Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Nieuws


Datum en nieuws - mei 2016:


30 mei 2016
Het kenschetsen van hoofdstuk IV WW als laatste redmiddel is niet in overeenstemming met de Insolventierichtlijn

'De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 27 mei 2016 dat het kenschetsen van de regeling van hoofdstuk IV van de WW als laatste redmiddel niet in overeenstemming is met de minimumbescherming die Richtlijn 2008/94/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (PB L 283, blz. 36, Insolventierichtlijn) werknemers beoogt te bieden.

Appellanten waren in dienst bij een champignonkwekerij. Na het faillissement van hun werkgever hebben zij bij het Uwv een zogenoemde faillissementsuitkering op grond van hoofdstuk IV van de WW aangevraagd. Het Uwv heeft deze uitkering deels geweigerd, omdat appellanten niet voldoende voortvarend actie hadden ondernomen bij het aanspreken van hun werkgever op betaling van hun loon. Zodoende hebben zij volgens het Uwv het Algemeen Werkloosheidsfonds benadeeld en daarmee een benadelingshandeling als bedoeld in artikel 24, vijfde lid, van de WW gepleegd.

Eerder heeft de Centrale Raad van Beroep de in hoofdstuk IV van de WW opgenomen regeling gekenschetst als een laatste redmiddel voor de werknemer om het niet betaalde loon door het Uwv betaald te krijgen en geoordeeld dat de Insolventierichtlijn er niet toe strekt aanspraken te honoreren als de werknemer van de werkgever betaling had kunnen verkrijgen (ECLI:NL:CRVB:2001:AD8032). In het licht van daarna ontwikkelde rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de toepassing van de Insolventierichtlijn, komt de Raad nu tot het volgende oordeel.

Het sociale doel van de Insolventierichtlijn bestaat erin een minimum aan bescherming aan werknemers te garanderen in geval van insolventie van hun werkgever. Werknemers hebben recht op overname van hun niet betaalde loon door een waarborgfonds. Slechts bij wijze van uitzondering geeft de Insolventierichtlijn een bevoegdheid om een betalingsverplichting van een waarborgfonds te beperken. Deze uitzonderingen zijn limitatief in de Insolventierichtlijn opgesomd en dienen strikt te worden uitgelegd.

Op grond van artikel 12 van de Insolventierichtlijn bestaat de bevoegdheid om maatregelen te treffen om misbruik te voorkomen. Het gaat dan om onrechtmatige praktijken, die de waarborgfondsen schade berokkenen door een salarisaanspraak te fingeren. Het niet tijdig aanspreken van de werkgever op betaling van loon is op zichzelf genomen nog geen misbruik in de zin van de Insolventierichtlijn. De door het Uwv opgelegde maatregel is niet zozeer gericht op het voorkomen van misbruik, maar eerder op het voorkomen dan wel beperken van gebruik van het waarborgfonds. Voor het treffen van een dergelijke maatregel biedt artikel 12 van de Insolventierichtlijn geen ruimte.

De opgelegde maatregel kan evenmin worden getroffen op grond van artikel 5 van de Insolventierichtlijn, te weten de goede werking van de waarborgfondsen. Deze maatregel heeft niet zozeer de goede werking van het waarborgfonds op het oog, maar vooral de financiële bescherming van het waarborgfonds door werknemers uit te sluiten van de garantieregeling voor zover zij het loon nog op de werkgever hadden kunnen verhalen voordat hij in staat van insolventie kwam te verkeren. Het alsnog toestaan van deze maatregel op grond van artikel 5 van de Insolventierichtlijn zou afbreuk doen aan het sociale doel van de Insolventierichtlijn, dat erin bestaat een minimum aan bescherming aan werknemers te verzekeren.

Bij gebreke aan regels hierover in de Insolventierichtlijn zijn lidstaten vrij om nationale procedureregels te hanteren, mits deze voldoen aan de voorwaarden van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid. De benadelingshandeling is echter een materiële (maat)regel en geen procedureregel. In dit verband aangehaalde rechtspraak leidt niet tot een ander oordeel.

Het kenschetsen van de regeling van hoofdstuk IV van de WW als laatste redmiddel is dus niet in overeenstemming met de minimumbescherming die de Insolventierichtlijn aan werknemers beoogt te bieden. De Insolventierichtlijn geeft geen bevoegdheid om maatregelen te treffen die het mogelijk maken om overname van loon te weigeren, alleen omdat een werknemer niet voldoende tijdig en adequaat actie jegens zijn werkgever heeft ondernomen om betaling van zijn loon te verkrijgen. Het Uwv heeft de faillissementsuitkeringen dan ook ten onrechte deels geweigerd.

In het kader van de toepassing van hoofdstuk IV van de WW kan een richtlijnconforme interpretatie van artikel 24, vijfde lid, van de WW meebrengen, dat een maatregel als hier aan de orde wel mogelijk is, als het Uwv aannemelijk maakt dat sprake is van misbruik in de zin van artikel 12 van de Insolventierichtlijn.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.'



27 mei 2016
Boekhouder vrijgesproken van verduistering en diefstal geld van overleden vrouw

'De rechtbank Oost-Brabant heeft vandaag een 68-jarige Nederlander die in Oostenrijk woont vrijgesproken van verduistering (in dienstbetrekking) en diefstal van geld.

De man was de boekhouder van een vrouw die in 2009 overleed. Volgens de boekhouder had de vrouw een schuldbekentenis en een kwitantie ondertekend voor in totaal 65.000 euro voor werkzaamheden en gemaakte kosten. Hij had dit bedrag afgeboekt op een lening van destijds 200.000 gulden die de vrouw jaren eerder had verstrekt aan een BV van de boekhouder. Het Openbaar Ministerie stelt zich echter op het standpunt dat de schuldbekentenis en de kwitantie vervalst zijn en verdenkt de man van verduistering. Daarnaast verdenkt het Openbaar Ministerie de man van diefstal omdat hij geld heeft gepind van de rekening van de vrouw.

De rechtbank laat in het midden of het gaat om een valse schuldbekentenis en kwitantie, omdat verduistering al om andere redenen niet kan worden bewezen. Het afboeken op de lening aan de BV van de man hield geen verband met zijn werk als boekhouder van de vrouw en verder zou het –als er daadwerkelijk sprake zou zijn van een valse schuldbekentenis en kwitantie- gaan om een ander misdrijf, namelijk “valsheid in geschrifte”. Dat misdrijf had het Openbaar Ministerie echter niet ten laste gelegd. De rechtbank spreekt de man daarom vrij van de tenlastegelegde verduistering.

Ook kan volgens de rechtbank niet bewezen worden dat de man, zoals het Openbaar Ministerie vordert, diefstal heeft gepleegd door diverse keren geld op te nemen met de bankpas van de vrouw. De vrouw had de man namelijk gemachtigd om geld op te nemen, zodat van wederrechtelijke toe-eigening geen sprake is. En van het geld dat de man na haar overlijden opnam, staat vast dat hij dit aan de nabestaanden heeft gegeven voor de uitvaart. De rechtbank spreekt de man dus ook hiervan vrij.'



