Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws


Datum en nieuws - november 2013:


22 november 2013
Onderscheid particulier en ondernemingsvermogen niet discriminerend

'De Hoge Raad heeft vandaag geoordeeld dat de fiscale vrijstelling van successie- en schenkingsrechten van ondernemingsvermogen niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De wetgever mag volgens de Hoge Raad onderscheid maken tussen het belasten van ondernemingsvermogen en het belasten van particulier vermogen.

Naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank in Breda van 13 juli 2012 (ECLI:NL:RBBRE:2012:BX3386) dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel zijn duizenden bezwaarschriften ingediend. Uit deze gevallen zijn de vijf zaken waarin vandaag uitspraak is gedaan, als proefprocedure aan de Hoge Raad voorgelegd.

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit houdt een vrijstelling in van 100% van de waarde van verkregen ondernemingsvermogen tot aan € 1.006.000 en 83% van de waarde die boven dat bedrag uitkomt. Alleen degenen die ondernemingsvermogen erven of geschonken krijgen, hebben recht op die vrijstelling. Volgens de uitspraak van de rechtbank in Breda hebben ook verkrijgers van particuliere vermogens recht op deze vrijstelling.

De advocaat-generaal vond ook dat sprake was van strijd met het gelijkheidsbeginsel.

De Hoge Raad heeft in deze uitspraken geoordeeld dat het internationale gelijkheidsbeginsel niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen verbiedt, maar alleen die waarvoor een redelijke en objectieve rechtvaardiging ontbreekt. Dit betekent dat alleen sprake is van verboden discriminatie indien het gemaakte onderscheid geen gerechtvaardigde doelstelling heeft of indien er geen redelijke verhouding bestaat tussen de maatregel die het onderscheid maakt en het daarmee beoogde gerechtvaardigde doel. De internationale normen laten de wetgever op fiscaal gebied hierbij in het algemeen een ruime beoordelingsvrijheid. Als het niet gaat om onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon, zoals geslacht, ras en etnische afkomst, dient de keuze van de wetgever te worden geëerbiedigd, tenzij het van redelijke grond ontbloot is. Dit laatste kan niet snel worden aangenomen.

De wetgever heeft de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in het leven geroepen omdat de heffing van successie- en schenkingsrecht bij verkrijging van ondernemingsvermogen liquiditeitsproblemen kan oproepen waardoor de continuïteit van ondernemingen in gevaar kan komen. De wetgever heeft hierbij in het bijzonder familiebedrijven op het oog gehad. Die bedrijven zijn van belang voor behoud en groei van de werkgelegenheid, behoud van economische diversiteit en voor stabiliteit. Daarnaast heeft de wetgever het ondernemerschap willen stimuleren. Dit zijn volgens de Hoge Raad gerechtvaardigde doelstellingen. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit is volgens de Hoge Raad bovendien niet van redelijke grond ontbloot. De wetgever mag zich bij de keuze baseren op veronderstellingen omtrent het probleem en de gekozen oplossing, mits deze veronderstellingen niet evident onredelijk zijn. Het is niet noodzakelijk om de effectiviteit van de regeling empirisch te onderbouwen.'



22 november 2013
Vrijspraak van ontuchtige handelingen

'De rechtbank heeft een 28-jarige man uit Ede vrijgesproken van ontuchtige handelingen. De man werd verweten dat hij deze handelingen zou hebben verricht bij twee broertjes (van destijds 5 en 11 jaar) die in de instelling woonden waar verdachte werkte. De man ontkent de beschuldigingen.

De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan het bewijsminimum. Niet uitgesloten kan worden dat de verklaring van het jongste broertje tot stand is gekomen op basis van de verklaring van het oudere broertje, waardoor alleen zijn verklaring overblijft. Er is geen (steun)bewijs, dat afkomstig is uit een andere bron, in het dossier aanwezig.'



21 november 2013
TBS voor Dalfsenaar na doden vriend

'De rechtbank Overijssel legt aan een 33-jarige man uit Dalfsen TBS met dwangverpleging op voor het doden van een 23-jarige man met wie hij langere tijd bevriend was. Tijdens een psychose bracht hij op 20 juni 2013 in Dalfsen het slachtoffer met een groot aantal messteken om het leven.

Hij dacht dat hij een goede daad had verricht omdat hij “de duivel met een mes had vermoord.” Het slachtoffer zou nog hebben gezegd: “Ik ben je vriend”. De man is volledig ontoerekeningsvatbaar. Vanwege zijn ziekelijke stoornis en het hoog ingeschatte gevaar voor herhaling is TBS met dwangverpleging noodzakelijk.

De verdachte was 3 maanden voorafgaand aan het misdrijf onder voorwaarden ontslagen uit een kliniek waar hij werd behandeld voor een geestelijke stoornis. Gedragsdeskundigen concludeerden dat er een directe relatie was tussen de geestelijke stoornis en het begaan van de doodslag.

Verdachte handelde opzettelijk
De raadsman betoogde dat verdachte moest worden vrijgesproken. Gelet op de ernstige geestelijke stoornis van verdachte kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. De rechtbank heeft overwogen dat een geestelijke stoornis van invloed kan zijn op de mate van keuzevrijheid in handelen, maar dat dit niet snel leidt tot de conclusie dat in het geheel geen sprake is van opzet op dat handelen.

Verdachte heeft - samengevat - verklaard dat hij dacht dat het slachtoffer zijn ziel aan de duivel had verkocht, dat hij toen heeft geoordeeld dat hij dood moest en dat hij het slachtoffer daarom meermalen heeft gestoken. Het slachtoffer zou nog hebben gezegd: “Ik ben je vriend”. Mede gelet op deze verklaringen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte ten tijde van zijn handelen niet ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat hij wel opzettelijk heeft gehandeld.

Volledig ontoerekeningsvatbaar
De man, die volgens de gedragsdeskundigen lijdt aan paranoïde schizofrenie en ernstige middelenafhankelijkheid, werd ten tijde van het begaan van het misdrijf direct gedreven in zijn handelen vanuit een schizofrene psychose. Om die reden moet hij volgens de deskundigen volledig ontoerekeningsvatbaar worden geacht.

De rechtbank volgt deze conclusie en ontslaat de man daarom van alle rechtsvervolging. De man is niet strafbaar en er wordt daarom geen gevangenisstraf opgelegd. Gelet op de aard, ernst en het ongunstig beloop van de ziekelijke stoornis bij verdachte en het hoog ingeschatte gevaar voor herhaling van soortgelijke gewelddadige delicten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van TBS met dwangverpleging noodzakelijk is.'



21 november 2013
Acht jaar cel voor doodslag Rowena van der Walle

'Een 24-jarige man uit Amsterdam is donderdag door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf wegens doodslag op Rowena van der Walle. Zij werd in februari dit jaar dood aangetroffen in Muiden. Twee medeverdachten werden vrijgesproken.

Vuurwapen
Uit de verklaringen van de drie verdachten, verschillende getuigen en technisch onderzoek, leidt de rechtbank af dat de 24-jarige Amsterdammer een vuurwapen van een medeverdachte heeft afgepakt. Vervolgens is het wapen afgegaan en werd Rowena, die op zeer korte afstand stond, dodelijk getroffen. De rechtbank vindt dat de man had moeten kunnen weten dat door zijn actie één van de personen in zijn directe omgeving dodelijk geraakt kon worden.

Geen diefstal
Anders dan de officier van justitie zag de rechtbank geen bewijs voor diefstal van geld door de verdachten. De hoofdverdachte heeft verklaard dat hij van Rowena ongeveer 10.000 euro had gekregen en dit voor haar zou bewaren. Er is geen bewijs dat zijn verklaring niet klopt.

Acht jaar
De opgelegde straf is zes jaar lager dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank veroordeelde de verdachte voor doodslag. Voor het plegen van doodslag geldt als uitgangspunt dat een gevangenisstraf van acht jaar wordt gehanteerd. De rechtbank zag geen zodanige strafverhogende of strafverminderende factoren, dat van dit uitgangspunt moest worden afgeweken.

Vrijspraak medeverdachten
De twee medeverdachten, 21- en 25-jarige Amsterdammers werden vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat het tweetal niet als medeplegers kon worden aangemerkt, omdat de daarvoor de vereiste bewuste en nauwe samenwerking met de hoofdverdachte ontbrak. Ook voor medeplichtigheid vond de rechtbank geen bewijs. Uit het strafdossier blijkt bijvoorbeeld niet dat de medeverdachten het schieten hebben kunnen verhinderen.'



21 november 2013
Beslissing inzake beroep maximum snelheid A13

'De rechtbank Rotterdam heeft vandaag beslist op het beroep dat een aantal belangenverenigingen en de gemeente Rotterdam hebben ingesteld tegen een besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu over de verhoging van de maximumsnelheid op de A13 bij Overschie. De minister had eerder de bezwaren afgewezen die tegen de verhoging waren ingediend.

De rechtbank Rotterdam heeft de belangenverenigingen en de gemeente in hun beroep in het gelijk gesteld. De rechtbank is van oordeel dat bij de totstandkoming van het besluit van de minister te weinig gewicht is toegekend aan de belangen van omwonenden. Die belangen hebben te maken met geluidoverlast en luchtverontreiniging. De minister had anders moeten omgaan met de geluidproductieplafonds die langs de A13 gelden en rekening moeten houden met het extra geluid dat motoren veroorzaken. Verder heeft de minister onvoldoende rekening gehouden met de hoeveelheid stikstofdioxide in de lucht rondom de A13 bij Overschie.

De rechtbank heeft beslist dat de minister opnieuw moet beslissen op de bezwaren van de belangenverenigingen en de gemeente. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het oordeel van de rechtbank over een aantal aspecten die bij de belangenafweging een rol spelen. De rechtbank acht een termijn van twaalf weken om tot dat nieuwe besluit te komen reëel'



20 november 2013
Apothekers verliezen kort geding tegen Achmea

'Achmea hoeft niets te veranderen aan de vergoedingsystematiek voor medicijnen die de zorgverzekeraar dit jaar tegenover 19 Amsterdamse apotheken hanteert. Dat heeft de rechtbank Midden-Nederland woensdag geoordeeld in een kort geding dat was aangespannen door de apothekers. De apothekers stellen dat ze door te lage vergoedingen van Achmea medicijnen met verlies moeten verkopen.

Overeenkomst
De rechter moest allereerst oordelen over de vraag of de overeenkomst die Achmea en de apothekers sloten over de vergoedingen voor medicijnen in 2013 nog wel van kracht is. De zorgverzekeraar vergoedt de kosten voor een aantal medicijnen op basis van de ‘Achmea Geneesmiddelen Prijslijst’ (AGP). De apothekers en Achmea verschillen van mening over de vraag of een overeenkomst die dit regelde alleen voor 2012 was aangegaan (volgens de apothekers), of voor 2012 en 2013 (volgens Achmea).

In de tekst van de overeenkomst staat dat die is aangegaan van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013. In de bijlage bij de overeenkomst is verder vermeld dat de prijzen op vier momenten zullen worden aangepast, waarvan er twee in 2013 liggen. De rechter zag verder ook onvoldoende aanknopingspunten dat de partijen alleen een overeenkomst voor 2012 zijn aangegaan. Daarom oordeelde hij dat de overeenkomst ook in 2013 geldt.

Niet onaanvaardbaar
De rechter moest verder oordelen over de vraag of de toepassing van het AGP-systeem onaanvaardbaar is. De vergoeding die apothekers van Achmea ontvangen is weliswaar lager dan de apothekersinkoopprijs (AIP), maar dat alleen betekent niet dat toepassing van het systeem onaanvaardbaar is, oordeelde de rechter. Daarbij spelen tal van omstandigheden een rol en die zijn in dit kort geding onvoldoende uitgekristalliseerd. Zo is met name onduidelijk wat nu precies de gevolgen zijn voor de bedrijfsvoering van apotheken. Er moet volgens de rechter ook rekening worden gehouden met de overige vergoedingen die de apothekers van Achmea ontvangen. Ook is de omvang van het ‘verlies’ van de apothekers onduidelijk. Zo bedingen apothekers zelf volgens Achmea vaak nog inkoopkortingen op de AIP.'



20 november 2013
Oud-directeur woningstichting aansprakelijk voor mislukt bouwproject

'Een oud-directeur van woningstichting Servatius is aansprakelijk voor de schade die de woningstichting leed door een mislukt bouwproject in Maastricht. Dat is het oordeel van de rechtbank Oost-Brabant.

De man gaf als directeur bij Servatius toestemming voor de bouw van een complex met studentenwoningen, (sociale) woningbouw en commerciële ruimten, waaronder een sporthal en kantoren. Volgens de rechtbank had de man de voorwaarden van de minister van Wonen, Wijken en Integratie moeten naleven voordat hij de aannemers groen licht gaf. Zo gaf hij in strijd met die voorwaarden betalingsgaranties voor de totale bouw af. Ook had hij moeten regelen dat het project werd opgezet volgens de voorwaarden van de Raad van Toezicht om zo de financiële betrokkenheid van Servatius bij het commerciële deel van het project te beperken en de financiële risico’s voor de woningstichting voldoende af te dekken.

Volgens de rechtbank heeft de directeur zijn taak daarom onbehoorlijk vervuld, zeker ook omdat er te weinig zekerheid bestond over een aantal zeer wezenlijke zaken zoals de deelname van de twee andere partners (gemeente Maastricht en de universiteit van Maastricht), de toekomstige exploitatie en de financiering.

Schade
De schade die Servatius opliep door onbehoorlijk bestuur van de directeur is hem juridisch gezien toe te rekenen. Dat de schade pas duidelijk werd nadat Servatius besloot met het project te stoppen en de directeur al was vertrokken, maakt daarbij niet uit.

Niet alle schade staat in verband met het handelen van de directeur. Over de vraag hoeveel schade hij moet vergoeden wordt verder geprocedeerd. De eerstvolgende zitting is op vrijdag 10 januari 2014 om 9.30 uur.'



20 november 2013
Ruim 30.000 euro schadevergoeding voor ex-verdachte zoon vermoord echtpaar

'De rechtbank Overijssel oordeelt dat de man die verdacht werd van de moord op zijn ouders in 2009 recht heeft op een schadevergoeding van ruim 30.000 euro. De man was langer dan drie jaar verdachte in de moordzaak op het echtpaar Vis uit Vollenhove en zat 100 dagen in voorlopige hechtenis. In juni 2013 verklaarde de rechtbank de strafzaak tegen hem als beëindigd. Hij diende een verzoek tot schadevergoeding in bij de rechtbank van 100.000 euro.

Bovengemiddelde schade
De rechtbank wijst in deze zaak een vergoeding toe die drie keer hoger is dan het gebruikelijke bedrag. Zij acht het aannemelijk dat de man in bovengemiddelde mate immateriële schade heeft geleden door de ondergane voorlopige hechtenis vanwege de verdenking dat hij zijn beide ouders zou hebben omgebracht en de grote publieke aandacht die dat met zich bracht. Het bedrag van in totaal € 32.744,33 bestaat voor € 29.579,40 aan vergoeding van materiële en immateriële schade die hij leed door de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis. Het deel van € 3.164,93 zijn de gemaakte kosten van rechtsbijstand.

De rechtbank lette bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding ook op het feit dat deze strafzaak landelijk veel publiciteit had. De publieke aandacht en de daarmee gepaard gaande schade voor een verdachte van een dergelijk ernstig misdrijf is groter indien aan de verdenking kracht wordt bijgezet met voorlopige hechtenis.

Moord echtpaar Vollenhove
De man werd op 13 april 2010 in verzekering gesteld als verdachte van moord op zijn beide ouders in Vollenhove. Hij heeft zijn betrokkenheid bij dit delict altijd ontkend. Hij werd op 22 juli 2010 na 100 dagen in voorlopige hechtenis in vrijheid gesteld. Op 6 september 2011 heeft verzoeker een verzoek ingediend bij de rechtbank om de strafzaak tegen hem geëindigd te verklaren. Op 24 juni 2013 verklaarde de rechtbank Overijssel de strafzaak tegen de zoon als beëindigd. De Staat der Nederlanden moet de schadevergoeding betalen. Tegen de uitspraak van de rechtbank staat zowel voor het openbaar ministerieals voor verzoeker hoger beroep open bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.'



19 november 2013
Uitzendwerk telt niet mee bij toepassen flexwet

'De tijd die iemand als uitzendkracht heeft gewerkt voor een organisatie, telt niet mee bij de toepassing van de zogenoemde flexwet.

Dat heeft de Centrale Raad van Beroep gisteren beslist. De CRvB volgt hiermee een uitspraak die het Hof van Justitie van de Europese Unie in april deed in een Italiaanse zaak.

Vier contracten
Het gaat in de Nederlandse zaak om een vrouw die eerst vier contracten als uitzendkracht bij een gemeente heeft gehad. Daarna kreeg ze een tijdelijke aanstelling voor een jaar als ambtenaar bij die gemeente. Zij stelt dat die aanstelling haar vijfde contract op rij is voor dezelfde functie, hetzelfde werk, hetzelfde salaris en onder hetzelfde gezag. Met een beroep op de zogenoemde flexwetgeving en de civiele sector, stelt betrokkene dat in haar geval de tijdelijke aanstelling geldt als een vast dienstverband. Die flexwetgeving houdt in dat na drie contracten voor bepaalde tijd, het vierde contract automatisch voor onbepaalde tijd gaat gelden.

Uitzendperiode
De CRvB vindt het te ver gaan om de wettelijke bescherming van flexwerkers ook van toepassing te laten zijn bij werkzaamheden op basis van een uitzendovereenkomst, die voorafgingen aan de tijdelijke aanstelling als ambtenaar. Het niet meetellen van de uitzendperiode is ook niet in strijd met het EU-recht. Verwezen wordt naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 april 2013 in de zaak Oresta Della Rocca tegen Poste Italiane SpA (kenmerk C-290/12). In die uitspraak oordeelde het Hof van Justitie dat de EU-regels ter bescherming van flexwerkers niet van toepassing zijn op uitzendkrachten. Daarbij maakt het niet uit onder welke omstandigheden iemand uitzendwerk verricht. Dat betrokkene uitzendwerk deed ter vervanging van afwezige personeelsleden, doet dus niet terzake.

Bezuigingen
De Centrale Raad van Beroep ziet ook geen andere redenen waarom betrokkene aanspraak kan maken op voortzetting van haar dienstverband. Het standpunt van de Commissie Gelijke Behandeling dat sprake zou zijn van discriminatie op grond van de godsdienstige overtuiging van betrokkene, volgt de Raad niet. Er bestond juist grote tevredenheid over het functioneren. De beëindiging kan volgens de Centrale Raad van Beroep worden teruggevoerd op de bezuinigingen die de gemeente moest doorvoeren. Het beroep van betrokkene is dus terecht ongegrond verklaard.'



19 november 2013
Gevangenis- en werkstraf voor marktmeesters

'Zeven voormalige Amsterdamse marktmeesters zijn veroordeeld voor het aannemen van steekpenningen. Zij krijgen daarvoor een combinatie van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee of drie maanden en een werkstraf van 120 of 180 uur.

De rechtbank acht bewezen dat de marktmeesters bijna tien jaar lang geldbedragen van twee tot twintig euro per keer van marktkooplieden hebben ontvangen en daarvoor gunsten hebben verleend of in het vooruitzicht gesteld. Als de marktkooplieden betaalden, hoefden zij minder voor hun marktplek te betalen of kregen zij een betere plek. Ook kwam het voor dat zij bij afwezigheid als ‘aanwezig’ werden genoteerd om hun plek niet te verliezen. De marktmeesters verdeelden de opbrengst (in totaal enkele tonnen) onderling op hun kantoor.

Integriteit
De rechtbank neemt de marktmeesters, ambtenaren van de gemeente Amsterdam, kwalijk dat zij het vertrouwen in een eerlijke gang van zaken op de markten hebben beschaamd. Integriteit van ambtenaren behoort tot de fundamenten van de rechtsstaat. Het belang van een onkreukbare overheid, ook wanneer deze zich op een zeer lokaal gebied als een markt manifesteert, is van groot belang voor het vertrouwen in deze overheid.

De marktmeesters hebben voor eigen gewin gehandeld en bovenop hun salaris veel geld ontvangen. Hoewel de gemeente signalen over misstanden niet oppakte, wisten de marktmeesters dat wat zij deden niet mocht, en zijn zij hiermee jarenlang doorgegaan. Zes van de zeven hebben geen inzicht in het laakbare karakter van hun handelen getoond.

Bij de straffen heeft de rechtbank in het voordeel van de marktmeesters ermee rekening gehouden dat zij zijn ontslagen. Verder heeft de behandeling van de zaak lang op zich laten wachten en hebben de marktmeesters veel aandacht van de media gekregen.'



18 november 2013
Behandeling hoger beroep grensrechterzaak

'Op dinsdag 19 november 2013 begint het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (locatie Leeuwarden) met de behandeling in hoger beroep van de strafzaak tegen zes minderjarigen en één meerderjarige, die allen worden verdacht van betrokkenheid bij de dood van grensrechter Richard Nieuwenhuizen.

De behandeling vindt plaats in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 in Leeuwarden. Voor de behandeling zijn meerdere zittingsdagen uitgetrokken in de periode van 19 november tot en met 5 december a.s.

Zitting deels openbaar
Bij de behandeling van het hoger beroep handhaaft het hof de regel dat de deuren gesloten blijven bij de rechtszaken tegen minderjarigen. Dit betekent dat pers en publiek geen toegang hebben bij de behandeling van de zaken tegen de zes minderjarigen op 19, 20 en 21 november. Alleen een ouder of voogd van de verdachte mag bij de behandeling aanwezig zijn. Daarnaast wordt toegang verleend aan de nabestaanden van het slachtoffer.

De behandeling van de zaak tegen de meerderjarige verdachte op 22 november is wel openbaar. Daar kan iedereen die belangstelling heeft bij zijn. Daarnaast mogen pers en publiek het requisitoir op 22 november – waarin de advocaat-generaal zijn eis toelicht - en een deel van de pleidooien van de advocaten op 25, 27 en 29 november bijwonen. Ook het voorlezen van de slachtofferverklaringen gebeurt in het openbaar.

Pers
De pers (ook schrijvende pers) wordt verzocht zich vooraf aan te melden. Aanmelden kan tot donderdag 21 november a.s. om 12.00 uur bij de afdeling communicatie van het gerechtshof, telefoon 058-2341770 of e-mail: f.steringa@rechtspraak.nl.

Publiek
Publiek hoeft zich niet aan te melden. Men wordt toegelaten voor zover er plaats is in de zittingszaal.

Publiek en pers dienen er rekening mee te houden dat het aantal plaatsen in de zittingszaal beperkt is.

De voorzitter kan te allen tijde, in het kader van een ordelijk verloop van de zitting, beslissen van het bovenstaande af te wijken.'



15 november 2013
TBS met voorwaarden voor verdachte die zijn vrouw heeft gewurgd

'Het Gerechtshof Den Haag heeft op 15 november 2013 in hoger beroep de verdachte die zijn vrouw door verwurging om het leven heeft gebracht in april 2010 ontslagen van alle rechtsvervolging. Het gerechtshof heeft de man een TBS met voorwaarden opgelegd.

De verdachte heeft in april 2012 zijn vrouw - met wie hij in 2009 was getrouwd - omgebracht. Daarna heeft de verdachte een mislukte poging tot zelfmoord gedaan. Hij heeft daarna de politie gebeld dat hij iets ‘vreselijks’ had gedaan.

De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en had een gevangenisstraf van 5 jaar opgelegd en een TBS met dwangverpleging. Het hof komt tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van zijn daad leed aan een psychotische depressie en volledig ontoerekeningsvatbaar was.

In detentie heeft de verdachte een zeer lange periode in een isoleercel doorgebracht. Op advies van een psychiater heeft de verdachte - na het vonnisvan de rechtbank - 32 keer ECT (elektroconvulsietherapie) ondergaan. Sindsdien is er geen sprake meer van een psychotische depressie.'



15 november 2013
Uitspraak geschil preferentiebeleid in zorgcontracten

'Deze zaak gaat over de vraag of een preferentiebeleid met betrekking tot dieetpreparaten (drinkvoedingen) in zorg(inkoop)contracten voor 2014 tussen zorgverzekeraars en afleveraars onrechtmatig is tegenover patiënten en diëtisten.

De voorzieningenrechter overweegt dat een verplichting in de zorgcontracten om in minimaal 75% van de gevallen een door de zorgverzekeraars geselecteerd voorkeursproduct af te leveren, in feite een beperking oplevert of kan opleveren van de aanspraak die verzekerden hebben op verstrekking of vergoeding van dieetpreparaten.

Dat komt in strijd met de Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde regelgeving, die, anders dan ten aanzien van geneesmiddelen, niet voorziet in de mogelijkheid van het voeren van een preferentiebeleid ten aanzien van dieetpreparaten.

De vergoedingen die de zorgverzekeraars hebben vastgesteld voor geconcentreerde drinkvoedingen die buiten het preferentiebeleid vallen, met kortingspercentages van 48 tot 56 % op de apotheekinkoopprijs (AIP), zijn zodanig willekeurig jegens de fabrikant, dat alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder de kans op aanmerkelijke schade voor de fabrikant, onzorgvuldig en onrechtmatig jegens de fabrikant zijn.

De voorzieningenrechter verbiedt de zorgverzekeraars aan een aantal onderdelen van de reeds gesloten zorgcontracten verder uitvoering te geven of contracten voor wat betreft die onderdelen af te sluiten.

De eis van de fabrikant om de zorgverzekeraars te gebieden bepaalde vergoedingen in de contracten op te nemen, wordt afgewezen. Het staat de zorgverzekeraars in beginsel vrij die vergoedingen te bepalen en met de afleveraars overeen te komen, mits dat niet gebeurt op een wijze die onrechtmatig is jegens de fabrikant.'



15 november 2013
Geen teruggaaf dividendbelasting aan Fins beleggingsfonds

'Een in Finland gevestigd beleggingsfonds is niet vergelijkbaar met een in Nederland gevestigde rechtspersoon die niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen. Dit beleggingsfonds kan daarom geen aanspraak maken op teruggaaf van eerder ingehouden dividendbelasting. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Van strijd met het vrij verkeer van kapitaal (artikel 56 EG Verdrag, nu artikel 63 Verdrag over de werking van de Europese Unie) is geen sprake.

De Hoge Raad vernietigt met deze uitspraak de beslissing van het hof ’s Hertogenbosch van 9 maart 2012 (ECLI:NL:GHSHE:2012:BV9630). Het niet verlenen van teruggaaf van de in 2008 ingehouden dividendbelasting is naar het oordeel van het hof een willekeurige indirecte discriminatie dan wel een verkapte beperking die in beginsel in strijd is met de vrijheid van kapitaalverkeer en waarvoor geen dwingende reden van algemeen belang een rechtvaardiging vormt. De staatsecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de staatssecretaris in het gelijk gesteld. Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de Hoge Raad afgeleid dat voor de vaststelling of een lidstaat bij de wetgeving over inhouding van belasting over bepaalde baten vennootschappen uit een andere lidstaat discrimineert, in het algemeen niet van belang is hoe die baten door die andere lidstaat fiscaal worden behandeld. Hieruit volgt dat de omstandigheid dat dit beleggingsfonds in Finland is vrijgesteld van winstbelasting niet maakt dat hij vergelijkbaar is met een Nederlandse rechtspersoon die niet is onderworpen aan vennootschapsbelasting. In cassatie stond vast dat het beleggingsfonds, als dit in Nederland zou zijn gevestigd, wel onderworpen zou zijn aan vennootschapsbelasting. Daardoor behoort het Finse beleggingsfonds niet tot de groep waarvoor de tegemoetkoming (van artikel 10, lid 1, van de Wet op de dividendbelasting 1965) is bedoeld. Dit is geen discriminatie.

Naar aanleiding van de uitspraak van het hof zijn Kamervragen gesteld onder meer over de budgettaire gevolgen wanneer de Hoge Raad de uitspraak van het hof in stand zou laten (zie de brieven van de staatssecretaris aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 23 maart 2012, DGB2012/1738M, en 17 april 2012, DB/2012/163 U).'



15 november 2013
Richtlijnen vrijstelling ozb voor verpleeg- en verzorgingstehuizen

'De Hoge Raad heeft vandaag in twee arresten praktische en werkbare richtlijnen vastgesteld waarmee de vrijstelling van verpleeg- en verzorgingstehuizen van onroerendezaakbelasting kan worden bepaald. Verpleeg- en verzorgingstehuizen kunnen gedeeltelijk zijn vrijgesteld van onroerendezaakbelasting. Over de waarden van die gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen, wordt geen gebruikersbelasting geheven. De feitenrechters blijken bij de toepassing hiervan uiteenlopende benaderingen te gebruiken. De richtlijnen die de Hoge Raad vandaag geeft, moeten aan deze verschillen een einde maken.

Bij de formulering van de richtlijnen wordt door de Hoge Raad vooropgesteld dat een duurzaam verblijf in een verpleeg- of verzorgingstehuis voor de bewoners daarvan het karakter van wonen heeft. Dat deze bewoners ook hulp, verzorging en verpleging wordt geboden en dat zij daarom beperkt worden in hun privacy en handelingsvrijheid, neemt volgens de Hoge Raad niet weg dat een verpleeg- of verzorgingstehuis voor hen de functie van een woning heeft.

De gedeelten van verpleeg- en verzorgingstehuizen die in hoofdzaak dezelfde functie hebben als de vergelijkbare gedeelten van een woning, zijn vrijgesteld van gebruikersbelasting. Dit zijn bijvoorbeeld de eigen slaapkamers van de bewoners maar ook de gemeenschappelijke woonkamers, eetzalen, keukens, sanitaire ruimten en andere ruimten die gezamenlijk door de bewoners worden gebruikt. De mate waarin die ruimten mede door het verplegend personeel worden gebruikt, is niet van belang.

De gedeelten van verpleeg- en verzorgingstehuizen die worden gebruikt door het personeel van de instelling of andere derden, zoals kantoorruimten, zijn niet vrijgesteld van onroerendezaakbelasting.

In de arresten worden aanwijzingen geformuleerd voor ruimten die voor revalidatie en (para)medische zorg worden gebruikt, voor in de instellingen aanwezige winkels en restaurants, voor de ondergrond van de opstal en voor de bij de instellingen aanwezige parkeerterreinen. Dergelijke ruimten hebben geen woonfunctie.

In deze zaken ging het om twee verpleeghuizen voor mensen met onder andere behoefte aan psychogeriatrische zorg. In geschil was of vrijstelling bestond voor de eigen kamers van de bewoners, de ruimten voor dagverblijf, de keukens, de badkamers en de ondergelegen parkeergarage. Het hof oordeelde dat de mate waarin bewoners zich vrijelijk kunnen bewegen in een ruimte van belang is voor de vraag of die ruimte in hoofdzaak tot woning dient dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden. Dit criterium is gelet op de door de Hoge Raad gegeven richtlijnen niet juist. De Hoge Raad vernietigt de uitspraken van het hof. Een ander hof moet de betreffende zaken opnieuw behandelen.'



15 november 2013
Belastingvoordeel voor schaarse tandarts uit buitenland

'Een uit het buitenland aangetrokken tandarts beschikt over een specifieke deskundigheid die niet of schaars aanwezig is op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dat betekent dat de inspecteur van de belastingdienst het verzoek van een buitenlandse tandarts om toepassing van de 30%-regeling ten onrechte heeft geweigerd. Dat oordeelt de Hoge Raad vandaag. Op grond van de 30%-regeling kan een Nederlandse werkgever een onbelaste vergoeding toekennen aan een uit het buitenland aangetrokken werknemer van kort gezegd 30% van het loon. Voorwaarde voor toepassing van de regeling is onder meer dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of schaars aanwezig is op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het verzoek van een uit Duitsland afkomstige tandarts om toepassing van deze regeling werd door de inspecteur van de Belastingdienst afgewezen, omdat de tandarts niet zou beschikken over een specifieke deskundigheid die in Nederland schaars was. In beroep oordeelde de rechtbank dat de tandarts wél beschikte over een specifieke deskundigheid die in Nederland schaars was, zodat het verzoek om toepassing van de 30%-regeling ten onrechte is afgewezen. In hoger beroep kwam het hof tot een tegenovergesteld oordeel.

De Hoge Raad vernietigt met deze uitspraak de beslissing van het hof Amsterdam van 7 februari 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ1507). Volgens het hof kan uit een rapport worden afgeleid dat er in Nederland slechts een regionaal tekort is aan tandartsen en dat de onvervulde vraag naar tandartsen slechts zeer beperkt is (1 procent). Een dergelijk tekort is volgens het hof onvoldoende om te kunnen zeggen dat tandartsen schaars zijn in Nederland. Uit het rapport volgt volgens het hof wel dat er - gelet op de beperkte instroom op de arbeidsmarkt van in Nederland opgeleide tandartsen - op enig moment een aanzienlijk tekort aan tandartszorg zal ontstaan als er geen tandartsen instromen vanuit het buitenland. Een in de toekomst dreigend tekort aan tandartsen betekent volgens het hof echter niet dat de specifieke deskundigheid van tandarts op het moment van sluiten van de arbeidsovereenkomst schaars aanwezig is.

De Hoge Raad heeft de buitenlandse tandarts in het gelijk gesteld. Volgens de Hoge Raad volgt uit het rapport waar het hof zijn beslissing op heeft gebaseerd dat instroom van tandartsen uit het buitenland nodig was om vacatures te vervullen, en dat zonder die instroom op de Nederlandse arbeidsmarkt een tekort aan tandartsen zou zijn ontstaan. Onder die omstandigheden moet volgens de Hoge Raad worden aangenomen dat ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst sprake was van schaarste aan tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt, en niet slechts van een dreiging van toekomstige schaarste.'



13 november 2013
Negen jaar cel voor poging moord in Gouda

'Een man krijgt van de rechtbank Den Haag negen jaar gevangenisstraf voor een poging tot moord met een vuurwapen en bedreiging van meerdere mensen. Hij heeft geprobeerd zijn zwager dood te schieten. Vervolgens heeft de man mensen die hem achtervolgden, bedreigd door het vuurwapen op hen te richten en te dreigen hen te doden.

De rechtbank stelt vast dat de man op 8 mei 2013 in Gouda opzettelijk en na rustig overleg en kalm beraad met een vuurwapen van korte afstand een kogel heeft afgevuurd op de borst van zijn zwager. Deze werd in de borst en de lever geraakt, maar overleefde de schietpartij.

Na het neerschieten van zijn zwager richtte de man zijn vuurwapen op of in de richting van omstanders. Daarbij dreigde hij met "Wie probeert bij mij te komen, zal ik ook neerschieten" of woorden van gelijke strekking. De rechtbank vindt daarom, naast de poging tot moord, ook bewezen dat hij gedreigd heeft andere mensen neer te schieten. Verder wordt hij veroordeeld voor wapenbezit.'



13 november 2013
Een 'stikstofdepositiebank' is onder bepaalde voorwaarden toegestaan

'Gebruik van een zogenoemde stikstofdepositiebank bij natuurvergunningen is toegestaan, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Omdat de Noord-Brabantse depositiebank op enkele punten niet aan de voorwaarden voldoet, mocht het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant daarvan geen gebruik maken bij het verlenen van vier natuurvergunningen voor intensieve veehouderijen in Liessel, Someren, De Rips en Deurne. Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (13 november 2013). Werkgroep Behoud de Peel had de procedures bij de Raad van State aangespannen. Tegen de uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Stikstofdepositiebank
Voorafgaand aan het verlenen van de natuurvergunningen heeft het provinciebestuur vier zogenoemde salderingsbesluiten genomen op grond van de Noord-Brabantse stikstofverordening. Aan de vier bedrijven is hiermee een 'stikstofsaldo' toegekend uit de stikstofdepositiebank. De depositiebank wordt gevuld met vrijgekomen 'stikstofrechten' van veehouderijen die zijn gestopt en waarvan de milieuvergunning is ingetrokken. Hierdoor neemt volgens het provinciebestuur de uitstoot van stikstof op een Natura-2000 gebied niet toe. Als een veehouderij in de buurt van een beschermd natuurgebied wil starten of uitbreiden, waardoor de uitstoot van stikstof op het natuurgebied toeneemt, kan een deel van die vrijgekomen stikstofrechten uit de depositiebank worden opgevraagd, zolang per saldo niet meer stikstof in het Natura-2000 gebied terecht komt.

Raad van State
De Raad van State is van oordeel dat 'het niet bezwaarlijk is' dat met het salderen van stikstofuitstoot via een provinciale stikstofdepositiebank niet bekend is welk stoppend bedrijf zijn stikstofrechten ter beschikking stelt aan het startende of uitbreidende bedrijf. Er mogen in de depositiebank echter geen stikstofrechten worden opgenomen van bedrijven waarvan de milieuvergunning is ingetrokken voordat de provincie Noord-Brabant de stikstofdepositiebank instelde in september 2009. Ook moet onder meer verzekerd zijn dat het bedrijf dat zijn stikstofrechten ter beschikking stelt aan de depositiebank, op het moment van het intrekken van de milieuvergunning, feitelijk nog aanwezig was. Dit is van belang omdat hiermee gewaarborgd wordt dat als gevolg van het stoppende bedrijf de stikstofuitstoot op het Natura 2000-gebied ook daadwerkelijk vermindert, aldus de hoogste bestuursrechter.

Gevolg
Omdat de Noord-Brabantse stikstofdepositiebank niet aan alle waarborgen voldoet, mocht het provinciebestuur daar niet vanuit gaan bij het verlenen van de vier natuurvergunningen. Daarom heeft de Raad van State die vergunningen vernietigd.'



13 november 2013
Schenking eigen bijdrage kinderopvangtoeslag mag, als vaststaat dat kosten zijn betaald

'Schenking van de zogenoemde eigen bijdrage is niet in strijd met de wet, mits vaststaat dat de kosten voor kinderopvang daadwerkelijk zijn betaald. Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (13 november 2013). De Belastingdienst vorderde in april 2012 een betaald voorschot voor kinderopvang terug van een man uit Oegstgeest, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij kosten had gemaakt voor kinderopvang. De man was het daar niet mee eens en was tegen het terugvorderingsbesluit in hoger beroep gekomen bij de Raad van State.

Kinderopvangtoeslag
Op grond van de wet komt iemand voor kinderopvangtoeslag in aanmerking wanneer onder meer vaststaat dat kosten zijn gemaakt voor kinderopvang. In dit geval betaalde de man, de zogenoemde vraagouder, voor de opvang van zijn twee kinderen maandelijks het verschuldigde bedrag via een gastouderbureau aan de gastouders, tevens zijn schoonouders. De gastouders schonken de man vervolgens via het gastouderbureau maandelijks een deel van dat bedrag, de zogenoemde eigen bijdrage, die elke vraagouder is verschuldigd. Volgens de Belastingdienst staat hiermee vast dat de man geen kosten voor kinderopvang heeft gemaakt. Daarom vorderde de Belastingdienst het al betaalde voorschot aan kinderopvangtoeslag terug.

Rechtbank
De rechtbank in Den Haag oordeelde in oktober 2012 dat niet is gebleken dat de man kosten voor kinderopvang heeft gemaakt, omdat het moet gaan om 'daadwerkelijk gedane uitgaven, waardoor het vermogen van degene die de uitgaven heeft gedaan, wordt aangetast'.

Raad van State
De Raad van State is van oordeel dat de Wet op de Kinderopvang niet in de weg staat aan een schenking door de gastouder van de eigen bijdrage, mits is aangetoond dat die eigen bijdrage eerst door de vraagouder aan de gastouder is betaald. Dat de eigen bijdrage vervolgens via het gastouderbureau wordt teruggestort aan de vraagouder, leidt niet tot de conclusie dat de vraagouder geen kosten voor kinderopvang heeft gehad, aldus de Raad van State.

Nieuw besluit
De Belastingdienst zal nu een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaarvan de man tegen het terugvorderingsbesluit.'



13 november 2013
Geen recht op onderwijs van de allochtone moedertaal

'De Staat is niet verplicht allochtone kinderen op de basisschool les te geven in hun moedertaal. Dat heeft de rechtbank Den Haag beslist in een procedure die een aantal Turkse belangenorganisaties in Nederland had aangespannen tegen de Staat.

De belangenorganisaties waren van mening dat de Staat in strijdt handelt met verschillende internationale verdragen en Europese wetgeving door het onderwijs van allochtone talen niet te ondersteunen. De rechtbank ging daar niet in mee, omdat de Nederlandse wetgever een bepaalde mate van beleidsvrijheid heeft. In ons land hadden gemeenten tot 2004 de mogelijkheid onderwijs van allochtone talen aan te bieden. Vanaf 2004 is de overheid daarmee gestopt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat uit de verdragsbepalingen waarop de belangenorganisaties zich hebben beroepen niet een recht volgt op onderwijs van de allochtone moedertaal aan kinderen in het basisonderwijs. Ook kunnen de organisaties niet rechtstreeks een beroep doen op deze verdragsbepalingen om dit onderwijs af te dwingen in Nederland. Hoewel onderwijs van de allochtone moedertaal bepaalde voordelen zou kunnen hebben voor allochtone kinderen, mag de Staat zelf bepalen of het aanbieden van onderwijs van de allochtone moedertaal wenselijk is. De Staat is dus niet verplicht om dat onderwijs te faciliteren.'



8 november 2013
Intocht van Sinterklaas kan doorgaan

'De intocht van Sinterklaas in Amsterdam kan doorgaan. Dat heeft de voorzieningenrechter in Amsterdam bepaald. Een twintigtal personen had beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester om een vergunning te verlenen voor de intocht van Sinterklaas in Amsterdam. Zij hadden de voorzieningenrechter gevraagd de verleende vergunning te schorsen totdat de rechtbank op dat beroep heeft beslist, waardoor de intocht niet door zou kunnen gaan.

Openbare orde
De rechter heeft vooropgesteld dat de burgemeester een ruime bevoegdheidheeft als het op het verlenen van een evenementenvergunning aankomt. De rechter mag dit slechts terughoudend toetsen. In dit geval had de burgemeester de vergunning alleen kunnen weigeren op de grond dat het evenement een gevaar vormt voor de openbare orde. Volgens verzoekers is dit het geval: doordat de figuur van Zwarte Piet, die een rol speelt bij de intocht, discriminerend en racistisch is, is sprake van een bedreiging voor de openbare orde.

De rechter is het echter met de burgemeester eens dat verzoekers hierin niet kunnen worden gevolgd. Weliswaar is door de burgemeester erkend dat voor sommige mensen de aanwezigheid van Zwarte Piet en de link die zij daarmee maken, zeer pijnlijk is, maar dat de openbare orde daardoor in het geding zal komen, is vooralsnog niet aannemelijk geworden. De discussie of Zwarte Piet racistisch en discriminerend is, is een discussie die (landelijk) nog in volle gang is. Het is niet aan de burgemeester om daar in het kader van deze vergunningverlening een (eind)oordeel over te geven.'



8 november 2013
Gevangenisstraf voor plegen ontucht met minderjarig meisje

'De rechtbank Gelderland heeft vandaag een 49-jarige man uit Zevenaar veroordeeld voor het plegen van ontucht met een minderjarig meisje. De man heeft een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk opgelegd gekregen met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. Ook moet hij een deel van de gevorderde immateriële en materiële schadevergoeding aan het slachtoffer betalen.

Omstandigheden
De man heeft zich over een langere periode meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van vergaande ontuchtige handelingen bij aangeefster.Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat aangeefster vanwege haar leeftijd, de omstandigheden in haar gezin met hulpbehoevende ouders en haar relatie tot verdachte, in een kwetsbare positie verkeerde. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijkheid van verdachte, die moeilijk ‘nee’ kon zeggen, en de positie die verdachte binnen het gezin van aangeefster had.'



7 november 2013
Werkstraf voor valsheid in geschrift door divisiedirecteur

'De rechtbank Gelderland heeft een voormalig divisiedirecteur van Ballast Nedam veroordeeld tot een werkstraf van 90 uur voor valsheid in geschrift. Tussen 1998 en 2002 werden privékosten als zakelijke kosten opgevoerd en (al dan niet ten behoeve van relaties) gemaakte escortservicekosten werden op facturen omschreven als juridische dienstverlening.

Bedrijfscultuur
Verdachte heeft derden aangezet tot het plegen van de valsheid in geschrift en de facturen werden opgenomen in de administratie van Ballast Nedam. Niet kan worden uitgesloten - verschillende getuigenverklaringen wijzen in die richting - dat de bewezenverklaarde feiten plaatsvonden in een bedrijfscultuur waarin dit handelen (onder bestuurders) tot op zekere hoogte normaal was, dan wel werd geaccepteerd of getolereerd. Maar dit neemt de laakbaarheid van het handelen van verdachte niet weg. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen ook actief bijgedragen aan de door hem geschetste (bedrijfs)cultuur, waar hij als bestuurder juist het goede voorbeeld had moeten geven.

Straf
Bij de strafoplegging is verder gelet op onder meer de lengte van de procedure, de aan de zaak gegeven publiciteit en de omstandigheid dat verdachte na het aan het licht komen van verschillende, deels met de strafzaak samenhangende kwesties, zijn vermogen is kwijtgeraakt en persoonlijk failliet is verklaard.

Ontvankelijk
Anders dan het Openbaar Ministerie en de verdediging, ziet de rechtbank in de omstandigheid dat het OM en verdachte na aanvang van de terechtzitting een schikkingsovereenkomst hebben gesloten, geen grond voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.'



7 november 2013
Uitspraak Hof van Justitie in Luxemburg in zaken over homoseksuele vreemdelingen

'Vandaag (7 november 2013) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg antwoord gegeven op een aantal zogenoemde prejudiciële vragen. Deze vragen had de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in april 2012 aan het Hof gesteld.

De Raad van State heeft het Hof vragen gesteld in drie zaken waarin de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heeft geweigerd drie mannen uit Senegal, Uganda en Sierra Leone een asielvergunning te geven. Nadat de rechtbank de minister in het gelijk had gesteld, hebben de vreemdelingen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hoger beroep ingesteld.

Voordat de Raad van State definitief uitspraak doet in deze vreemdelingenzaken, wilde hij eerst duidelijkheid van het Hof in Luxemburg over de vraag hoe ver de bescherming van homoseksuelen strekt op grond van de zogenoemde Europese Definitierichtlijn. In de richtlijn zijn voor lidstaten van de Europese Unie minimumnormen opgenomen voor bescherming van vluchtelingen. De Raad van State wilde onder meer weten of van de vreemdelingen 'terughoudendheid kan worden verwacht bij het geven van invulling' aan hun homoseksualiteit in het land van herkomst en zo ja, in welke mate.

Nu het Hof van Justitie in Luxemburg uitspraak heeft gedaan, betekent dit niet dat daarmee een einde is gekomen aan de juridische procedure. De Raad van State heeft destijds de behandeling van de zaken geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof. Nu zal de Raad van State de behandeling van de zaken voortzetten.

De vragen die in april 2012 aan het Hof zijn voorgelegd, spelen ook in meerdere, vergelijkbare zaken die de Raad van State in behandeling heeft. Ook die zaken zijn aangehouden in afwachting van het arrest van het Hof in Luxemburg.

In maart 2013 stelde de Raad van State andere vragen aan het Hof over homoseksuele vreemdelingen. Op die vragen heeft het Hof nog niet geantwoord. Met die vragen wil de Raad van State van het Hof van Justitie weten hoe de seksuele gerichtheid van vreemdelingen moet worden beoordeeld en de grenzen die daarbij in acht moeten worden genomen.

Lees hier de verwijzingsuitspraak van de Raad van State met zaaknummer 201109928/1 (Senegal) van 18 april 2012 waarin alle prejudiciële vragen zijn te lezen die de Raad van State aan het Hof in Luxemburg heeft gesteld. De vragen zijn ook na te lezen in de andere verwijzingsuitspraken met zaaknummers 201106615/1 (Uganda) en 201012342/1 (Sierra Leone).'



6 november 2013
Twintig jaar gevangenisstraf voor het seksueel misbruiken en doden van de 10-jarige Jennefer van Oostende

'Het gerechtshof Den Haag heeft op 6 november 2013 de 28-jarige Anthony K. in hoger beroep veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. Hij is veroordeeld voor onder meer het seksueel misbruiken en doden van de 10-jarige Jennefer van Oostende.

Het openbaar ministeriehad veroordeling voor verkrachting en moord geëist. Het Haagse hof is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een veroordeling van verkrachting en moord te kunnen komen. Het hof acht seksueel misbruik van een minderjarige beneden de 12 jaar en doodslag bewezen.

Het slachtoffer betreft het toen 10-jarige ex-schoonzusje van de verdachte. Ze was op 8 oktober 2011 naar de woning van de verdachte gekomen om daar met haar destijds 5-jarige neefje en 3-jarige nichtje te kunnen spelen. Daar is zij op enig moment seksueel misbruikt door de verdachte. Op een gegeven moment heeft de verdachte haar met zijn handen gewurgd. Vervolgens heeft hij het, op de sokjes na ontklede, lichaam van Jennefer in vuilniszakken verpakt en dit in de bergruimte van een slaapbank gelegd. Het lichaam van Jennefer is daar ruim een dag later door de politie aangetroffen.

De maximale straf die in dit geval op grond van de wet kan worden opgelegd is een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar. Het hof heeft de maximale straf aan de verdachte opgelegd, omdat het hof dat passend en geboden acht, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

De Rechtbank Rotterdam had 18 jaar gevangenisstraf opgelegd voor dezelfde feiten. De rechtbank had niet de maximale gevangenisstraf opgelegd, omdat de verdachte, die geweigerd heeft om mee te werken aan een onderzoek naar zijn geestvermogens, zeer waarschijnlijk functioneert op zwakbegaafd niveau. Het hof heeft daar geen rekening mee gehouden, omdat dit niet is komen vast te staan.'



6 november 2013
Geen heffing van leges ID-kaart in Amsterdam

'De gemeente Amsterdam mocht ook na de reparatiewet geen leges heffen bij de aanvraag van een ID-kaart. Dat heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 november 2013 bepaald in een zaak tussen een aanvrager van een ID-kaart en de gemeente Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft namelijk na de reparatiewet de gemeenteverordening niet aangepast.

De belanghebbende in deze zaak heeft op 26 september 2011 een ID-kaart aangevraagd bij de gemeente Amsterdam. De gemeente heeft in verband daarmee leges geheven. In geschil is of die heffing terecht is. De Hoge Raad oordeelde eerder dat de heffing niet kan worden gebaseerd op de legesbepaling uit de Gemeentewet. Nadien is de Reparatiewet ingevoerd, met terugwerkende kracht tot 22 september 2011. Met die wet is beoogd een nieuwe zelfstandige grondslag voor de legesheffing bij de aanvraag van ID-kaarten te creëren. Volgens die wet worden gemeentelijke belastingverordeningen geacht te zijn gebaseerd op die nieuwe grondslag, voor zover het de heffing van leges voor aanvragen van ID-kaarten betreft. De legesverordening van de gemeente Amsterdam is naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad en de Reparatiewet echter niet gewijzigd. Belanghebbende bestrijdt de legesheffing, onder meer omdat volgens hem niet met terugwerkende kracht kan worden geheven.

Volgens het Hof kan de wetgever met terugwerkende kracht een grondslag invoeren voor de heffing van leges. Indien een gemeente op die grondslag leges wil heffen, moet de gemeenteraad echter zorgen voor een belastingverordening die in zo’n heffing voorziet. In dit geval is de legesverordening van de gemeente Amsterdam gebaseerd op de Gemeentewet. Op grond van die wet kunnen echter geen leges worden geheven voor de aanvraag van ID-kaarten. Het belastbaar feit waarin de Reparatiewet voorziet, kan ook niet worden gelijkgesteld met het belastbaar feit uit de Gemeentewet. Omdat de gemeenteraad heeft nagelaten de legesverordening aan te passen aan de Reparatiewet, is er geen grondslag voor de onderhavige legesnota. Dat in de Reparatiewet is opgenomen dat gemeentelijke belastingverordeningen worden geacht te zijn gebaseerd op die wet, maakt dat niet anders. Het is namelijk uitsluitend aan de gemeenteraad om in een gemeentelijke verordening te bepalen op welke grondslag gemeentelijke belastingen worden geheven en niet aan de wetgever in formele zin.

Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond. De aan hem opgelegde legesnota wordt vernietigd.'



6 november 2013
Gemeente Veenendaal niet-ontvankelijk in zaak tegen veroordeelde zedendelinquent

'UTRECHT- De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland oordeelde woensdag dat de gemeente Veenendaal niet-ontvankelijk is in haar vordering tegen een veroordeelde zedendelinquent. De gemeente mag dus aan de man geen andere maatregelen opleggen dan de strafrechter al heeft gedaan. De gemeente wilde nog een elftal extra maatregelen aan de man opleggen en had daarom een kort geding bij de civiele rechter aangespannen.

Niet-ontvankelijk
De rechter heeft onderzocht of de gemeente Veenendaal naast haar bevoegdheidin het bestuursrecht en de mogelijkheden die het strafrecht biedt, ook via de civiele rechter maatregelen mag opleggen. De rechter concludeerde dat de gang naar de civiele rechter in dit geval een onaanvaardbare doorkruising van het publiekrecht is.

De rechter oordeelde dat het de bevoegdheid van de strafrechter is om naast een straf aanvullende maatregelen op te leggen. De strafrechter neemt een beslissing gebaseerd op het volledige strafdossier, dat bestaat uit alle politiële maar ook alle persoonsgegevens van de verdachte. De gemeente of de burgemeester beschikt daar niet over. Ook de civiele rechter beschikt niet over deze gegevens. Een gewogen beslissing over de noodzaak van de door de gemeente gewenste maatregelen kan de civiele rechter dan ook niet maken.

Juridisch gezien komt de rechter niet tot een inhoudelijke beoordeling van de elf geëiste maatregelen omdat de gemeente niet-ontvankelijk is. De rechter heeft de zaak toch inhoudelijk bekeken omdat in deze zaak veel onrust bestaat over de terugkeer van de man in de gemeente.

Geen onrechtmatige daad
De rechter begrijpt dat de terugkeer van de man in de wijk voor een aantal omwonenden gevoelens van angst en bezorgdheid oproept. De man werd eerder veroordeeld voor ontucht met een minderjarige en voor het in bezit hebben en verspreiden van kinderporno. De rechter vindt dit ernstige feiten, maar vindt ook dat niet het oog verloren mag worden dat het ‘pedofiel-zijn’ als zodanig niet onrechtmatig is. Dat is alleen het geval als de man handelingen zou verrichten die de integriteit van iemand kan aantasten. Sinds zijn vrijlating zijn er geen aanwijzingen dat de man onrechtmatig handelt of gaat handelen. Daarnaast houdt de man zich aan opgelegde maatregelen van de strafrechter. Hij moet zich houden aan het reclasseringstoezicht, in therapie gaan, zijn computer laten controleren op aanwezigheid van kinderporno en mag uiteraard geen strafbare feiten plegen. Als de man één van deze maatregelen overtreedt, loopt hij het risico opnieuw de gevangenis in te moeten.

Dit betekent dat ook als de gemeente wel ontvankelijk was de vordering alsnog zou zijn afgewezen omdat de man geen onrechtmatige daad heeft gepleegd.'



6 november 2013
Deskundigenonderzoek naar deugdelijkheid V250-treinen

'De rechtbank Midden-Nederland heeft treinfabrikant AnsaldoBreda woensdag toestemming verleend om een zogenaamd voorlopig deskundigenonderzoek te laten verrichten naar de deugdelijkheid van de V250 hogesnelheidstreinen.

De treinen reden onder de naam Fyra in december 2012 en januari 2013 over het Nederlandse en Belgische spoor. Na een aantal incidenten verbood de Belgische toezichthouder het gebruik van de treinen, later gevolgd door de Nederlandse toezichthouder.

De NS en NS Financial Services en NMBS stellen zicht op het standpunt dat een onderzoek niet nodig is omdat alleen al het te late leveren van de treinen en het ontbreken van toestemming om de treinen op het Nederlandse en Belgische spoor te laten rijden, voldoende is om van de koopovereenkomst af te kunnen.

De rechtbank stelt echter voorop dat een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek, als het aan de wettelijke vereisten voldoet, in principe wordt toegestaan. Daarnaast vindt de rechtbank het niet bepaald uitgesloten dat de gebreken aan de treinen, dan wel de manier waarop daarmee is omgegaan een rol kunnen gaan spelen in de bodemprocedures die al lopen of nog gaan lopen.

Omdat het geschil complex is, heeft de rechtbank een rechter-commissaris benoemd die de procedure gaat begeleiden. Onder leiding van de rechter-commissaris wordt bepaald welke deskundige(n) aan de slag gaat of gaan en welke vragen er precies beantwoord moeten worden. Hierover vindt, waarschijnlijk in december, nog een nadere zitting plaats.'



5 november 2013
Rechtbank herroept intrekking bouwvergunning controversieel toegangspoort

'De rechtbank Noord-Holland heeft op 5 november 2013 uitspraak gedaan op het beroep dat de eigenaar van Landgoed Groot Bentveld heeft ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort (het college) om de bouwvergunning in te trekken die was verleend voor het plaatsen van een kunstwerk op het landgoed. Het gaat om een door Studio Job ontworpen kunstwerk in de vorm van een toegangspoort. Dit kunstwerk maakte veel discussie los na een uitzending van "De wereld draait door" waar de twee kunstenaars van Studio Job te gast waren om over hun werk te praten. In deze uitzending is onder andere een afbeelding getoond van het kunstwerk. In een open brief heeft Studio Job daarop uitleg gegeven over het kunstwerk. Aangegeven is dat het kunstwerk controversieel is vanwege de iconografie en verwijzing naar de Holocaustperiode.

Betekenis kunstwerk
Het college stelt dat deze verwijzing in het kunstwerk aanleiding heeft gegeven tot veel maatschappelijke onrust. Als het college hiervan had geweten zou zij de bouwvergunning niet hebben verleend. Verder rust er een erfdienstbaarheid op de gronden waarop het kunstwerk wordt geplaatst. Deze erfdienstbaarheid houdt in dat de gronden niet zullen worden bebouwd. Ook hierover was het college niet geïnformeerd door de eigenaar. Het college heeft de bouwvergunning voor het kunstwerk ingetrokken omdat zij vindt dat de eigenaar het college bij het doen van de bouwaanvraag, onvoldoende heeft geïnformeerd over de aard van het kunstwerk en de erfdienstbaarheid. De eigenaar heeft aangegeven dat aan het kunstwerk een betekenis wordt toegedicht die het niet heeft. Eiser heeft de relatie van het kunstwerk met de Holocaust niet gelegd. Bovendien is deze toegedichte betekenis pas ontstaan nadat de bouwvergunning al was verleend.

Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat, los van de vraag of de eigenaar op het moment van de aanvraag op de hoogte was van een verwijzing in het kunstwerk naar de Holocaust, er geen wettelijke regel is die hem verplicht dit gegeven bij een bouwaanvraag te verstrekken. Datzelfde geldt voor het bestaan van een erfdienstbaarheid.

Er was voor het college dan ook geen grond om de bouwvergunning in te trekken. De rechtbank heeft het beroep van de eigenaar gegrond verklaard en het besluit van het college om de bouwvergunning in te trekken, herroepen. Dit betekent dat de eigenaar weer beschikt over de bouwvergunning en hij het kunstwerk kan plaatsen.'



5 november 2013
Zaak dodelijke schietpartij Praxis Den Bosch moet over

'De Hoge Raad heeft vandaag geoordeeld dat de zaak over een dodelijke schietpartij op een parkeerterrein bij een Praxis-bouwmarkt in Den Bosch moet worden overgedaan. De Hoge Raad valt over de motivering door het hof van de voorbedachte raad in deze zaak.

Op 1 maart 2010 hadden verdachte en slachtoffer een afspraak op het bewuste parkeerterrein over een geldschuld die het slachtoffer bij de verdachte zou hebben. Tussen hun twee geparkeerde auto’s in komt het tot een woordenwisseling en een handgemeen tussen de twee mannen. De verdachte loopt naar zijn auto en pakt vanonder zijn stoel een handwapen. Hij loopt terug naar het slachtoffer en schiet langs of tussen diens benen. Daarna schiet hij nog eens en raakt het slachtoffer in de borst. Het slachtoffer overlijdt een dag later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.

Het hof veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 jaar voor moord. De verdachte stelt beroep in cassatie in en klaagt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij het slachtoffer met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Deze klacht is gegrond, oordeelt de Hoge Raad. De overweging van het hof dat van voorbedachte raad sprake is omdat de verdachte gedurende het naar de auto lopen om het wapen te pakken en weer terug, het doorladen van het wapen en het richten van het wapen voldoende gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn daad, schiet te kort. Alles speelde zich af in slechts 58 seconden en in de bewijsvoering wordt niet uitgesloten dat de beschikbare bedenktijd was gericht op het eerste, welbewust op de benen van het slachtoffer gerichte schot.'



4 november 2013
Negentien jaar cel voor doden vrouw en buurman in Best

'Een 46-jarige man uit Best is zojuist veroordeeld tot negentien jaar gevangenisstraf voor het doden van zijn vrouw en zijn buurman. Daarnaast moet de man een van de nabestaanden 9.363,50 euro materiële schadevergoeding betalen. Dat heeft de rechtbank Oost-Brabant vanmiddag bepaald.

De verdachte was in september 2012 aan het werk in een café toen hij naar aanleiding van een bericht op Facebook verhaal wilde halen bij zijn vrouw, met wie hij in scheiding lag. De man trof zijn vrouw in de echtelijke woning aan terwijl zij seks had met de buurman. Er ontstond een vechtpartij waarbij het messenblok viel. De verdachte stak zijn vrouw en vervolgens de buurman.

De verdachte verklaarde dat er voor hem sprake was van een dreigende situatie en dat hij zich moest verdedigen. De advocaat heeft ook betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit psychische overmacht. Volgens de officier van justitie is er sprake van een dubbele moord.

De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte een vooropgezet plan had zijn vrouw en de buurman om het leven te brengen. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van moord, maar acht doodslag wel bewezen.

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank er onder meer rekening mee gehouden dat de verdachte het meest kostbare bezit van de slachtoffers, hun leven, op brute wijze heeft afgenomen. Hij heeft de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan. De vrouw laat twee kinderen achter, de buurman een zoon. Op grond van de wet kan in deze zaak voor beide feiten samen maximaal twintig jaar gevangenisstraf worden opgelegd. Bij de strafoplegging weegt de rechtbank mee dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Daarnaast heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij de ernst van zijn daden inziet en heeft hij oprecht berouw getoond.'



4 november 2013
Prejudiciële vraag in zaak vergoeding incassokosten

'De rechtbank heeft in een vonnis van 23 oktober 2013 geoordeeld dat er aanleiding is om de Hoge Raad een prejudiciële vraag te stellen. Het gaat in deze zaak om een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van een consument. De schuldeiser heeft alleen de wettelijke voorgeschreven aanmaning (art. 6:96 lid 6 BW) verzonden. Deze aanmaning wordt ook wel een 14-dagenbriefgenoemd. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in een arrest van 17 september 2013 geoordeeld dat dit voldoende is voor toewijzing van een dergelijke vordering.

Rapport
Maar op 7 oktober 2013 hebben twee landelijke overlegorganen van rechters, het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) en het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Civiele sectoren van de Hoven (LOVC-hoven), ingestemd met een rapport getiteld BGK-Integraal. Dit rapport, opgemaakt door een werkgroep uit de rechterlijke macht, is een inventarisatie van de beoordeling van gevorderde buitengerechtelijke kosten.

In dat rapport wordt tot uitgangspunt genomen dat na het verzenden van de wettelijk voorgeschreven aanmaning nog minimaal één incassohandeling moet worden verricht om voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten in aanmerking te komen. De rechtbank is op grond hiervan van plan een prejudiciële vraag over de uitleg van art. 6:96 lid 6 BW te stellen.

Prejudiciële vraag
De vraag luidt: Dient art. 6:96 lid 6 BW te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (14-dagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht?

De schuldeiser wordt nu eerst, volgens de daarover in de wet opgenomen regels, in de gelegenheid gesteld om zich over dit voornemen uit te laten.'



4 november 2013
Hogeschool Inholland moet getuigschrift uitreiken

'Hogeschool Inholland moet aan een studente een getuigschrift Media en Entertainment Management uitreiken. De rechtbank Den Haag heeft dat beslist in een kort geding dat door de studente tegen de Hogeschool was aangespannen.

De afstudeerscriptie van de studente is in juli 2009 al met een voldoende beoordeeld. Kort daarvoor had de studente haar laatste werkstuk ingeleverd. Dit werkstuk is door Inholland pas eind 2011 (met een voldoende) beoordeeld. Inholland weigert ook daarna het getuigschrift aan de studente uit te reiken omdat uit onderzoeken in 2010 en 2011 door de onderwijsinspectie en de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie is gebleken dat een aanzienlijk deel van het afstudeerwerk van verschillende opleidingen, waaronder de opleiding MEM, niet van hbo-niveau is. Een drietal uitspraken van het College van Beroep voor de Examens waarin het beroep van de studente steeds gegrond werd bevonden en de besluiten van Inholland werden vernietigd, hebben ook niet tot afgifte van het getuigschrift geleid. Inholland stelt zich op het standpunt dat de rechter eerst moet oordelen.

De rechter komt tot hetzelfde oordeel als het College. Een toetsuitslag kan worden herzien, maar een examinator is de bevoegde persoon om dit te doen. Niet is gebleken dat er sprake is geweest van een herziening door een examinator. De rechter volgt Inholland niet in haar standpunt dat ook de examencommissie bevoegd is.

Schadevergoeding
De door de studente gevorderde schadevergoeding wordt gedeeltelijk toegewezen voor de juridische kosten voor de bij het College gevoerde procedures. De studieschuld van de studente kan mogelijk nog worden omgezet in een gift. Het is niet aannemelijk geworden dat er sprake is van inkomensschade en immateriële schade.'



1 november 2013
Veroordeelde zwemschoolhouder langer vast

'De veroordeelde zwemschoolhouder moet drie maanden in de cel blijven. De rechtbank Oost-Brabant heeft zojuist bepaald zijn voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen omdat de man enkele bijzondere voorwaarden ervan niet naleefde.

De zwemschoolhouder werd in mei 2011 in hoger beroep veroordeeld tot zes jaar cel voor ontucht met een groot aantal kinderen tijdens hun zwemles. Na het uitzitten van tweederde van zijn gevangenisstraf (vier jaren) is hij in juni 2013 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Begin oktober is de man aangehouden, omdat hij volgens de officier van justitie voorwaarden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling overtrad. De rechter-commissaris van de rechtbank heeft de voorwaardelijke invrijheidstelling toen opgeschort.

Volgens de officier van justitie probeerde de zwemschoolhouder bijvoorbeeld de afspraken met de reclassering op te rekken, weigerde hij zich te houden aan de huisregels van de instelling waar hij verbleef en was hij buiten medeweten van de reclassering aan het solliciteren naar een baan als chauffeur. Uit rapportages van de reclassering bleek ook van problemen in de gps-controle via de enkelband die de man moest dragen. De officier van justitie vroeg de rechtbank daarom de voorwaardelijke invrijheidstelling van de man uit te stellen met zes maanden. De advocaat van de man voerde onder meer aan dat de bijzondere voorwaarden beperkend en klemmend zijn en hij geen risicoverhogend gedrag heeft vertoond. De advocaat vroeg de rechtbank daarom de man weer op vrije voeten te stellen.

Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de zwemschoolhouder een aantal bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Zo was hij onvoldoende coöperatief tegenover zijn begeleiding in de wooninstelling. Daarnaast overlegde de man niet tijdig met de reclassering in zijn zoektocht naar werk. Hij heeft volgens de rechtbank niet gericht gesolliciteerd naar werk met kinderen. Ook moest de man een enkelband dragen om te controleren of hij zich bevond in gemeentes die vielen onder het locatieverbod. Doordat zijn enkelband uitviel was de man korte tijd niet bereikbaar voor de reclassering. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat hij toen met toestemming van de reclassering op bezoek was in Duitsland en uit niets blijkt dat hij de intentie had ontraceerbaar te zijn. Ook belde hij zelf met de reclassering toen zijn enkelband uitviel.

De rechtbank stelt verder vast dat de man zich aan de overige voorwaarden heeft gehouden, waaronder het locatieverbod bij twaalf gemeenten, het verbod in de buurt te zijn van openbare zwemgelegenheden en het contactverbod met slachtoffers en hun ouders.

De overtredingen van de bijzondere voorwaarden zijn voor de rechtbank reden de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk te herroepen. De feiten en omstandigheden van de overtredingen waardeert de rechtbank deels anders dan de officier van justitie en daarom komt de rechtbank tot een kortere periode.

Voorwaardelijke invrijheidstelling
De rechtbank kan zelf geen voorwaarden verbinden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling, dat is aan de officier van justitie. De rechtbank adviseert de officier van justitie om bij hervatting van de voorwaardelijke invrijheidstelling voorwaarden te formuleren, waarbij de vrijheid van de man niet meer wordt beperkt dan strikt noodzakelijk is. De bijzondere voorwaarden dienen in het teken te staan van de resocialisatie van de veroordeelde man en het voorkomen van recidive. Anderzijds moet maatschappelijke onrust worden voorkomen en zorg worden gedragen voor de veiligheid van de man. Het vinden van een passende woonlocatie is in dit geval, gezien de delicten waarvoor de man is veroordeeld, een lastige opgave voor de reclassering. Dat mag een passende resocialisatie echter niet in de weg staan. Van de man mag op zijn beurt een flexibeler en coöperatievere opstelling worden verwacht dan hij tot nu toe heeft getoond, aldus de rechtbank.'



Bron: www.rechtspraak.nl.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl