder meer de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico's, de taak¬verdeling binnen het bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult.
Klik hier voor de hele uitspraak.
Uwwet.nl