27 mei 2016
Staatssecretaris mag bouw 2 extra woningen bij Schiphol tegenhouden

'Eind 2014 heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (staatssecretaris) geweigerd aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer (het college) een verklaring van geen bezwaar (vvgb) op grond van de Wet luchtvaart af te geven.

De vvgb was aangevraagd ten behoeve van het bouwen van 27 eengezinswoningen aan de Piet Lanserhof te Rijsenhout in de nabijheid van Schiphol (woningbouwproject Piet Lanserhof II). Het woningbouwproject ligt in een gebied in de nabijheid van Schiphol waar in principe een verbod geldt om woningen te bouwen.

Zowel het college, als aanvrager van de vvgb, als de eigenaar van de gronden waarop het project betrekking heeft, hebben tegen de weigering beroep ingesteld. Tijdens de beroepsprocedure heeft de staatssecretaris na overleg met partijen een vvgb verleend voor 25 woningen en deze nog geweigerd voor de twee resterende woningen.

De rechtbank moest beoordelen of de staatsecretaris de gevraagde vvgb voor de twee resterende van de in totaal 27 woningen heeft mogen weigeren. De staatssecretaris legt aan de weigering ten grondslag dat het verlenen van een vvgb voor in totaal 27 woningen in strijd is met zijn beleid. Het beleid noemt vijf situaties waarin van het verbod om woningen te bouwen in het gebied in de nabijheid van Schiphol kan worden afgeweken. Een van de omschreven situaties betreft het bouwen van maximaal 25 woningen. Met het beoogde project van 27 woningen wordt volgens de staatssecretaris het maximaal aantal toegestane woningen van 25 met twee overschreden.

Niet onredelijk en niet in strijd met de wet
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beleid dat de staatssecretaris hanteert en dat is neergelegd in de Nota van Toelichting bij het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol, niet onredelijk is en niet in strijd is met het recht. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat een aanvraag om een vvgb in beginsel dient te worden geweigerd indien een aanvraag niet past binnen de vijf omschreven categorieën van gevallen zoals vermeld in het beleid, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft verder de staatssecretaris gevolgd in zijn standpunt dat er in dit geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden die het afgeven van een vvgb ten behoeve van het bouwen van 27 in plaats van de maximaal toegestane 25 woningen rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien te oordelen dat de staatssecretaris zijn beleid niet consistent toepast.

De weigering om voor twee van de 27 woningen een vvgb af te geven blijft in stand.'



27 mei 2016
Landbouwer veroordeeld voor veroorzaken ongeval, een andere vrijgesproken

'De rechtbank heeft in een zaak tegen twee landbouwers die verdacht werden van het veroorzaken van een of meerderen ongevallen, geoordeeld dat één moet worden vrijgesproken en één moet worden veroordeeld.

Op 7 november 2013 vond op de Dergmeerweg te Warmenhuizen een ernstig verkeersongeval plaats. Daarbij kwam een slippende auto tegen een boom tot stilstand. Het inzittende jongentje van twee jaar oud liep onder andere een schedelbasisfractuur op. Op dezelfde Dergmeerweg kwam een week later op 13 november 2013 een slippende auto in de sloot terecht, waarbij de betrokken automobiliste gelukkig geen letsel opliep. Op beide dagen werd kool gerooid en werd met tractoren met rooiwagens een stuk over de Dergmeerweg gereden, waarbij veel modder en prut op de weg werd achtergelaten.

Vrijspraak landbouwer E.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens, dat de landbouwer E. geen blaam treft voor het ongeval op 7 november 2013: E. was eerder in de middag al gestopt met rooien en had de weg schoongemaakt, en is dus vrijgesproken. Voor het ongeval op 13 november 2013 stond E. niet terecht omdat hij de weg die dag niet had gebruikt.

Veroordeling landbouwer B.
De rechtbank acht landbouwer B. wél voor beide ongevallen verantwoordelijk. Op beide dagen had hij verzuimd na het rijden met de rooiwagens de weg onmiddellijk schoon te maken. De officier van justitie had voor het misdrijf van 7 november een werkstraf van 80 uur en een voorwaardelijke rijverbod van 6 maanden gevorderd, en voor de overtreding op 13 november, waarbij dus geen ernstig letsel was veroorzaakt, een geldboete van 900 euro, waarvan de helft voorwaardelijk.

Boven de eis uit
In haar vonnis gaat de rechtbank boven de eis van de officier uit. Daarbij heeft zwaar gewogen, dat de landbouwer B. na het ongeval op 7 november 2013 gewoon op de oude voet is verder gegaan. Bovendien schuift landbouwer B. ten onrechte de schuld in de schoenen van de gemeente en de betrokken automobilisten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ouderdom van de strafbare feiten maar heeft B voor het misdrijf van 7 november 2013 tot 2 weken voorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld, 40 uren werkstraf en 6 maanden voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, en voor de overtreding van 13 november 2013 tot een voorwaardelijke hechtenis van 2 weken en een geldboete van 450 euro. '



27 mei 2016
Eindhovenaren veroordeeld voor knippen van hennep

'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 37-jarige man uit Eindhoven veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor het knippen van hennep. Voor hetzelfde delict veroordeelde de rechtbank een 43-jarige Eindhovenaar tot een celstraf van 180 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur.

De rechtbank oordeelt dat de verdachten ieder 14 maal hennep hebben geknipt in grootschalige, zeer professioneel opgezette kwekerijen in Valkenswaard, Helmond, Nuenen, Eindhoven en Waalre. Voor het knippen van hennep op een zesde locatie en het bezit van ruim 300 hennepstekken op een zevende locatie is volgens de rechtbank onvoldoende bewijs. De 43-jarige man had bovendien amfetamine en MDMA in bezit.

De mannen hebben door hun handelen bijgedragen aan de nadelige gevolgen die de hennepteelt en de handel in hennep met zich meebrengen. Dit leidt veelal direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit. De 37-jarige man is bovendien eerder voor soortgelijke delicten veroordeeld. De rechtbank legt een deels voorwaardelijke celstraf op om de mannen ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Aan de voorwaardelijke straf van de 37-jarige man koppelt de rechtbank een aantal bijzondere voorwaarden, zoals een meldplicht bij de reclassering en het zoeken en behouden van een dagbesteding.
Ten aanzien van de aan de 43-jarige man opgelegde straf heeft de rechtbank uitdrukkelijk rekening gehouden met het feit dat hij volledig heeft meegewerkt aan het politieonderzoek en daarbij onder meer de locaties van 2 hennepkwekerijen heeft onthuld aan de politie.
Ook moeten beide verdachten ieder het bedrag van 8.400 euro dat zij hebben verdiend met het knippen van de hennep aan de Staat betalen. '



27 mei 2016
Man uit Reusel veroordeeld voor bezit kinder- en dierenporno

'Een 50-jarige man uit Reusel is door de rechtbank Oost-Brabant veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het bezit en verspreiden van kinderporno en het bezit van dierenporno.

De politie nam in augustus 2013 na enkele meldingen van het Amerikaanse National Center for Missing and Exploited Children een harde schijf en een computer van de verdachte in beslag. Hierop stonden duizenden afbeeldingen met kinderporno. De verdachte heeft ook enkele van deze afbeeldingen verspreid via internet. Ook trof de politie dierenporno aan.

De rechtbank vindt het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk. Bij het maken van de afbeeldingen worden kinderen veelvuldig seksueel misbruikt en geëxploiteerd. Deze kinderen kunnen aanzienlijke psychische schade oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Door het verspreiden van de afbeeldingen via internet wordt de schade voor de jeugdigen vergroot, omdat beelden niet eenvoudig zijn te verwijderen. Voor de effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen de makers hiervan aan te pakken, maar ook degenen die de afbeeldingen downloaden, opslaan en verspreiden, zoals de verdachte. Door het verzamelen van kinderporno heeft de man bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Ditzelfde geldt ook voor het bezit van dierenporno.
De rechtbank legt een deels voorwaardelijke straf op en koppelt daaraan een aantal bijzondere voorwaarden zoals een behandeling en reclasseringstoezicht.'



27 mei 2016
Nijmegenaar veroordeeld voor gooien helm naar agent

'De rechtbank veroordeelde een 20-jarige man uit Nijmegen voor poging tot zware mishandeling, bedreiging en heling. Hij kreeg een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, waarvan 2 voorwaardelijk. Bovendien werd de Nijmegenaar veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 240 uur.

Achtervolging
De man heeft - terwijl hij als een passagier op een scooter zat - moedwillig een helm gegooid naar een motoragent die hen achtervolgde. Dit vond plaats in de bebouwde kom, in een straat met geparkeerde auto’s en lantaarnpalen. Voor de agent is het goed afgelopen in die zin dat hij de helm heeft kunnen ontwijken en niet gevallen is, maar de gevolgen hadden vele malen ernstiger kunnen zijn.

Bedreiging en heling
Daarnaast heeft de Nijmegenaar zijn ex-vriendin bedreigd. Zo maakte hij een gooiende beweging met een baksteen en heeft haar via Whatsapp-berichten gezegd dat hij een steen tegen haar hoofd of door de ruit zou gooien.

Lager dan eis
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden geëist. De straf valt anders uit omdat de rechtbank de Nijmegenaar heeft vrijgesproken van poging tot doodslag.

Tenslotte moet de man een schadevergoeding betalen aan de agent.'



27 mei 2016
Mannen veroordeeld voor poging diefstal drugs in Tiel

'De rechtbank veroordeelde 3 mannen van respectievelijk 37, 46 en 50 jaar tot 1 week voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf voor de duur van 120 uur. Zij kregen deze straffen omdat 2 van de 3 mannen zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot diefstal van hennep. De derde man is schuldig bevonden aan medeplichtigheid en wapenbezit.

Drugscriminaliteit
Een 37-jarige man uit Dordrecht en een 46-jarige man uit Sliedrecht hebben in februari 2015 geprobeerd uit een bedrijfspand in Tiel een grote hoeveelheid hennep te stelen. Een 50-jarige man uit Sliedrecht heeft hierbij op de uitkijk gestaan. Daarnaast was hij in het bezit van een wapen.

Risico
Volgens de rechtbank is deze inbraak ernstiger dan een normale bedrijfsinbraak. Het houdt namelijk drugscriminaliteit in stand en de risico’s van wapens bij een confrontatie bij betrapping op heterdaad zijn niet te overzien.

Persoonlijke omstandigheden
Volgens de rechtbank passen bij deze strafbare feiten forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Maar de straffen vallen anders uit dan de 6 maanden die door de Officier van Justitie was geëist. Dit komt omdat de rechtbank rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de mannen.'



26 mei 2016
Café in Oss mag 2 weken worden gesloten na geweldsincident

'De burgemeester van de gemeente Oss mag een café voor 2 weken sluiten. De voorzieningenrechter wees vandaag een verzoek van de eigenaar van het café af om deze sluiting tegen te houden.

In september 2015 bracht een bezoeker van het café een aantal andere bezoekers snij- en steekwonden toe met kapotgeslagen glas. De politie deed hiervan melding bij de burgemeester van Oss, die vervolgens besloot dat het café 2 weken gesloten zou worden. De eigenaar stapte daarop naar de rechter en vroeg om een voorlopige voorziening.

Volgens de burgemeester gedroeg de eigenaar van het café zich niet zoals van een goed exploitant van een horecagelegenheid mag worden verwacht. Hij had die bewuste avond 10 glazen bier gedronken en toonde tijdens het geweldsincident een passieve houding. Hij ontfermde zich niet over de gewonden en ving ook de politie niet op toen die ter plekke kwam. In plaats daarvan bleef de eigenaar aan de bar zitten drinken. De burgemeester stelt ook dat de exploitant de veroorzaker van het incident geen bier meer had mogen geven en zelfs de toegang tot het café had moeten ontzeggen. Ook had hij nadat de veroorzaker door anderen het café was uitgewerkt, de deur moeten sluiten, zodat het geweld buiten niet verder had kunnen gaan.

De wet stelt als uitgangspunt dat de werking van een besluit van kracht blijft, ook al is er bezwaar tegen gemaakt. Het treffen van een voorlopige voorziening maakt inbreuk op dat uitgangspunt. Daarom heeft iemand die een voorlopige voorziening aanvraagt, spoedeisend belang nodig. Volgens de voorzieningenrechter is daar in dit geval geen sprake van, omdat een financieel belang volgens vaste jurisprudentie geen spoedeisend belang kan opleveren. De eigenaar kan namelijk na afloop van de bodemzaak de misgelopen inkomsten tijdens de sluiting en eventuele schade als gevolg van reputatieverlies, terugeisen. Ondanks het ontbreken van spoedeisend belang heeft de rechter nog beoordeeld of er niet toch aanleiding is het besluit van de burgemeester te schorsen. Dat is alleen het geval als – zonder diepgravend onderzoek – heel duidelijk is dat de sluiting zodanig onrechtmatig is dat zeer ernstig moet worden betwijfeld of het in de bodemzaak wel in stand zal blijven. Hoewel de rechter twijfels heeft bij de juistheid van het besluit, zijn die twijfels niet zodanig dat aan die maatstaf is voldaan. Daarom wijst de rechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.'



26 mei 2016
Rotterdamse terreurverdachte mag aan Frankrijk overgeleverd

'De 32-jarige Fransman Anis B. mag worden overgeleverd aan de Franse justitie. Dat heeft de Internationale Rechtshulpkamer (IRK) van de rechtbank Amsterdam vandaag bepaald.

De man werd op 27 maart van dit jaar in een woning in Rotterdam aangehouden waarna de Franse autoriteiten om zijn overlevering verzochten op verdenking van deelname aan een criminele terroristische organisatie, meerdere wapendelicten, fraude, heling en valsheid in geschrifte.

De raadsvrouw van Anis B. vindt dat de Fransman in Nederland moet worden vervolgd, omdat het Franse verzoek betrekking heeft op strafbare feiten die in ons land zijn gepleegd. Het Openbaar Ministerie daarentegen vindt dat vervolging niet in Nederland moet plaatsvinden nu het onderzoek in Frankrijk is begonnen, er meerdere verdachten in deze zaak zijn en de man de Franse nationaliteit bezit. De rechtbank acht dat standpunt niet onredelijk.

Geen schending mensenrechten
Het verweer van de raadsvrouw dat haar cliënt een reëel gevaar loopt op een onmenselijke behandeling in de Franse gevangenis verwerpt de rechtbank. Niet is gebleken dat de detentieomstandigheden in Frankrijk duiden op zo’n gevaar en in strijd zouden zijn met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

Volgens de advocaat wacht haar cliënt na berechting mogelijk een levenslange gevangenisstraf. Zij wil dat de IRK aan de Franse autoriteiten de garantie vraagt dat er in geval levenslang wordt opgelegd sprake is van de mogelijkheid tot herziening van de straf of gratie. De rechtbank ziet af van het vragen van een dergelijke garantie omdat de Overleveringswet daar geen mogelijkheid voor biedt. Bovendien heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens al vastgesteld dat zo’n mogelijkheid tot herziening bestaat in Frankrijk.

Tegen beslissingen van de IRK is geen hoger beroep mogelijk.'



26 mei 2016
Gevangenisstraf wegens voorbereiding deelname jihad in Syrië

'De rechtbank Noord-Holland heeft vandaag een 22-jarige Nederlandse man uit IJmuiden veroordeeld die mee wilde doen aan de gewelddadige jihad in Syrië. Hij is veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hij heeft voorbereidingen getroffen om terroristisch misdrijven te plegen en geprobeerd deel te nemen aan een organisatie die terroristische misdrijven pleegt (Islamitische Staat). De straf is lager dan door de officier van justitie werd geëist.

Jihad
De voormalig student werktuigbouw aan een Technische Universiteit, is tot twee keer toe vertrokken naar Syrië om zich aan te sluiten bij IS. Hij heeft het grondgebied van Syrië uiteindelijk nooit bereikt, omdat hij de eerste keer door de Turkse autoriteiten is opgepakt en de tweede keer niet verder is gekomen dan de grens van Bulgarije/Turkije.

De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van de veroordeelde dat hij naar Syrië ging om een vreedzaam leven te leiden in het kalifaat en aldaar de Koran te bestuderen. Uit de telefoon en IPad van verdachte is immers gebleken dat hij het jihadistisch gedachtengoed aanhangt, het martelaarschap verheerlijkt en hij daarover contact had met personen in Syrië. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat hij vanwege zijn geloofsovertuiging naar Syrië wilde gaan om daar deel te nemen aan de gewelddadige jihad.

Verdachte had een grote belangstelling voor de ontwikkelingen in Syrië. Hij moet op de hoogte zijn geweest van de daar actieve jihadistische terroristische organisaties die om hun doel te bereiken dagelijks dood en verderf zaaien onder ieder die hun extreem fundamentalistisch geloof niet deelt. Het geweld dat deze groepen gebruiken is bedoeld om grote delen van de bevolking ernstige vrees aan te jagen en dat moet hem volstrekt duidelijk zijn geweest voordat hij richting Syrië vertrok om zich bij IS aan te sluiten.'



26 mei 2016
Celstraf en behandeling voor poging tot gewapende overval op cafetaria

'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 24-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats veroordeeld voor een poging tot een gewapende overval. Hij krijgt een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk.

De verdachte ging in oktober vorig jaar een cafetaria in Bakel binnen en bedreigde een medewerker met een nepvuurwapen. Hij riep dat hij geld wilde, maar toen de medewerker met een bezem op hem afkwam ging de verdachte ervandoor.

De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat het een zeer ernstig feit is dat, zowel voor de direct betrokkenen als de samenleving, gevoelens van angst en onveiligheid met zich brengt. Anderzijds beschouwt de rechtbank de verdachte op advies van een psycholoog enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Verder houdt de rechtbank rekening met de relatief jonge leeftijd van de verdachte en zijn beperkte strafblad. De rechtbank legt een deel van de celstraf voorwaardelijk op en koppelt daaraan een aantal bijzondere voorwaarden. Zo moet de verdachte zich onder meer laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek en moet hij begeleid gaan wonen.'



26 mei 2016
Mannen moeten bijna 200.000 euro betalen voor winst uit hennepkwekerijen

'Een 45-jarige man uit Veldhoven en een 48-jarige Eindhovenaar moeten de Staat bijna 200.000 euro betalen. De rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat dit de winst is die de mannen maakten met hennepkwekerijen in Veghel en Luyksgestel.

De mannen werden op 10 juni 2013 veroordeeld voor onder meer het medeplegen van hennepteelt. De Veldhovenaar kreeg een celstraf van 7,5 jaar en de man uit Eindhoven werd in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar. Het Openbaar Ministerie heeft nu verzocht de criminele winst die de mannen met de hennepteelt maakten, af te pakken. De rechtbank oordeelt dat de Veldhovenaar een wederrechtelijk voordeel van 123.284,63 had en de andere man van 65.383,88 euro. De rechtbank bepaalt dat de mannen deze bedragen moeten betalen aan de Staat.'



26 mei 2016
Huurovereenkomst woonwagenkamp Gemert ontbonden

'De rechtbank Oost-Brabant heeft de huurovereenkomst van 4 woonwagenbewoners met de gemeente Gemert-Bakel ontbonden. De bewoners moeten hun achterstallige huur aan de gemeente betalen en hun woonwagen en standplaats ontruimen. De gemeente heeft echter laten weten niet tot ontruiming over te gaan als de bewoners de lopende huurtermijnen betalen en er reële betalingsafspraken kunnen worden gemaakt om de huurachterstand te voldoen.

De gemeente wil de huurovereenkomst opzeggen omdat de woonwagenbewoners hun huur jarenlang niet betaalden. Volgens de bewoners stelden zij de betaling van de huur uit, totdat de gemeente de gebreken aan de woonwagens zou hebben hersteld.

De gemeente geeft aan door deze huurders niet op de hoogte te zijn gesteld van de gebreken. En omdat deze woonwagenbewoners niet kunnen aantonen dat zij de gemeente wél hebben ingelicht, oordeelt de rechter dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Daarbij komt dat het bedrag van de niet betaalde huur niet in overeenstemming is met de ernst van de gestelde gebreken (onder andere vochtproblemen, scheuren in de muren en plafonds, schimmelvorming, slechte afwatering, deuren en ramen die niet goed sluiten) en de mate van het gederfde huurgenot.'



25 mei 2016
Krakers hoeven niet weg uit pand Vliertstraat ‘s-Hertogenbosch

'Krakers van een pand aan de Vliertstraat in ‘s-Hertogenbosch hoeven het gebouw niet te verlaten. Dat is het oordeel van de rechtbank Oost-Brabant in een kort geding dat de gemeente ‘s-Hertogenbosch aanspande tegen de krakers.

Het pand, ook bekend als de voormalige militaire bakkerij, staat sinds 1 mei 2001 leeg en werd op 9 augustus 2001 gekraakt. De gemeente sloot met de krakers een bruikleenovereenkomst die in 2014 werd hernieuwd.

De gemeente wil dat het pand wordt ontruimd omdat de krakers zonder toestemming allerlei provisorische en onveilige wijzigingen aan de elektrische installatie van het pand hebben aangebracht. Uit veiligheidsoverwegingen is het daarom niet langer gewenst dat het pand wordt bewoond. De kosten om het pand weer veilig te maken zijn volgens de gemeente dusdanig hoog dat dit volstrekt onverantwoord en onrendabel is, (mede) gezien de tijdelijkheid van het gebruik van het pand door de krakers.

De krakers betwisten dat er sprake is van een buitensporige gevaarzetting van de elektrische installatie van het pand. Ook stellen zij dat de onderhoudskosten van het pand niet zo hoog zijn als de gemeente stelt en gaat het om grotendeels niet noodzakelijke werkzaamheden waarvan de kosten bij aanvang van de bruikleenovereenkomsten al hadden kunnen worden voorzien.

Oordeel
De rechtbank oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat het pand op dit moment dusdanig onveilig is dat het onverantwoord is om de krakers erin te laten wonen. Het had voor de hand gelegen als de gemeente ter onderbouwing een verklaring of een rapport van een deskundige of de brandweer had overgelegd in plaats van een verklaring van de installateur van de tijdelijke elektrische installatie. Ook is niet duidelijk geworden dat de krakers allerlei provisorische en onveilige wijzigingen aan het pand zouden hebben aangebracht waardoor zij op dit moment in een onveilig pand wonen. De gemeente wist eind vorig jaar al in welke staat (de elektrische installatie van) het pand zich bevond. Pas begin februari 2016 heeft de gemeente actie ondernomen en de bruikleenovereenkomsten met de krakers opgezegd. Zou er inderdaad sprake zijn van een (brand)gevaarlijke en daardoor onbewoonbare situatie van het pand, dan zou de gemeente direct hebben ingegrepen. De rechtbank vindt het ook niet aannemelijk dat de gemeente inmiddels maatregelen heeft genomen om de, volgens de gemeente, zeer (brand)gevaarlijke en zorgwekkende situatie op te heffen. Daarom heeft de gemeente ook geen spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming.'



18 mei 2016
Uitwerkingsplan Sporenallee van de gemeente Zevenaar mag doorgaan

'De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het uitwerkingsplan 'Sporenallee' van de gemeente Zevenaar in stand gelaten. Dit blijkt uit een uitspraak van vandaag (18 mei 2016). Dit betekent dat Factory Outlet Village en een supermarkt zich mogen vestigen aan de Spoorallee in Zevenaar-Oost. Diverse overheden, een aantal (vastgoed)bedrijven, beleggingsmaatschappijen en ondernemersverenigingen waren tegen het uitwerkingsplan in beroep gekomen. Tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Bezwaren
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de bezwaren tegen het uitwerkingsplan ongegrond verklaard. Uit onderzoek van de gemeente Zevenaar blijkt dat er voldoende marktruimte en behoefte is aan een factory outlet center. Ook is voldoende rekening gehouden met andere plannen voor detailhandel in de regio. De gemeente Zevenaar mocht ervan uitgaan dat er een actuele regionale behoefte bestond aan Factory Outlet Village. Weliswaar kan Factory Outlet Village effecten hebben op detailhandel in hetzelfde marktsegment, maar niet is komen vast te staan dat het zal leiden tot uit ruimtelijk oogpunt onaanvaardbare leegstand in Zevenaar en de omliggende gemeenten, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.

Niet-ontvankelijk
De beroepen van stichting Ondernemersfonds Doetinchem en het college van burgemeester en wethouders van Emmerich am Rhein (D) zijn niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Afdeling bestuursrechtspraak hun bezwaren niet inhoudelijk heeft behandeld. De stichting is geen belanghebbende bij deze procedure en het gemeentebestuur had eerder in de procedure geen zienswijzen ingediend.'



17 mei 2016
Op de rol: Loopt Qurbans leven gevaar of niet?

'Een nieuw ambtsbericht, een nieuwe (Europese) beleidsregel of een rapport van de Verenigde Naties: het vreemdelingenrecht is altijd in beweging en de toepassing kan in de loop van de tijd voor asielzoekers uit hetzelfde land anders uitpakken. Wat 2 maanden geleden zus was, kan nu zo zijn - of andersom. Oorlogen breken uit, vrede wordt getekend.

Vrees
Qurban* is een sjiitische Hazaar uit het centrale berggebied van Afghanistan. Dat leest nauw in de tribale Afghaanse samenleving, waar Pashtun, Tadzjieken, Hazaren, Oezbeken, Aimaken, Turkmenen, Beloetsjen, Nuristani en Kirgiezen al eeuwenlang met elkaar overhoop liggen. De vrees hetzelfde lot te ondergaan als zijn familie voerde Qurban naar Nederland. De 17-jarige Qurban woont nu bij een voogd en wil hier blijven. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie wees Qurbans asielverzoek begin april af. Hij vindt dat de jonge Afghaan veilig naar zijn geboorteland kan terugkeren. Qurban loopt bij terugkeer naar zijn geboorteplaats volgens de uitvoerende Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) immers geen ‘persoonlijk gevaar’. Qurban weet zeker van wel en is in beroep gegaan.

Moord
Geen persoonlijk gevaar? Dat kon de IND een paar maanden geleden ‘op basis van verouderde ambtsberichten en Amnesy-rapporten’ misschien nog zeggen, maar inmiddels weten we beter, poneert Qurbans advocate Matze tegenover vreemdelingenrechter Van Alphen in het gerechtsgebouw in Middelburg. Minder dan een week nadat de IND in Rijswijk oordeelde dat Qurban veilig kon terugkeren, publiceerde de vluchtelingenorganisatie van de VN UNHCR in Genève een rapport over de veiligheidsbehoeften van Afghaanse asielzoekers. ‘De Hazaren zijn in het verleden gemarginaliseerd en gediscrimineerd door de Pashtun. Hoewel de Hazaren belangrijke vooruitgang zouden hebben geboekt sinds de val van de Taliban in 2001, wordt recent een duidelijke stijging gerapporteerd van intimidatie, ontvoering en moord door de Taliban en andere groepen op de Hazaren’, citeert advocate Matze.

Beschikking
Het is gedaan met de verbeterde leefomstandigheden van de Hazaren, concludeert Qurbans raadsvrouw. ‘In de beschikking van de staatssecretaris staat dat mijn cliënt niet behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep, maar de UNHCR denkt daar dus anders over. De beschikking moet worden vernietigd.’ Uitzetting naar Afghanistan zou sowieso opgeschort moeten worden omdat Qurbans oor niet in orde is. Artikel 64 van de Vreemdelingenwet verbiedt uitzetting zolang het medisch onverantwoord is om te reizen. ‘Ik moet naar dit rapport kijken’, reageert de Zeeuwse rechter Van Alphen. Wat vindt de procesvertegenwoordiger van de IND ervan? Hij zegt: ‘Ik word met dit rapport geconfronteerd, maar uit het citaat maak ik niet op dat mijnheer in zijn geboorteprovincie opeens deel uitmaakt van een kwetsbare minderheid. Dit rapport lijkt te gaan over heel Afghanistan en niet over zijn thuisprovincie Maidan Wardak. Mijnheer heeft tot 2 keer toe gezegd dat in zijn geboortedistrict Bishud alleen Hazaren leven. Dat komt overeen met onze informatie.’

Reizen
Qurban hoeft bij terugkeer naar zijn geboortestreek al met al niet te vrezen voor zijn leven, meent de procesvertegenwoordiger van de IND. ‘Dat de veiligheid in Afghanistan verslechtert, impliceert niet dat het dus ook gevaarlijk is in zijn geboortestreek.’ En dat Afghaanse leeftijdgenoten wel in Nederland mochten blijven en Qurban niet, is geen overtreding van het gelijkheidsbeginsel, maar heeft ermee te maken dat zij een gegronde persoonlijke vrees voor hun leven hadden. Qurban en zijn advocaat hebben die vrees niet aannemelijk gemaakt, aldus de IND-procesvertegenwoordiger. ‘Er was geen aanleiding om te vertrekken uit Afghanistan.’ Dat Qurban last heeft van zijn oor, behoeft reizen niet te belemmeren. ‘De aandoening is niet terminaal en dat medische behandeling niet mogelijk is in Afghanistan is niet onderbouwd.’

Vreemd
‘Wilt u hierop reageren, zonder in herhaling te vervallen?’ vraagt de vreemdelingenrechter aan advocate Matze. Graag, want ‘het is vreemd dat de IND vasthoudt aan verouderde ambtsberichten terwijl er een nieuw en alarmerend rapport van de UNHCR is. Ik verwijt de IND niet dat ze deze informatie niet hadden, maar verwijt ze wél dat ze er nu niets mee willen doen.’ De procesvertegenwoordiger van de IND reageert gepikeerd: ‘Ik word hier overvallen met een rapport en dan krijg ik het verwijt dat ik er geen rekening mee houd. Dat is niet eerlijk.’ Waarop de rechter zegt: ‘Daar moet je als professional tegen kunnen.’ ‘Zo is het ook weer’, riposteert de procesvertegenwoordiger van de IND. Hij acht het niet nodig om het UNHCR-rapport even 10 minuten door te nemen. ‘Ik heb al gereageerd op de citaten. Mijnheer behoort niet tot een kwetsbare minderheid en persoonlijke vrees kan niet uit een algemeen rapport blijken.’

Tolk
Qurban is nog niet aan het woord geweest. Hij heeft de zitting wel kunnen volgen, want een Afghaanse tolk is aangeschoven. Wil hij ter afsluiting iets zeggen? Qurban: ‘De discussie heeft zich gericht op meerderheid of minderheid. Of ik in het dorp tot de minderheid of de meerderheid behoor, wat maakt dat uit als ze mij mishandelen en ons huis in brand steken?’ Vreemdelingenrechter Van Alphen oordeelt een week later dat Qurbans beroep ongegrond is. Hij meent dat de IND zich terecht op het standpunt stelt dat Qurban niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij moet vrezen voor vervolging. Uit het recente UNHCR-rapport blijkt ook niet dat de Hazaren een etnische of religieuze minderheid zijn in het gebied waar Qurban vandaan komt. De IND meet ook niet met 2 maten, aldus de vreemdelingenrechter, door een andere minderjarige Afghaan wel een verblijfsvergunning asiel te verlenen en hem niet. ‘Er is geen sprake van gelijke gevallen’, aldus de rechter. Het betoog dat Qurban in Afghanistan niet aan zijn oor kan worden geholpen, is niet nader onderbouwd ‘en faalt reeds daarom.’'



11 mei 2016
Amsterdamse standaardboete voor (onder)verhuren vrijesectorwoning niet altijd redelijk

'De boete van 12.000 euro die het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan een man had opgelegd omdat hij zonder vergunning een vrijesectorwoning onderverhuurde, is onevenredig hoog. Daarom verlaagt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zelf de boete in dit geval naar 3.000 euro. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van vandaag (11 mei 2016).

Huisvestingsverordening
Op grond van de Amsterdamse Huisvestingsverordening legt het gemeentebestuur een standaardboete van 12.000 euro op als iemand voor het eerst zonder vergunning een vrijesectorwoning (onder)verhuurt en daarmee de woning aan de woningvoorraad 'onttrekt'. In zijn algemeenheid is dit boetebedrag niet onevenredig, omdat woningonttrekking een urgent maatschappelijk probleem is en hoge boetes nodig zijn om afschrikwekkend effect te hebben, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.

De Huisvestingsverordening van de gemeente Amsterdam houdt geen rekening met de vraag of de vrijesectorwoning bedrijfsmatig of door een particulier zonder vergunning aan de woningvoorraad is onttrokken en of daaruit financieel voordeel is behaald. Ook de vraag of het om 1 of meerdere vrijesectorwoningen gaat is niet relevant bij het bepalen van de hoogte van boete. Deze omstandigheden zijn volgens de Huisvestingsverordening echter wel relevant bij het (onder)verhuren van een sociale huurwoning en kunnen dan reden zijn voor het opleggen van een lagere boete. Het gemeentebestuur heeft voor dit verschil in behandeling geen afdoende motivering gegeven, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.

Verlaging boete
Omdat de man in dit geval niet bedrijfsmatig handelde en ook geen financieel voordeel heeft gehad van de onderverhuur, is de Afdeling bestuursrechtspraak van oordeel dat de boete in dit geval onevenredig hoog is. Daarom verlaagt zij de boete tot 3.000 euro. Hiermee sluit de Afdeling bestuursrechtspraak aan bij het boetebedrag dat zou worden opgelegd als een particulier een sociale huurwoning, onder dezelfde omstandigheden, zonder huisvestingsvergunning zou (onder)verhuren.'



9 mei 2016
6 maanden cel voor in brandsteken auto in woonwijk ’s-Hertogenbosch

'De rechtbank Oost-Brabant heeft een 46-jarige man uit Rijen veroordeeld voor het medeplegen van brandstichting. Hij krijgt hiervoor een gevangenisstraf van 6 maanden.

In de nacht van 28 december 2014 zag een man dat iemand zijn auto, die voor zijn woning in ’s-Hertogenbosch stond geparkeerd, met benzine aan het overgieten was en vervolgens in brand stak. Hij gaf enkele kennissen die bij hem op visite waren de opdracht om de brandstichter te pakken. Nadat zij de verdachte inderdaad met geweld hadden aangehouden, filmde de eigenaar van de auto met zijn mobiele telefoon een bekentenis. Volgens de rechtbank is er voldoende bewijs dat de verdachte en een andere betrokkene de brandstichting hebben gepleegd.

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank meegewogen dat hij ’s nachts, midden in een woonwijk een auto tussen andere auto’s in brand heeft gestoken, met alle gevaren van dien. Brandstichting veroorzaakt gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij de direct betrokkenen en in de plaatselijke gemeenschap. Daarnaast weegt mee dat hij vanaf 2013 met enige regelmaat voor onder meer geweldsdelicten is veroordeeld. De hierbij opgelegde straffen hebben hem er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Sterker nog, hij heeft de brandstichting gepleegd tijdens de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling. Anderzijds weegt mee dat de verdachte bij zijn aanhouding door anderen is geschopt en geslagen.

De rechtbank oordeelt dat de man ook een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden moet uitzitten.'



9 mei 2016
Overvaller zorginstelling Apeldoorn krijgt gevangenisstraf

'De rechtbank Gelderland heeft een 28-jarige man uit Breda veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Van de 18 maanden gevangenisstraf zijn er 6 voorwaardelijk opgelegd, met daarbij bijzondere voorwaarden. De man heeft samen met een ander een medewerkster van een zorginstelling afgeperst en een diefstal gepleegd waarbij geweld is gebruikt.

Twee mannen uit Apeldoorn van 21 en 23 jaar zijn wegens medeplichtigheid daaraan veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden.

Gebruik van geweld
De man uit Breda heeft, samen met een ander, op 17 juni 2013 een vrouw onder bedreiging en met geweld gedwongen om geldkistjes en geld af te geven. De mannen maakten gebruik van een mes en een tot priem geslepen schroevendraaier. Het doel van de overval was geld, maar toch zijn door de medeverdachte ook meerdere telefoons weggenomen. Uit het vonnis: 'De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het wegnemen van die telefoons. Op het moment dat verdachte samen met een ander overging tot het plegen van een dergelijke overval, aanvaardde hij bewust de aanmerkelijke kans dat ook op geld waardeerbare goederen zouden worden weggenomen of dat zal worden geprobeerd om goederen weg te nemen, zoals telefoons.' Op deze manier kon het slachtoffer de politie niet inschakelen met de eigen telefoons.

Uitkijk
De mannen uit Apeldoorn stonden tijdens de overval buiten op de uitkijk. Zij moesten de plegers een seintje geven als er wat zou zijn. Zij wisten dat de overvallers wapens bij zich droegen. Daarbij was van tevoren afgesproken dat zij donkere kleren zouden dragen en dat zij zouden meedelen in de buit. De rechtbank heeft overwogen dat deze twee mannen voorwaardelijk opzet hadden op de medeplichtigheid aan het wegnemen van de telefoons op het moment dat zij zich leenden om medeplichtig te zijn aan een overval.

Persoonlijke omstandigheden
Bij het bepalen van de straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, ieders rol in het geheel en in het bijzonder de persoonlijke omstandigheden van de mannen. Met name die persoonlijke omstandigheden maken dat de rechtbank heeft gekozen voor een fors lagere straf dan gewoonlijk in dit soort zaken wordt opgelegd.

Medeplichtig
De officier van justitie was van mening dat sprake was ‘medeplegen’, wat betekent dat sprake zou zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de mannen en de twee daders die de overval daadwerkelijk hebben uitgevoerd. De rechtbank is echter van oordeel dat het handelen van de twee mannen uit Apeldoorn ‘medeplichtigheid’ oplevert. Dat betekent dat de mannen behulpzaam zijn geweest bij de door de andere daders gepleegde overval, maar dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.

Geen schadevergoeding
Een benadeelde partij heeft om schadevergoeding gevraagd. De rechtbank vindt de vordering onvoldoende onderbouwd. De rechter kan niet eenvoudig vaststellen wat het verband is tussen de bewezenverklaarde feiten en de gestelde schade. Wel kan de benadeelde partij de vordering indienen bij de civiele rechter om deze daar te laten beoordelen.'



9 mei 2016
2 jaar cel voor Zutphense cocaïnedealer

'Opnieuw in de fout
Een 27-jarige man uit Zutphen is op 9 mei 2016 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank acht bewezen dat hij over een periode van ruim 9 maanden cocaïne heeft gedeald. In de woning van de man was op 15 oktober 2015 cocaïne en heroïne aangetroffen.

Eerdere veroordelingen
De rechtbank heeft rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de man voor soortgelijke feiten. Daarvoor zijn hem al straffen van enkele weken tot enkele maanden onvoorwaardelijk gevangenisstraf opgelegd. Dit heeft de man er telkens niet van weerhouden zich opnieuw in te laten met de handel in drugs, met alle gevolgen en gevaren van dien. Hij was een gewaarschuwd man, maar heeft er desondanks in 2015 weer voor gekozen om cocaïne te verhandelen.

Lager dan eis
De rechtbank is tot een lagere gevangenisstraf gekomen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat tijdens de genoemde periode van het dealen van cocaïne in detentie heeft gezeten. Er kon niet worden bewezen dat de man ook tijdens zijn detentie heeft gedeald in verboden middelen.

Het in zijn woning aangetroffen geldbedrag van 740 euro is verbeurd verklaard. De man krijgt dit dus niet terug. Ook een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand moet de man alsnog uitzitten.'



4 mei 2016
Windpark Wieringermeer mag worden aangelegd

'De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft alle bezwaren tegen het rijksinpassingsplan 'Windpark Wieringermeer' ongegrond verklaard. Dit blijkt uit een uitspraak van vandaag (4 mei 2016).

De ministers van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu hebben het rijksinpassingsplan in april 2015 vastgesteld om de bestaande windturbines in de Wieringermeerpolder te herstructureren. De 75 bestaande solitaire windturbines worden vervangen door lijnopstellingen met 90 nieuwe, grotere windturbines.

Bezwaren tegen rijksinpassingsplan en uitvoeringsbesluiten
40 bedrijven en omwonenden hadden bezwaren ingediend tegen het rijksinpassingsplan en tegen de zogenoemde uitvoeringsbesluiten. Die besluiten zijn door de gemeente Hollands Kroon en de provincie Noord-Holland genomen om het rijksinpassingsplan uit te voeren. Het gaat om omgevingsvergunningen voor de windturbines, natuurvergunningen en vergunningen voor de verplaatsing van een zweefvliegveld. Volgens de bezwaarmakers ontbreekt het draagvlak voor het windpark onder de bewoners van de Wieringermeerpolder en is nooit een gedegen onderzoek gedaan naar het nut en de noodzaak van het windpark. Zij vrezen bovendien dat hun woongenot wordt aangetast door zichthinder, lichthinder, geluidsoverlast en slagschaduw door de windturbines. Ook zijn ze bang dat het landschap en de natuur worden aangetast. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft al deze bezwaren ongegrond verklaard.

Verplaatsing zweefvliegveld
Op één punt zijn de bezwaarmakers in het gelijk gesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de luchthavenregeling van de provincie Noord-Holland voor de verplaatsing van het zweefvliegveld gedeeltelijk vernietigd. Omdat de luchthavenregeling in strijd is met de provinciale verordening, had het provinciebestuur gebruik gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid omdat sprake zou zijn van zwaarwegende maatschappelijk belangen. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het provinciebestuur "onvoldoende gemotiveerd dat er een zwaarwegend maatschappelijk belang is om het motorvliegen met sleepvliegtuigen ter plaatse van het nieuwe zweefvliegveld mogelijk te maken'. Deze vernietiging staat de aanleg van het Windpark Wieringermeer echter niet in de weg.

Windpark Wieringermeer
Het rijksinpassingsplan maakt een windpark mogelijk met 90 windturbines in de Wieringermeerpolder. De bestaande 75 windturbines worden vervangen door 90 nieuwe, grotere windturbines, verspreid over een gebied dat van noord naar zuid bijna 17 kilometer en van oost naar west ongeveer 13 kilometer meet. Daar zit ook de zogenoemde Poldermolen bij, een windturbine waarin de gemeenschap kan participeren. Verder maakt de uitbreiding van het ECN testpark onderdeel uit van het Windpark Wieringermeer. Dit testpark doet onderzoek en voert metingen uit voor de certificering van de prototypes. De initiatiefnemers van het windpark zijn Nuon, Energieonderzoek Centrum Nederland en Windcollectief Wieringermeer.'



2 mei 2016
Purdey Mode terug naar failliete holding Brova

'O&C Invest I B.V. moet Purdey Mode B.V. terug leveren aan de failliete holding Brova B.V., het moederbedrijf van Hout-Brox B.V., Purdey en Witteveen Mode. Dit besliste de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant.

O&C Invest I had het bedrijfsonderdeel Purdey Mode kort voor het faillissement van Brova gekocht. De curatoren van Brova hebben deze verkoop teruggedraaid, omdat dit onrechtmatig zou zijn gegaan. De curatoren willen Purdey, dat nog winstgevend is, voor de doorstart kunnen verkopen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de curatoren de verkoop terecht ongedaan hebben gemaakt.'



2 mei 2016
Gemeenteraadslid Zoetermeer veroordeeld voor belediging in het openbaar

'Een gemeenteraadslid van de gemeente Zoetermeer is in hoger beroep veroordeeld wegens belediging in het openbaar van een ander gemeenteraadslid van dezelfde gemeente. Het gerechtshof Den Haag heeft de man op 2 mei 2016 veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 350 euro. De verdachte had het andere gemeenteraadslid in een tweet en in een bericht op zijn facebookpagina een racist genoemd.

In eerste aanleg was de verdachte door de rechtbank nog vrijgesproken.'



2 mei 2016
Doodslag in Zoetermeer, 12 jaar celstraf voor echtgenoot

'De rechtbank Den Haag veroordeelt een 44-jarige man tot 12 jaar celstraf omdat hij op zeer gewelddadige wijze zijn vrouw, met wie hij 20 jaar had samengeleefd, om het leven heeft gebracht. Hij heeft haar in de slaapkamer van zijn woning 73 maal in haar hoofd, hals en bovenlichaam gestoken en haar keel met een mes doorgesneden.

Voorbereidingen dader
Het slachtoffer had hem 2 weken vóór haar dood verlaten en is bij haar nieuwe partner gaan wonen. In de nacht van 2 juni 2015 heeft verdachte haar opgebeld en gevraagd bij hem langs te komen omdat het niet goed met hem ging. Kort voor zij kwam, heeft verdachte voorbereidingen in de slaapkamer getroffen omdat hij wilde dat zij naar hem zou luisteren en zijn vragen zou beantwoorden.

Hij heeft elektriciteitskabels aan het bed vastgemaakt waarmee hij haar zo nodig zou kunnen vastbinden, heeft een ijspriem gepakt en op het bed gelegd en heeft het messenblok uit de keuken in de slaapkamer gezet. Eenmaal in de woning is een worsteling ontstaan waarbij de man het slachtoffer heeft gedood. Hij heeft daarna meermalen tevergeefs geprobeerd een einde aan zijn leven te maken.

Opzet op haar dood
Volgens de advocaten van verdachte heeft de man niet bewust de kans aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden en had hij geen opzet op haar dood: hij heeft haar dood nooit gewild, was boos, handelde in een waas en verkeerde in een dissociatieve toestand. De rechtbank acht bewezen dat hij de voorwaardelijke opzet heeft gehad op haar overlijden omdat hij heel bewust heeft gehandeld door de voorwerpen waarmee hij haar heeft gedood in de slaapkamer klaar te leggen. Direct na zijn aanhouding weet hij bovendien gedetailleerd te vertellen wat er is gebeurd, wat niet aansluit bij een toestand die de advocaten beschrijven, een toestand die bovendien ook niet bij verdachte als stoornis wordt gediagnosticeerd door de deskundigen die verdachte hebben onderzocht.

Toerekeningsvatbaar
De rechtbank gaat er van uit dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Omdat hij het slachtoffer op gruwelijke wijze heeft gedood en aan de nabestaanden ernstig leed heeft toegebracht is een lange gevangenisstraf in dit geval passend.

Nabestaanden
Aan de nabestaanden van het slachtoffer wordt een schadevergoeding toegekend. Het gaat in dit geval om reis- en uitvaartkosten van ruim 7000 euro. Een deel van de kosten zijn vergoed door de verzekering van het slachtoffer. Om die reden kan niet het volledige bedrag dat door de nabestaanden is gevorderd worden toegewezen.

Geen moord maar doodslag
Bij doodslag is de opzet gericht op het doden van het slachtoffer, maar is er géén sprake van voorbedachte rade. Bij moord is de opzet ook gericht op het doden van het slachtoffer, maar is er wél sprake van voorbedachte rade.

De officier van justitie heeft aan de verdachte doodslag ten laste gelegd. Om die reden hoeft de rechtbank slechts de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag en kan de rechtbank überhaupt niet veroordelen voor moord.'



Bron: www.rechtspraak.nl.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl