Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws


Datum en nieuws - januari 2011:


27 januari 2011
Overlevering van verdachten van terroristische activiteiten aan België toegestaan

'De drie Nederlanders die door de Belgische justitiële autoriteit worden verdacht van deelname aan de activiteiten van een terroristische organisatie mogen worden uitgeleverd aan de onderzoeksrechter van de rechtbank in Mechelen. Tegen de overlevering was bezwaar gemaakt door de raadslieden van de verdachten omdat niet zou zijn voldaan aan de eisen van de Overleveringswet en de voorschriften van het Europees Arrestatiebevel. De rechtbank volgt de bezwaren van de raadslieden niet en komt tot de conclusie dat uit het Europees Arrestatiebevel voldoende blijkt voor welk strafbaar feit de overlevering wordt gevraagd en de mate waarin de verdachten daarbij betrokken zijn. De officier van justitie heeft in redelijkheid kunnen vorderen dat vervolging in België moet plaatsvinden'.



25 januari 2011
Uitspraak inzake bedrijfsongeval met dodelijke afloop

'De rechtbank Almelo acht bewezen dat het bedrijf Enrichment Technology Nederland BV nalatig is geweest bij naleving van de Arbeidsomstandighedenwet. In een van haar productiehallen heeft een noodlottig bedrijfsongeval plaatsgevonden. De werkgever had redelijkerwijs moeten weten dat bij de samengestelde machine levensgevaar voor de werknemers was te verwachten. De rechtbank acht een misdrijf uit de Arbeidsomstandighedenwet bewezen en legt het bedrijf een boete op van € 45.000,=.

Feitenrelaas
Het in Almelo gevestigde bedrijf Enrichment Technology Nederland BV (ETN) is opgericht in mei 2003 en heeft meer dan 800 werknemers in dienst. ETN houdt zich onder andere bezig met het ontwerpen en oprichten van fabrieken, cascades en centrifuges die geschikt zijn om uranium isotopen te verrijken.

Op 28 april 2009 heeft bij ETN een bedrijfsongeval plaatsgevonden, waarbij een 50-jarige ervaren werknemer om het leven is gekomen. Het slachtoffer was ten tijde van het ongeval met twee collega’s werkzaam in een productiehal. Via een niet-beveiligde doorgang heeft hij een ruimte binnen een samenstel van twee grote machines kunnen betreden om deze te reinigen (verwijderen van spanen die waren ontstaan tijdens het frezen). Doordat gebruik werd gemaakt van de onbeveiligde doorgang bleef de machine functioneren en kon het gebeuren dat een (daartoe onbevoegde) collega een zogenaamde portaalrobot in werking zette waardoor het slachtoffer bekneld raakte en om het leven kwam.

Terechtzitting
De inhoudelijke behandeling van deze strafzaak heeft plaatsgevonden op 11 januari 2011. De officier van justitie stelde dat verdachte een aantal veiligheidsvoorschriften niet had nageleefd - waarbij het bedrijf moest weten dat een levensgevaarlijke situatie voor werknemers kon ontstaan - en eiste dat verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 45.000,=.

Motivering strafoplegging
De rechtbank acht bewezen dat het bedrijf ETN een bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet gesteld voorschrift heeft overtreden en veroordeelt ETN voor dit misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moest weten dat levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers was te verwachten.
Uit een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie van 19 december 2008 bleek dat een aantal zaken bij ETN niet in orde was. Het evaluatierapport wees uitdrukkelijk op de noodzaak om een CE-toetsing uit te voeren bij het samenstel van de twee onderhavige machines (die onafhankelijk van elkaar wel een CE-keurmerk hadden, maar als samenstel niet).
Verdachte had de vereiste CE-toetsing nog niet laten uitvoeren. Onder deze omstandigheden heeft verdachte een in het oog springende ruimte van 67,5 cm naast de beveiligde doorgang laten bestaan. Via deze ruimte kon een werknemer de plaats van het ongeval bereiken zonder dat de beveiliging in werking werd gesteld.
Alles overziend komt de rechtbank tot de slotsom dat ETN niet alleen in strijd met een aantal voorschriften betreffende de arbeidsomstandigheden heeft gehandeld, maar dat zij - gezien de signalen die de leiding bereikten over de handelwijze van de werknemers - redelijkerwijs moest weten dat op haar werkvloer levensgevaar was te verwachten.

Straf
De rechtbank heeft bij haar strafbepaling rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Voorts heeft ETN na het ongeval de nabestaanden van het slachtoffer op goede wijze bijgestaan en financieel ondersteund. Dit alles in aanmerking nemend legt de rechtbank aan verdachte een geldboete van € 45.000,= op'.



25 januari 2011
Negen jaar gevangenisstraf na doodslag in Arnhem

'Een 39-jarige man uit Zwolle is dinsdag door de rechtbank Arnhem, zitting houdend in Utrecht, veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar wegens doodslag. De rechtbank achtte bewezen dat de man eind december 2009 een 60-jarige Arnhemmer in zijn woning om het leven heeft gebracht.

De verdachte ontkende dat hij de man om het leven had gebracht. Hij heeft hierover wisselende verklaringen afgelegd. Hij verklaarde uiteindelijk dat hij op 29 december 2009 een paar keer in de woning van de man is geweest om cocaïne te halen en te gebruiken. Toen hij wilde weg gaan zouden er twee mannen voor de voordeur hebben gestaan en de verdachte buiten westen hebben geslagen. Toen hij bijkwam zag hij dat het slachtoffer helemaal onder het bloed en met een kapotte nek op de vloer lag.

De rechtbank geloofde dit verhaal echter niet. Uit een gedetailleerde getuigenverklaring van de buurvrouw van het slachtoffer en een aantal andere bewijsmiddelen leidde de rechtbank af dat verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht. De buurvrouw heeft onder meer geschreeuw gehoord en zag uit de woning iemand weglopen die op de verdachte leek. Ook de auto die ze zag leek op die van de verdachte. De man die ze zag lopen was rustig en vertrok niet in paniek, zoals de verdachte zelf later verklaarde.

Een alternatief scenario is door de politie aan een uitvoerig onderzoek onderworpen. Dit heeft echter geen concreet resultaat opgeleverd en er zijn geen aanknopingspunten aangetroffen die de lezing van de verdachte bevestigen.

Omdat verdachte ontkent is het motief van de man ongewis. De rechtbank acht het echter aannemelijk dat de aanleiding voor het misdrijf gelegen is in het cocaïnegebruik van verdachte. De rechtbank acht het niet uitgesloten dat het slachtoffer die avond aan de verdachte geen cocaïne heeft willen geven en verdachte wellicht daardoor zo woedend is geworden dat hij in razernij het slachtoffer om het leven heeft gebracht.

De rechtbank legde een lagere straf op dan de elf jaar gevangenisstraf die de officier van justitie geëist had. De rechtbank keek hierbij onder meer naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd'.



24 januari 2011
Mannen veroordeeld voor mishandeling CDA-raadslid

'De politierechter van de rechtbank Roermond heeft vanochtend twee mannen van 36 en 37 jaar uit Nederweert, die werden verdacht van de mishandeling van een CDA-raadslid in oktober vorig jaar, veroordeeld tot 100 uur werkstraf en 30 dagen gevangenisstraf, waarvan 20 dagen voorwaardelijk. De tien dagen cel hebben de mannen al in voorarrest uitgezeten.

De officier van justitie had 150 uur werkstraf en 90 dagen gevangenisstraf geëist, waarvan 80 dagen voorwaardelijk'.



20 januari 2011
Afghaans gezin mag voorlopig niet worden uitgezet

'Een Afghaans gezin uit St. Annaparochie mag voorlopig niet uit Nederland worden verwijderd. Dat heeft de bestuursrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch bepaald. Volgens de rechter heeft de minister voor Immigratie en Asiel de afwijzing van de asielverzoeken onvoldoende gemotiveerd.

Het gezin, bestaande uit vader, moeder en drie kinderen in de leeftijd van 11, 14 en 16 jaar, vroeg de minister voor Immigratie en Asiel op 17 november 2010 om een verblijfsvergunning. De Minister wees die asielverzoeken op 25 november 2010 af. Hiertegen stelde het gezin beroep in bij de rechter.

Taak rechter bij beroep
De bestuursrechter heeft bij de behandeling van de beroepen de taak te kijken of de Minister op goede gronden tot de afwijzing heeft kunnen komen. De rechter behandelde de beroepen op 21 december 2010 op een zitting. Na de zitting stuurde de advocaat van het gezin de rechter op 14 januari 2011 een brief van de UNHCR met het verzoek het onderzoek in de zaak te heropenen. De rechter wijst dat verzoek af omdat de brief geen wezenlijk nieuwe informatie of gezichtspunten bevat die niet eerder al naar voren hadden kunnen worden gebracht.

Het beroep
De gezinsleden geven aan dat ze inmiddels tien jaren in Nederland zijn en dat ze volledig geïntegreerd zijn in de Nederlandse samenleving. De gezinsleden vrezen dat ze niet zonder gevaar kunnen terugkeren naar Afghanistan omdat ze zijn verwesterd. Vanwege hun langdurige verblijf in Europa zal hen in Afghanistan zedenoverschrijdend gedrag worden toegeschreven. Artikel 3 van het EVRM (verbod op folteren) zal worden geschonden.

Standpunt Minister
Volgens de Minister heeft het gezin niet aannemelijk gemaakt dat ze vanwege een westerse leefstijl gevaar loopt bij terugkeer naar Afghanistan. Ten aanzien van de veertienjarige dochter stelt de Minister dat de dochter zich kan onttrekken aan mogelijke schending van artikel 3 EVRM door zich aan te passen aan de Afghaanse cultuur. Dat het gezin lang in Nederland woont en een westerse levensstijl heeft, komt door eigen keuzes. Dat de dochter zich niet wenst aan te passen, betekent niet dat deze verantwoordelijkheid op de Nederlandse Staat kan worden afgewenteld. Bovendien blijkt dat de dochter goed kan leren, zodat ervan mag worden uitgegaan dat zij zich de taal vrij gemakkelijk kan eigen maken. Het volgen van onderwijs in Afghanistan is daardoor in beginsel mogelijk.

Oordeel rechter
De rechtbank oordeelt dat de Minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van de dochter verlangd kan worden dat zij zich aan de Afghaanse cultuur aanpast om zo een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM te voorkomen. De dochter heeft maar heel kort in Afghanistan gewoond en het is niet aannemelijk dat zij zich in die tijd de Afghaanse opvattingen en normen eigen heeft gemaakt. De rechter neemt aan dat de dochter van jongs af aan is opgevoed met westerse (Nederlandse) opvattingen en zich die opvattingen en een overeenkomstige levensstijl eigen heeft gemaakt. Ze is nu veertien jaar oud en er mag, mede gelet op haar intellectuele capaciteiten, worden aangenomen dat zij zich in een belangrijke fase van haar ontwikkeling bevindt waarin haar persoonlijkheid zich aan het vormen is en waarschijnlijk al voor een belangrijk deel is gevormd. Ook mag worden aangenomen dat de westerse normen en waarden waarmee zij is opgegroeid tot op zekere hoogte deel zijn gaan uitmaken van haar persoonlijkheid.

De rechtbank begrijpt niet zondermeer dat onder deze omstandigheden van haar kan worden gevergd dat zij zich in Afghanistan aanpast aan de cultuur en normen, die wezenlijk verschillen van de Nederlandse. Door zich aan te passen zou zij in wezen haar in Nederland gevormde persoonlijkheid moeten verloochenen.

De rechtbank meent dat de Minister ook de afwijzing van de asielverzoeken van de andere gezinsleden onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechter draagt de Minister op nieuwe besluiten te nemen en daarbij rekening te houden met deze rechterlijke uitspraak. De rechter bepaalt dat het gezin tot vier weken nadat de Minister zijn nieuwe besluit bekend heeft gemaakt, niet uit Nederland mag worden verwijderd'.



19 januari 2011
Celstraffen voor ambtelijke corruptie en omkoping

'De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft negen betrokkenen bij ambtelijke corruptie en omkoping in Limburg veroordeeld tot (voorwaardelijke) celstraffen. Het gaat om ambtenaren van diverse gemeenten en de provincie Limburg en om medewerkers van het bouwbedrijf Janssen de Jong Infra BV die de giften, al dan niet op uitdrukkelijk verzoek van de ambtenaren, verstrekten. Ook de echtgenote van een ambtenaar werd veroordeeld tot een (voorwaardelijke) celstraf. Vier mensen werden vrijgesproken van omkoping van ambtenaren en twee mensen kregen een werkstraf.

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de 37-jarige regiomanager van het bouwbedrijf van 1 januari 2005 tot en met 27 januari 2009 ambtenaren van de gemeenten Stein, Maastricht, Heerlen en Nuth en de provincie Limburg heeft omgekocht. Volgens de rechtbank staat vast dat de man de ambtenaren geld gaf en gratis werkzaamheden in privéwoningen en tuinen van die ambtenaren uitvoerde. Daarnaast betaalde hij een babyborrel evenals een volledig verzorgde vliegreis, diners, toegangskaarten voor concerten en voetbalwedstrijden en een uitstapje kleiduivenschieten en quadrijden.

De directeur van het bouwbedrijf, een 50-jarige man, kocht in de periode van 1 januari 2008 tot en met 27 januari 2009 twee ambtenaren van de gemeenten Stein en Maastricht om met geld en een volledig verzorgde vliegreis naar de grand prix in Monaco en een volledig verzorgd bezoek aan een concert van Robbie Williams.

De rechtbank oordeelt dat het maatschappelijk belang van een betrouwbare overheid groot is en dat het omkopen van ambtenaren het vertrouwen van de samenleving in de overheid schaadt. De mannen hebben door het omkopen van ambtenaren hun bedrijf op oneerlijke wijze voordeel verschaft. De regiomanager bekleedde binnen het bedrijf een verantwoordelijke functie en toonde geen enkel inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen. Het initiatief tot de omkoping lag in vele gevallen bij hem. De rechtbank legt de man een celstraf op van 24 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De rechtbank verwijt de directeur dat hij de regiomanager niet heeft teruggefloten terwijl hij wel op de hoogte was van zijn handelingen. Daarmee gaf hij indirect goedkeuring aan wat zich afspeelde. Bovendien nam hij er in enkele gevallen ook aan deel. De rechtbank legde de directeur een celstraf van 12 maanden op waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Ambtenaren
Ten aanzien van de omgekochte ambtenaren oordeelt de rechtbank dat integriteit van ambtenaren tot de fundamenten van de rechtsstaat behoort. Het maatschappelijk belang van een onkreukbare overheid is groot. De leden van de samenleving moeten er zonder meer op kunnen vertrouwen dat ambtenaren hun positie niet misbruiken ten behoeve van hun privébelang. Tegen ambtenaren die opzettelijk en voor eigen gewin het vertrouwen in de overheid schaden, moet dan ook doeltreffend en passend strafrechtelijk worden opgetreden.

Een provincieambtenaar kreeg een gevangenisstraf opgelegd van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een ontzetting uit het recht om een ambt te bekleden voor de duur van 36 maanden. Daarnaast dient hij de provincie Limburg een schadevergoeding te betalen van 19.450, 00 euro. De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen dat de man gratis werkzaamheden ontving aan zijn huis en tuin en een gratis kraamborrel kreeg. De rechtbank neemt het hem onder meer ook kwalijk dat de man vaak zelf vroeg om de giften. Daarnaast toont hij geen enkel inzicht in het laakbare karakter van zijn handelen.

De echtgenote van de provincieambtenaar kreeg een werkstraf opgelegd van 240 uren en een celstraf van drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelt dat zij zelf actief betrokken was bij het vragen en ontvangen van de giften en ze heeft voor lief genomen dat haar man het vertrouwen heeft beschaamd van de samenleving.

Zes ambtenaren van de gemeenten Maastricht, Heerlen, Nuth, Voerendaal en Spijkenisse en een medewerker van het bouwbedrijf zijn veroordeeld tot celstraffen van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, 180 dagen waarvan 138 dagen voorwaardelijk en werkstraffen van 240 uur en 180 uur. Vijf ambtenaren zijn daarnaast voor een bepaalde duur uit hun recht ontzet om een ambt te bekleden.

Nietig
De rechtbank heeft een deel van de tenlastelegging in alle zaken nietig verklaard omdat die een innerlijke tegenstrijdigheid bevat. De officier van justitie legt de verdachten onder meer ten laste dat zij “anders dan om zakelijke redenen” hebben gehandeld. De rechtbank meent echter dat alle tenlastegelegde gedragingen per definitie zijn gepleegd in strijd met de ambtsplicht. De nietigverklaring betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke behandeling van die tenlastegelegde feiten'.



12 januari 2011
Intrekking drank- en horecavergunning gebaseerd op onvolledig onderzoek

'Eiser 1 heeft tot 24 juli 2008 Café Restaurant Brinkmann te Haarlem geëxploiteerd. Eiser 2 is directeur en enig aandeelhouder. Met het besluit van 6 juni 2008 heeft het college van Burgemeester en wethouders van Haarlem aan eisers bericht dat de ten behoeve van Brinkmann verleende vergunning op grond van de Drank- en Horecawet wordt ingetrokken en dat de door haar aangevraagde vergunning wordt geweigerd. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar en beroep aangetekend.

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard. Het standpunt van verweerder dat ernstig gevaar bestaat in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob is uitsluitend gebaseerd op feiten en omstandigheden die bij Brinkmann hebben plaatsgevonden in de periode van 2000 tot en met 2004. Na deze periode heeft eiser 1 de exploitatie van Brinkmann echter nog voortgezet tot medio 2008. Het standpunt van B&W berust niet op onderzoek naar de exploitatie van Brinkmann in de periode van 2005 tot medio 2008. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat het standpunt van verweerder dat ernstig gevaar in zin van artikel 3 van de Wet Bibob bestaat, op onvoldoende onderzoek berust naar de exploitatie van Brinkmann in de periode 2005-medio 2008.

Het verzoek voor recht te verklaren dat B&W onrechtmatig heeft gehandeld wordt door de rechtbank afgewezen, omdat artikel 8:70 Awb de bestuursrechter niet de bevoegdheid geeft een dergelijke (declaratoire) uitspraak te doen. Er is voor de rechtbank geen aanleiding te bepalen dat de horecavergunning wordt gehandhaafd dan wel wordt verleend, omdat B&W zal worden opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar'.



11 januari 2011
Staat mag uitgeprocedeerd Angolees gezin niet op straat te zetten

'Het gerechtshof in Den Haag heeft op 11 januari 2011 in het hoger beroep van een kort geding de Nederlandse Staat een verbod opgelegd om een uitgeprocedeerde moeder met haar drie minderjarige kinderen uit de vrijheidsbeperkende locatie Ter Apel te zetten. Het Haagse hof heeft eerder in een tussenarrest in deze zaak al geoordeeld dat de kinderen niet zonder meer op straat gezet mochten worden. De Staat heeft vervolgens een oplossing aangeboden, die ertoe zou leiden dat moeder en kinderen gescheiden raken. Het hof heeft nu in het eindarrest bepaald dat in de omstandigheden van dit geval het belang van de kinderen om bij hun moeder te kunnen blijven zwaarder weegt dan het belang van de Staat om het vreemdelingenbeleid uit te voeren.

De Staat had het gezin in de vrijheidsbeperkende locatie Ter Apel laten opnemen in afwachting van hun uitzetting uit Nederland, nadat hun verzoek om asiel bij herhaling was afgewezen. Omdat de moeder weigerde mee te werken aan het verkrijgen van reisdocumenten, dreigde de Staat haar en de kinderen op straat te zetten. Hierdoor zouden zij aan hun lot overgelaten zijn.

Al bij een tussenarrest van 27 juli 2010 had het hof in deze zaak geoordeeld dat het zonder meer op straat zetten van de kinderen als inhumaan en daarom onrechtmatig moet worden beschouwd. Bij die tussenuitspraak werd de Staat nog in de gelegenheid gesteld om een passende oplossing te bieden, waardoor de opvang, medische verzorging en scholing van de kinderen gewaarborgd zouden zijn. De Staat stelde daarop voor kinderbeschermingsmaatregelen te bevorderen, waardoor de kinderen in een pleeggezin of residentiële zorginstelling zouden kunnen worden opgenomen. De moeder en de kinderen hebben zich echter beroepen op het recht dat hun gezinsleven zou worden gerespecteerd, welk recht is vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Het hof heeft nu geoordeeld dat de door de Staat voorgestelde oplossing ertoe zal leiden dat de moeder en de kinderen uit elkaar gehaald worden in de periode tot hun uitzetting uit Nederland. Het hof heeft hun verzet daartegen afgewogen tegen het belang van de Staat om zijn vreemdelingenbeleid uit te voeren en het belang van de Staat dat pogingen om uitgeprocedeerde vreemdelingen uit te zetten niet worden gefrustreerd door een weigering om mee te werken aan het verkrijgen van reisdocumenten. Het hof acht in de omstandigheden van dit geval onvoldoende grond aanwezig om de moeder en de kinderen uit elkaar te halen voor de in beginsel korte periode dat zij nog in Nederland zijn. Verbreking van het gezinsleven leidt in deze zaak dan ook tot een niet gerechtvaardigde inbreuk op artikel 8 EVRM.

De Staat zal de kinderen en de moeder in Ter Apel onderdak en verzorging moeten blijven bieden totdat zij Nederland zullen verlaten of totdat in die tijd op andere wijze in gelijkwaardige opvang en verzorging van het gezin zal zijn voorzien'.



7 januari 2011
Kartelboetes NMa niet aftrekbaar van winst

'De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) legt boetes op vanwege overtreding van het kartelverbod in de Nederlandse Mededingingswet en wegens overtreding van dit verbod in het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie (voorheen: EG Verdrag). De Hoge Raad heeft zich uitgesproken over de vraag of dergelijke boetes mogen worden afgetrokken van de winst, waarover belasting moet worden afgedragen (aftrekuitsluiting van artikel 3.14, derde lid, onderdeel c, Wet IB 2001).

Bij het bepalen van de winst mogen bestuurlijke boetes niet van de winst worden afgetrokken. Een bestuurlijke boete is een verplichting tot betaling van een geldsom die is gericht op bestraffing. Wel mogen bedragen worden afgetrokken die worden betaald aan de Staat als verrekening van in strijd met de wet verkregen voordelen.

Procedure bij rechtbank en Hoge Raad
De rechtbank Haarlem heeft bij uitspraak van 31 december 2008 (nr. AWB 08/2916) in deze zaak geoordeeld dat de NMa-boete niet mag worden afgetrokken van de winst. De boete kan niet worden gesplitst in een (aftrekbaar) voordeelontnemend deel en een (niet-aftrekbaar) bestraffend deel.

Van de rechtbank Haarlem is door de belastingplichtige sprongcassatie bij de Hoge Raad ingediend. Dat wil zeggen dat de procedure bij het hof in overleg met de partijen is overgeslagen.

Advocaat-Generaal P.J. Wattel concludeerde op 22 december 2009 tot ongegrond verklaring van het casatieberoep.

Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het oordeel van de rechtbank juist is en heeft het cassatieberoep ongegrond verklaard. De boete op grond van de Mededingingswet is gericht op bestraffing. Daaraan doet niet af dat de omzet die met de overtreding is gemoeid, in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de ernst van de overtreding.

Onder verwijzing naar de motivering in deze zaak (09/00617) heeft de Hoge Raad de cassatieberoepen in zaak 09/00618 en 09/00928 verworpen.

In de aanhangige zaak (10/01359) die gaat over de aftrekbaarheid van een Europese boete wegens overtreding van de mededingingsregels heeft de Europese Commissie kenbaar gemaakt opmerkingen te willen indienen.

Gevolg van de uitspraak
Het oordeel van de rechtbank Haarlem is hiermee definitief geworden'.



3 januari 2011
Supersnelrecht: 120 uur werkstraf waarvan 40 uur voorwaardelijk voor gooien fles naar ME

'De politierechter heeft vanochtend een 27-jarige man uit Waardenburg een werkstraf van 120 uur opgelegd waarvan 40 uur voorwaardelijk voor het gooien van een fles naar de Mobiele Eenheid (ME) tijdens Oud en Nieuw. De zaak werd behandeld tijdens de “supersnelrechtzitting”.

De man was tijdens Oud en Nieuw één van de aanwezigen op een kruispunt in Waardenburg, waar volgens traditie vuur wordt gemaakt. Om 02.00 uur sommeerde de ME iedereen naar huis te gaan. Daarop werd door een aantal aanwezigen met vuurwerk gegooid. Verdachte gooide, vanuit de groep, met een lege bierfles in de richting van de ME.

De politierechter acht openlijke geweldpleging in de vorm van het gooien van een fles naar de ME wettig en overtuigend bewezen. De politierechter: “Het is zeer kwalijk wat er is gebeurd. De ME en brandweer zijn aanwezig om burgers te beschermen. Het gaat hier om mensen die in gevaar worden gebracht. Mensen met een publieke taak”. De politierechter is het eens met de stelling van de officier van justitie dat dit feit een geldboete voorbijgaat. Een deel van de 120 uur werkstraf wordt als voorwaardelijk opgelegd (40 uur) omdat de man een blanco strafblad en een druk bezette baan heeft. Aan de andere kant had de verdachte – gezien de publiciteit over het beleid van het OM tijdens Oud en Nieuw – een gewaarschuwd man kunnen zijn en moet duidelijk zijn dat dit gedrag niet wordt getolereerd.

De officier van justitie eiste tijdens de zitting een werkstraf van 120 uur geheel onvoorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een geldboete of een deels voorwaardelijke werkstraf.

Supersnelrecht houdt in dat verdachten binnen de termijn van de inverzekeringstelling, dus binnen drie dagen, worden berecht. Het gaat om bewijstechnisch eenvoudige zaken, zoals vernieling, openlijk geweld en geweld tegen mensen met een publieke functie. Bij het ‘gewone’ snelrecht moet de verdachte binnen de bewaringstermijn van 14 dagen voor de rechter verschijnen. Op 14 januari staat een snelrechtzitting gepland. Zaken die niet via snelrecht kunnen worden afgedaan, worden gepland op de themazitting (politierechter en jeugd) op donderdag 10 februari'.



3 januari 2011
Amphia Ziekenhuis aansprakelijk voor bekkenbreuk patiënt

'De rechter heeft geoordeeld dat het Amphia Ziekenhuis in Breda aansprakelijk is voor de letselschade die een patiënt opliep na een val in het ziekenhuis. De 75-jarige man uit Oosterhout was in augustus 2009 opgenomen na een beroerte. Omdat hij onrustig en verward was, werd hij in zijn bed vastgemaakt met een zogenoemde Zweedse band. Twee dagen na de opname werd hij ’s nachts door verpleegkundig personeel naast zijn bed aangetroffen met een bekkenfractuur. Een slotje dat gebruikt werd om de Zweedse band vast te zetten, bleek te zijn opengegaan.

De verzekeraar van het ziekenhuis betoogde dat het ziekenhuis niet wist of had kunnen weten dat het slotje niet goed functioneerde. Het ziekenhuis had de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen en kon dus niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade als gevolg van het gebruik van het ondeugdelijke slotje.

De rechter vindt echter dat het risico van het gebruik van het ongeschikte slotje hier toch voor rekening van het ziekenhuis moet komen. Het ziekenhuis heeft de onrustbanden en slotjes ingekocht en kan op zijn beurt de producent aanspreken.

Het ging in deze zaak om een zogenoemde deelgeschilprocedure, die sinds 2010 is geregeld in de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade. Deze wet biedt een eenvoudige, snelle toegang tot de rechter in het kader van de afhandeling van letsel- of overlijdensschade. De buitengerechtelijke afwikkeling van letselschadezaken duurt vaak lang. Als de onderhandelingen vastlopen op een bepaald geschilpunt, kunnen partijen de rechter nu vragen om een snelle beslissing op alleen dat punt. Het streven is om deze zaken binnen twaalf weken te behandelen. Met de beslissing van de rechter keren partijen vervolgens terug naar de onderhandelingstafel. Tegen de beslissing staat geen hoger beroep open'.



Bron: www.rechtspraak.nl.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl