Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Wet milieubeheer
<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >



Hoofdstuk 17. Maatregelen in bijzondere omstandigheden

Titel 17.1. Maatregelen bij een ongewoon voorval

Artikel 17.1

1. Indien zich in een inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, treft degene die de inrichting drijft, onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd, om herhaling of de gevolgen van dat voorval te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken.

2. Indien door het voorval direct gevaar voor de menselijke gezondheid ontstaat of dreigt te ontstaan of onmiddellijke en aanmerkelijke gevolgen voor het milieu ontstaan of dreigen te ontstaan en zolang niet kan worden gewaarborgd dat door de getroffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, of de aanvullende maatregelen, bedoeld in artikel 17.3, eerste lid, wordt voldaan aan de voorschriften verbonden aan een omgevingsvergunning voor de inrichting of aan de bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 voor de inrichting geldende regels, legt degene die de inrichting drijft de inrichting geheel of gedeeltelijk stil.



Artikel 17.2

1. Degene die een inrichting drijft, waarin zich een voorval, als bedoeld in artikel 17.1, voordoet of heeft voorgedaan, meldt dat voorval zo spoedig mogelijk aan het bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor een inrichting te verlenen, dan wel ingevolge artikel 8.41, tweede lid, onder a, het orgaan is waaraan de melding wordt gericht dan wel, in andere gevallen, aan burgemeester en wethouders.

2. Hij verstrekt dat bestuursorgaan tevens, zodra zij bekend zijn, de gegevens met betrekking tot:
a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan;
b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen, alsmede hun eigenschappen;
c. andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor het milieu van het voorval te kunnen beoordelen;
d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken;
e. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om te voorkomen dat een zodanig voorval zich nogmaals kan voordoen.

3. Het bestuursorgaan dat een melding als bedoeld in het eerste of tweede lid ontvangt, geeft van die melding en de daarbij verstrekte gegevens onverwijld kennis aan:
a. de burgemeesters van de betrokken gemeenten;
b. de inspecteur;
c. de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s in de gevallen dat de gevolgen van het voorval zich voordoen dan wel kunnen voordoen buiten de grenzen van de gemeente waar de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen;
d. gedeputeerde staten van de betrokken provincie in de gevallen dat het voorval verontreiniging of aantasting van de bodem tot gevolg heeft;
e. andere bestuursorganen of overheidsdiensten, die direct belang hebben bij een onverwijlde mededeling.

4. Het bevoegd gezag kan voor categorieën van voorvallen als bedoeld in artikel 17.1, waarvan de nadelige gevolgen voor het milieu niet significant zijn, voorschriften stellen die afwijken van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. In deze voorschriften kan worden bepaald dat de daarbij aangegeven categorieën van voorvallen binnen een bepaalde termijn worden gemeld of worden geregistreerd. De voorschriften worden gesteld in een omgevingsvergunning voor een inrichting of, indien voor de inrichting regels gelden krachtens artikel 8.40, in een beschikking. Van laatstbedoelde beschikking wordt mededeling gedaan door kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

5. Indien toepassing is gegeven aan het vierde lid, zijn het tweede en derde lid, alsmede de artikelen 17.3, 17.4 en 17.5 niet van toepassing.

6. Het bestuursorgaan dat een melding als bedoeld in het vierde lid ontvangt, geeft van die melding kennis aan de inspecteur.



Artikel 17.3

1. Het bevoegde bestuursorgaan verplicht degene die de inrichting drijft alle passende aanvullende maatregelen te treffen, die redelijkerwijs nodig zijn om:
a. de gevolgen van het gemelde voorval voor het milieu te beperken,
b. herhaling van het gemelde voorval te voorkomen of
c. ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de voorschriften verbonden aan een omgevingsvergunning voor de inrichting of aan de bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 voor de inrichting geldende regels.

2. Het bevoegde bestuursorgaan ziet erop toe dat de nodige gegevens worden verzameld om het voorval te analyseren en de oorzaken ervan te achterhalen.

3. Om herhaling te voorkomen wijzigt het bevoegde bestuursorgaan zo nodig de omgevingsvergunning, doet het daarop gerichte aanbevelingen of, indien voor de inrichting regels gelden krachtens artikel 8.40, stelt het voorschriften in een beschikking. Van laatstbedoelde beschikking wordt mededeling gedaan door kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

4. Met betrekking tot een beschikking tot wijziging van een omgevingsvergunning als bedoeld in het derde lid is artikel 3.15, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van overeenkomstige toepassing.



Artikel 17.4

1. Indien dat door een ongewoon voorval nodig is, wordt in het belang van de bescherming van het milieu een of meer van de volgende verplichtingen of het volgende verbod opgelegd aan degene bij wie afvalstoffen ontstaan of aanwezig zijn, die zijn aangewezen in de daartoe strekkende beschikking:
a. een verplichting die afvalstoffen te scheiden en – mede van andere stoffen en afvalstoffen – gescheiden te houden;
b. een verplichting die afvalstoffen gescheiden af te geven, wanneer zij zich daarvan ontdoen;
c. een verplichting die afvalstoffen ter plaatse waar zij zijn ontstaan, op een bij de beschikking aangegeven wijze nuttig toe te passen of te verwijderen;
d. een verbod die afvalstoffen langer onder zich te houden dan gedurende een bij de beschikking aangegeven termijn;
e. een verplichting die afvalstoffen af te geven aan een persoon behorende tot een bij de beschikking aangewezen categorie, of te brengen naar een daartoe aangewezen plaats.

2. Een verplichting of verbod als bedoeld in het eerste lid, wordt opgelegd:
a. voor zover de verplichting of het verbod betrekking heeft op een inrichting: door het bestuursorgaan dat ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht het bevoegd gezag is voor de omgevingsvergunning voor de inrichting, of, indien voor de inrichting regels gelden krachtens artikel 8.40, door het bestuursorgaan waaraan een melding als bedoeld in artikel 8.41, eerste lid, met betrekking tot die inrichting zou moeten worden gedaan of, in andere gevallen, door burgemeester en wethouders;
b. in andere gevallen: door gedeputeerde staten.

3. Het bestuursorgaan, bedoeld in het tweede lid, geeft bij zijn beschikking aan binnen welke termijn de verplichting moet worden uitgevoerd en kan aangeven op welke wijze de verplichting moet worden uitgevoerd.



Artikel 17.5 [Vervallen per 01-10-2012]



Titel 17.1A. Maatregelen betreffende afvalvoorzieningen



Artikel 17.5a

1. Indien zich een gebeurtenis voordoet, die gevolgen kan hebben voor de stabiliteit van een afvalvoorziening, of indien bij controle- en monitoringsprocedures met betrekking tot die voorziening blijkt dat nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, meldt degene die de afvalvoorziening drijft, dit zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen 48 uur, aan het bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor die inrichting te verlenen. Artikel 17.2, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden categorieën van afvalvoorzieningen aangewezen, waarop ingevolge artikel 2, derde lid, van de richtlijn beheer winningsafval deze titel niet van toepassing is.



Artikel 17.5b

Indien de situatie, bedoeld in artikel 17.5a, eerste lid, betrekking heeft op een afvalvoorziening categorie A, voert degene die de afvalvoorziening drijft, onmiddellijk het voor die afvalvoorziening voorgeschreven interne noodplan uit.



Artikel 17.5c

1. Het bevoegd gezag kan instructies geven met betrekking tot het treffen van de nodige preventieve of herstelmaatregelen.

2. Degene die de afvalvoorziening drijft, volgt de in het eerste lid bedoelde instructies op en draagt de kosten voor de getroffen preventieve of herstelmaatregelen.

3. Het bevoegd gezag kan zelf elke nodige preventieve of herstelmaatregel treffen of de uitvoering daarvan opdragen aan derden.

4. Een beslissing als bedoeld in het derde lid wordt op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking.

5. In het geval het bevoegd gezag zelf maatregelen treft of de uitvoering daarvan opdraagt aan derden, verhaalt het de kosten op degene die de activiteiten verricht. Artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

6. Artikel 17.4 is van overeenkomstige toepassing.



Artikel 17.5d





Titel 17.1B. Maatregelen in geval van niet-naleving

Deze titel is van overeenkomstige toepassing op gesloten afvalvoorzieningen, met uitzonderingen van die gesloten afvalvoorzieningen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag is belast met de nazorg, bedoeld in artikel 8.49.

Artikel 17.5e

Titel 17.1 is van overeenkomstige toepassing op een niet onder die titel begrepen inbreuk op de voorschriften, verbonden aan een omgevingsvergunning of gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40, met betrekking tot activiteiten als bedoeld in richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L334), met dien verstande dat:
a. in artikel 17.1, eerste lid, in plaats van «om herhaling of de gevolgen van dat voorval te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken» wordt gelezen: om ervoor te zorgen dat op een zo kort mogelijke termijn weer aan de voorschriften wordt voldaan.
b. voor de toepassing van deze titel alle overige verwijzingen in titel 17.1 naar een ongewoon voorval als verwijzingen gelden naar de in dit artikel bedoelde inbreuk.



Titel 17.2. Maatregelen bij milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan

Artikel 17.6

1. In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: activiteit: beroepshalve of bedrijfsmatig verrichte activiteit, ongeacht het openbare of particuliere, winstgevende of niet-winstgevende karakter daarvan; beschermde soorten: soorten als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a, van EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid; degene die de activiteit verricht: de natuurlijke persoon of de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon die de activiteit verricht of heeft verricht, regelt of heeft geregeld, of aan wie een doorslaggevende economische zeggenschap over het technisch functioneren van de activiteit is overgedragen, met inbegrip van de houder van een vergunning of toelating voor het verrichten van de activiteit en de persoon die de activiteit laat of heeft laten registreren of er kennisgeving van doet of heeft gedaan; ecosysteemfuncties: functies die natuurlijke rijkdommen vervullen ten behoeve van andere natuurlijke rijkdommen of het publiek; EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid: richtlijn nr. 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PbEU L 143); herstelmaatregelen: maatregelen of combinatie van maatregelen, met inbegrip van inperkende of tussentijdse maatregelen, gericht op herstel, rehabilitatie of vervanging van de aangetaste natuurlijke rijkdommen of ecosysteemfuncties, of op het verschaffen van een gelijkwaardig alternatief voor rijkdommen of functies als bedoeld in bijlage II bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid; kosten: kosten verbonden aan de toepassing van preventieve maatregelen of herstelmaatregelen, met inbegrip van ramingskosten van milieuschade, onmiddellijke dreiging van zulke schade en alternatieve maatregelen, alsook de administratieve, juridische en handhavingskosten, de kosten van het vergaren van gegevens en andere algemene kosten, en de kosten in verband met monitoring en toezicht; milieuschade:
1°. elke vorm van schade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats die, gelet op de referentietoestand en de criteria van bijlage I bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid, aanmerkelijke negatieve effecten heeft op het bereiken of handhaven van de gunstige staat van instandhouding van deze soorten of habitats;
2°. elke vorm van schade aan wateren die een aanmerkelijke negatieve invloed heeft op de ecologische, chemische of kwantitatieve toestand of het ecologisch potentieel, als omschreven in de kaderrichtlijn water, van de betrokken wateren, met uitzondering van de negatieve effecten waarop artikel 4, zevende lid, van die richtlijn van toepassing is;
3°. elke vorm van bodemverontreiniging die een aanmerkelijk risico inhoudt voor negatieve effecten op de menselijke gezondheid, waarbij direct of indirect op, in of onder de bodem, stoffen, preparaten, organismen of micro-organismen gebracht zijn; milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan: milieuschade of een voldoende waarschijnlijkheid dat zich in de nabije toekomst milieuschade zal voordoen; natuurlijke habitats: habitats van de soorten als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, van EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid;
natuurlijke regeneratie:
1°. in het geval van schade aan wateren, beschermde soorten of natuurlijke habitats: de terugkeer van aangetaste natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties tot de referentietoestand;
2°. in geval van bodemverontreiniging: het verdwijnen van een aanmerkelijk gevaar van een nadelig effect op de menselijke gezondheid; natuurlijke rijkdommen: beschermde soorten, natuurlijke habitats, wateren of bodem; preventieve maatregelen: maatregelen naar aanleiding van een gebeurtenis, handeling of nalatigheid waardoor een onmiddellijke dreiging van milieuschade is ontstaan, teneinde die schade te voorkomen of tot een minimum te beperken;
referentietoestand: de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen of ecosysteemfuncties zich ten tijde van de schade zouden hebben bevonden indien zich geen milieuschade had voorgedaan, gereconstrueerd aan de hand van de beste beschikbare informatie; schade: meetbare negatieve verandering in de natuurlijke rijkdommen of aantasting van een ecosysteemfunctie, die direct of indirect optreedt; staat van instandhouding: staat van instandhouding als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid; wateren: wateren waarop de kaderrichtlijn water van toepassing is.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.1 wordt in deze titel en de daarop berustende bepalingen onder emissie verstaan: het als gevolg van menselijke activiteiten in het milieu brengen van stoffen, preparaten, organismen of micro-organismen.

3. Een wijziging van een van de bijlagen bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid gaat voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de desbetreffende wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.



Artikel 17.7

Deze titel is van toepassing op:
a. milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan die wordt veroorzaakt door:
1°. activiteiten als bedoeld in bijlage III bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid;
2°. andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen activiteiten;
b. milieuschade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats of een onmiddellijke dreiging daarvan die wordt veroorzaakt door een andere activiteit dan bedoeld onder a, onderdeel 1°, indien degene die de activiteit verricht schuld of nalatigheid kan worden verweten.



Artikel 17.8

In afwijking van artikel 17.7 is deze titel niet van toepassing op:
a. milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan ten gevolge van:
1°. een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog of oproer;
2°. een natuurverschijnsel dat uitzonderlijk, onontkoombaar en onafwendbaar is;
3°. een gebeurtenis waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoeding binnen de werkingssfeer valt van een van de in bijlage IV bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid genoemde verdragen, waaraan Nederland gebonden is;
4°. nucleaire risico’s of een activiteit waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing is;
5°. een activiteit of gebeurtenis waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoeding binnen de werkingssfeer valt van een van de in bijlage V bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid genoemde verdragen;
6°. een activiteit die hoofdzakelijk de landsverdediging of de internationale veiligheid dient, of
7°. een activiteit die uitsluitend tot doel heeft bescherming te bieden tegen natuurrampen;
b. milieuschade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats bestaande uit de vooraf vastgestelde negatieve effecten van activiteiten waarvoor door het bevoegd gezag vergunning is verleend:
1°. in overeenstemming met bepalingen ter uitvoering van artikel 6, derde en vierde lid, of artikel 16 van richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, artikel 9 van richtlijn nr. 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand, of,
2°. in het geval van niet onder het Gemeenschapsrecht vallende soorten of habitats, in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4 en 5 van de Flora- en faunawet of de artikelen 10 en 10a van de Natuurbeschermingswet 1998;
c. milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan veroorzaakt door een emissie of gebeurtenis:
1°. die voor 30 april 2007 heeft plaatsgevonden,
2°. die na 30 april 2007 heeft plaatsgevonden, indien de schade het gevolg is van een specifieke activiteit die heeft plaatsgevonden en is beëindigd voor die datum, of
3°. die meer dan 30 jaar geleden heeft plaatsgevonden.



Artikel 17.9

1. Indien de activiteit waardoor de milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan wordt veroorzaakt, wordt verricht binnen een inrichting of in het kader van het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting, is het bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor een inrichting te verlenen, dan wel het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 18.2, het bevoegd gezag.

2. In afwijking van het eerste lid is het bevoegd gezag, indien de milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan geheel of in hoofdzaak betrekking heeft op wateren, het bestuursorgaan waarbij de betrokken wateren in beheer zijn.

3. Indien de activiteit waardoor de milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan wordt veroorzaakt, wordt verricht buiten een inrichting is het bevoegd gezag voor zover de milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan betrekking heeft op:
a. de bodem: het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 95, derde en vierde lid, van de Wet bodembescherming;
b. beschermde soorten: het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 112 van de Flora- en faunawet;
c. natuurlijke habitats: het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 16, 19d of 57 van de Natuurbeschermingswet 1998;
d. wateren: het bestuursorgaan, waarbij de betrokken wateren in beheer zijn.

4. In afwijking van het eerste tot en met het derde lid is Onze Minister het bevoegd gezag, indien de activiteit waardoor de milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan wordt veroorzaakt, betrekking heeft op genetisch gemodificeerde organismen.

5. Indien in geval van milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan meer dan een bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen, of bij of krachtens deze of een andere wet aan een ander bestuursorgaan bevoegdheden zijn toegekend, wordt tussen deze bestuursorganen tijdig overleg gevoerd, teneinde een zo goed mogelijke afstemming tussen de te nemen besluiten of de te treffen maatregelen te bevorderen. De bestuursorganen stemmen onderling af welk orgaan zich met de coördinatie belast.

6. Indien in geval van milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan meer dan een bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen, wordt een verzoek als bedoeld in artikel 17.13, zesde lid, of artikel 17.15, eerste lid, gecoördineerd behandeld. Bij de beslissing op een dergelijk verzoek wordt rekening gehouden met de onderlinge samenhang tussen de beschikkingen die op dit verzoek worden gegeven.

7. Indien in geval van milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan bij of krachtens deze of een andere wet aan het bevoegd gezag bevoegdheden zijn toegekend, geeft het bevoegd gezag onverminderd die bevoegdheden toepassing aan deze titel en draagt het er zorg voor dat, voor zover het ook uitvoering geeft aan bedoelde bevoegdheden, er geen strijd ontstaat met het bepaalde bij of krachtens deze titel.



Artikel 17.10

1. Het bevoegd gezag kan degene die een activiteit verricht, waardoor zich milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan voordoet:
a. verplichten informatie te verstrekken over een onmiddellijke dreiging van milieuschade of in gevallen waarin een dergelijke dreiging vermoed wordt;
b. verplichten aanvullende gegevens te verstrekken over elke milieuschade die zich heeft voorgedaan;
c. verplichten de nodige preventieve of herstelmaatregelen te treffen;
d. instructies geven met betrekking tot de maatregelen, bedoeld onder c.

2. Het bevoegd gezag kan zelf elke maatregel als bedoeld in artikel 17.13, eerste lid, alsmede de nodige preventieve of herstelmaatregelen treffen of de uitvoering daarvan opdragen aan derden.

3. Een beslissing als bedoeld in het eerste lid, onder c, of tweede lid, wordt op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking. Van de beschikking wordt mededeling gedaan aan de bestuursorganen of overheidsdiensten, bedoeld in artikel 17.2, derde lid.



Artikel 17.11

De rechthebbende ten aanzien van de plaats waar de activiteit wordt verricht of waar de milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan zich voordoet, is verplicht te gedogen dat preventieve of herstelmaatregelen als bedoeld in deze titel worden getroffen, onverminderd zijn recht op schadevergoeding.



Artikel 17.12

1. Indien door een activiteit een onmiddellijke dreiging van milieuschade ontstaat, treft degene die de activiteit verricht onmiddellijk de nodige preventieve maatregelen.

2. Hij informeert zo spoedig mogelijk het bevoegd gezag over alle relevante aspecten van de situatie. Wanneer de onmiddellijke dreiging van milieuschade ondanks de in het eerste lid bedoelde preventieve maatregelen niet is beëindigd, verstrekt degene die de activiteit verricht aanvullende informatie over de situatie. Artikel 17.2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Het bevoegd gezag informeert onverwijld de bestuursorganen of overheidsdiensten, bedoeld in artikel 17.2, derde lid.

4. Het bevoegd gezag verplicht degene die de activiteit verricht onmiddellijk de nodige maatregelen te treffen.

5. Het bevoegd gezag stelt belanghebbenden, respectievelijk de bestuursorganen of overheidsdiensten, bedoeld in artikel 17.2, derde lid, in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen, respectievelijk advies uit te brengen over het ontwerp van het te nemen besluit, bedoeld in het vierde lid, tenzij de situatie zo spoedeisend is dat een zienswijze of advies niet kan worden afgewacht.

6. Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing, bedoeld in het vierde lid, de naar voren gebrachte zienswijzen en houdt bij die beslissing rekening met de uitgebrachte adviezen. Van de beschikking wordt mededeling gedaan aan de bestuursorganen of overheidsdiensten, bedoeld in artikel 17.2, derde lid.



Artikel 17.13

1. Indien door een activiteit milieuschade ontstaat, treft degene die de activiteit verricht elke haalbare maatregel om de betrokken verontreinigende stoffen of andere schadefactoren onmiddellijk onder controle te houden, in te perken, te verwijderen of anderszins te beheersen, teneinde verdere milieuschade en negatieve effecten op de menselijke gezondheid of verdere aantasting van functies te voorkomen of te beperken.

2. Hij informeert zo spoedig mogelijk het bevoegd gezag over alle relevante aspecten van de situatie. Artikel 17.2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Het bevoegd gezag informeert onverwijld de bestuursorganen of overheidsdiensten, bedoeld in artikel 17.2, derde lid, alsmede in het geval de milieuschade zich voordoet of kan voordoen buiten de grenzen van Nederland Onze Minister.

4. Onze Minister informeert na ontvangst van de informatie als bedoeld in het derde lid de regering van het betrokken land of een door die regering aan te wijzen autoriteit of instantie.

5. Het bevoegd gezag verplicht degene die de activiteit verricht onmiddellijk de nodige maatregelen te treffen. Artikel 17.12, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

6. Degene die de activiteit verricht, stelt in overeenstemming met bijlage II bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid potentiële herstelmaatregelen vast en legt die aan het bevoegd gezag ter instemming voor.



Artikel 17.14

1. Het bevoegd gezag stelt vast wie de activiteit verricht waardoor milieuschade of de onmiddellijke dreiging daarvan wordt veroorzaakt, alsmede de omvang van de milieuschade. Artikel 17.13, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Indien niet kan worden vastgesteld wie de activiteit verricht waardoor de milieuschade of de onmiddellijke dreiging daarvan wordt veroorzaakt, beslist het bevoegd gezag of het krachtens het bepaalde in deze titel maatregelen treft. Artikel 17.10, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Het bevoegd gezag beslist op een verzoek tot instemming als bedoeld in artikel 17.13, zesde lid, welke herstelmaatregelen in overeenstemming met bijlage II bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid door degene die de activiteit verricht worden getroffen. Het bevoegd gezag kan verlangen dat bij of ter aanvulling op dit verzoek een beoordeling van de omvang van de schade wordt verstrekt.

4. Indien zich meerdere gevallen van milieuschade voordoen en de nodige herstelmaatregelen niet gelijktijdig kunnen worden getroffen, beslist het bevoegd gezag welke schade het eerst wordt hersteld.

5. Het bevoegd gezag houdt bij het besluit, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, in ieder geval rekening met de aard, de omvang en de ernst van de milieuschade, en met de mogelijkheid van gevaar voor de menselijke gezondheid en van natuurlijke regeneratie. Op dit besluit is artikel 17.12, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.



Artikel 17.15

1. Belanghebbenden, alsmede de bestuursorganen of overheidsdiensten, bedoeld in artikel 17.2, derde lid, kunnen in geval van milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan het bevoegd gezag verzoeken een beschikking tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 17.10, derde lid, artikel 17.12, vierde lid, of artikel 17.13, vijfde lid, te geven.

2. Onze Minister kan, indien dat in het belang van de bescherming van het milieu geboden is en indien ter zake van een geval van milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan het dagelijks bestuur van een waterschap het bevoegd gezag is, vorderen dat dit bestuursorgaan binnen een door hem te stellen termijn toepassing geeft aan artikel 17.12, vierde lid, artikel 17.13, vijfde lid, of artikel 17.14, eerste, tweede en derde lid. De artikelen 121 tot en met 121f van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing.



Artikel 17.16

1. Degene die de activiteit verricht waardoor milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan wordt veroorzaakt, draagt de kosten voor de getroffen preventieve of herstelmaatregelen, tenzij hij bewijst dat de milieuschade of de onmiddellijke dreiging daarvan:
a. ondanks door hem getroffen passende veiligheidsmaatregelen door een derde is veroorzaakt, of
b. het gevolg is van de opvolging van een dwingende opdracht of instructie van een bestuursorgaan, niet zijnde een opdracht of instructie naar aanleiding van een emissie of gebeurtenis die door hemzelf is veroorzaakt.

2. In het geval het bevoegd gezag zelf maatregelen treft of de uitvoering daarvan opdraagt aan derden, verhaalt het de kosten op degene die de activiteit verricht. Het bevoegd gezag stelt de hoogte van de verschuldigde kosten bij beschikking vast. Het bevoegd gezag kan de kosten invorderen bij dwangbevel.

3. Het bevoegd gezag kan afzien van kostenverhaal indien:
a. de verhaalkosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag, of
b. niet kan worden vastgesteld wie de activiteit verricht.

4. Terzake van herstelmaatregelen die uit hoofde van deze titel zijn genomen, kan het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal, voor zover deze kosten redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van degene die de activiteit verricht behoren te komen, indien degene die de activiteit verricht, bewijst dat
a. hij niet in gebreke of nalatig is geweest, en
b. de schade is veroorzaakt door een activiteit, emissie of gebeurtenis, die op het tijdstip dat deze plaatsvond:
1°. uitdrukkelijk was toegestaan op grond van en geheel in overeenstemming was met de aan een vergunning verbonden voorschriften, of
2°. op grond van de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis niet als schadelijk werd beschouwd.




Artikel 17.17

De bevoegdheid tot kostenverhaal met betrekking tot de uit hoofde van deze titel genomen maatregelen vervalt vijf jaren na de dag waarop die maatregelen geheel zijn voltooid of na de dag waarop degene die de milieuschade of de onmiddellijke dreiging daarvan veroorzaakt is geďdentificeerd, indien deze dag later valt.



Artikel 17.18

Het bevoegd gezag verstrekt Onze Minister de gegevens die hij nodig heeft ter uitvoering van de in artikel 18 van de EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid opgelegde verplichting tot verslaglegging. Bij ministeriële regeling kunnen daaromtrent nadere regels worden gesteld.



Titel 17.3. Maatregelen bij gevaar door stoffen, preparaten of genetisch gemodificeerde organismen

Artikel 17.19

1. Indien stoffen, preparaten of genetisch gemodificeerde organismen, dan wel handelingen daarmee, naar het oordeel van Onze Minister onduldbaar gevaar opleveren voor de gezondheid van de mens of voor het milieu, kan hij, zo nodig met behulp van de sterke arm, alle maatregelen nemen die hij in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu noodzakelijk acht.
2. Tot de in het eerste lid bedoelde maatregelen kunnen behoren:
a. het geheel of gedeeltelijk stopzetten van het vervaardigen of in Nederland invoeren van stoffen, preparaten of genetisch gemodificeerde organismen of producten die deze bevatten;
b. het in beslag nemen en, zo nodig, vernietigen van stoffen, preparaten of genetisch gemodificeerde organismen of producten die deze bevatten;
c. het beletten dat bepaalde gebieden zonder toestemming van Onze Minister worden betreden of dat dieren, planten of goederen zonder zodanige toestemming daarbinnen of daarbuiten worden gebracht;
d. het verwijderen van personen, dieren, planten of goederen uit bepaalde gebieden.

3. Onze Minister neemt een maatregel krachtens het eerste lid in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat, tenzij de vereiste spoed zich naar zijn oordeel daartegen verzet. In laatstgenoemd geval onderwerpt Onze Minister de maatregel zo spoedig mogelijk aan het oordeel van de Raad van Ministers. Indien deze met de maatregel niet instemt, trekt Onze Minister hem terstond in.

4. Onze Minister geeft van een maatregel krachtens het eerste lid en van de intrekking daarvan kennis in de Staatscourant, alsmede op zodanige wijze dat de maatregel, onderscheidenlijk de intrekking daarvan, zo spoedig mogelijk ter kennis van de betrokkenen komt.

5. Een gedraging in strijd met een krachtens het eerste lid genomen maatregel is verboden.

-

De Wet milieubeheer is voor het laatst geactualiseerd op: 11 maart 2014.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl