Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BO8365, Rechtbank Dordrecht , 85208 / FA RK 10-7136 en 89197 / FA RK 10-8728

Datum uitspraak: 08-12-2010
Inhoudsindicatie: verstaat dat er een zorgregeling zal zijn tussen de man en de minderjarige kinderen kind 1, en kind 2, van drie weekenden per vier weken, van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 19.00 uur, waarbij geldt dat deze weekenden door de man tijdig -zodra zijn werkrooster bekend is- aan de vrouw dienen te worden doorgegeven; verstaat dat de in artikel 9 lid 3 onder d van het echtscheidingsconvenant opgenomen vakantieregeling onverkort blijft gelden; veroordeelt de vrouw tot betaling van een dwangsom van € 400.000,-- als zij, zonder toestemming van de man, met de kinderen verhuist naar het buitenland; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; compenseert de proceskosten zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt; wijst het meer of anders gevorderde af.





Uitspraak
RECHTBANK DORDRECHT

Sector civiel recht

zaaknummer: 85208 / FA RK 10-7136 en 89197 / FA RK 10-8728

beschikking van de meervoudige kamer van 8 december 2010

in de zaak van

[verzoeker],
wonende te [adres man],
verzoeker, tevens verweerder,
advocaat mr. J. Grevink,

tegen

[verweerster],
wonende te [adres vrouw],
verweerster, tevens verzoekster,
advocaat mr. J. Broijl.

Partijen worden hieronder aangeduid als de man respectievelijk de vrouw.





1. Het procesverloop

Op 30 juni 2010 heeft de rechtbank een (tussen)beschikking gegeven.

De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van de volgende processtukken:
- een brief van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 24 augustus 2010;
- het verzoekschrift van de vrouw, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 24 september 2010;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek van de man, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 7 oktober 2010.

De voortgezette mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2010 in de terechtzitting van de meervoudige kamer met gesloten deuren.

Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, die een pleitnotitie heeft overgelegd.





2. Mediation
2.1. Bij beschikking van 30 juni 2010 is de zaak tussen partijen verwezen naar de vrijdagrol van 17 september 2010 in afwachting van de resultaten van de mediation.
Beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2010 te kennen gegeven zich tot een mediator te willen wenden om te proberen door middel van mediation hun communicatie te verbeteren.
Onderwerpen van bespreking bij de mediation zouden zijn:
- het gebruik van de naam papa door de kinderen van partijen voor de echtgenoot van de vrouw;
- de uitvoering van de zorgregeling en nieuwe afspraken met betrekking tot de inhoud van de zorgregeling;
- de uitvoering van de beslissingen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag en het gezamenlijk nemen van beslissingen.

2.2. Op 24 augustus 2010 is een brief van de advocaat van de man ter griffie ingekomen met de mededeling dat de mediation is mislukt en met het verzoek een datum te bepalen voor een voortgezette behandeling.





3. De nadere verzoeken van de vrouw (89197 / FA RK 10-8728)
3.1. De vrouw verzoekt de rechtbank haar toestemming te verlenen met de kinderen te mogen verhuizen naar Jallet (België). De vrouw herhaalt haar verzoek tot vaststelling van een zorgregeling, zoals opgenomen in het verweerschrift van de vrouw onder punt 68.

3.2. Ter zitting van 3 juni 2010 is aan de orde gekomen dat de woning van de vrouw en haar echtgenoot in Nieuwland te koop stond. Boven verwachting is deze woning verkocht op 1 juli 2010. De levering vond plaats op 2 september 2010. De man is door de vrouw op 19 juni 2010 over de op handen zijnde verkoop geïnformeerd.

3.3. De vrouw heeft zich na de verkoop van genoemde woning georiënteerd op de huizenmarkt. Zij en haar echtgenoot hebben een woonboerderij gevonden in Jallet, iets onder Luik in België. Het transport vindt plaats op 29 oktober 2010. De vrouw en de kinderen wonen tijdelijk in een huurwoning in Meerkerk.

3.4. De man is op 5 juli 2010 geïnformeerd over de verhuizing. De vrouw heeft de man gevraagd om zijn instemming met de verhuizing alsmede om mee te denken over het faciliteren van de omgang op afstand. In het tweede mediationgesprek op 9 augustus 2010 heeft de vrouw haar plannen geconcretiseerd en haar eerdere voorstel inzake omgang herhaald. De man heeft de mediation vervolgens gestopt.

3.5. Nu de man weigert toestemming te geven voor de verhuizing, behoeft de vrouw vervangende toestemming van de rechtbank.
De vrouw stelt dat het vaste rechtspraak is dat het een moeder bij wie de kinderen hun gewone verblijfplaats hebben, vrij staat te verhuizen, ook naar het buitenland. De ouder moet de mogelijkheid krijgen zelfstandig een eigen leven te leiden. Kinderen volgen de primaire ouder bij een verhuizing. Het kan zijn dat de belangen van de andere ouder worden geschaad door een verhuizing, doch de primaire ouder moet een zekere beslissingsvrijheid hebben. Ook moeten bij de afweging betrokken worden alle relevante omstandigheden zoals noodzaak tot verhuizing, mogelijkheden van omgang voor de andere ouder, kwaliteit van de omgang en de voorbereidingen die de vrouw ten aanzien van de verhuizing dient te treffen.

3.6. De vrouw stelt dat toestemming om met het gezin naar Jallet te verhuizen haar in alle redelijkheid niet kan worden onthouden nu:
1. er een noodzaak is te verhuizen wegens het werk van de echtgenoot van de vrouw;
2. de zorgregeling tussen de man en de kinderen niet wordt gefrustreerd;
3. de vrouw altijd de primaire verzorger is geweest, zodat het in het belang is van de kinderen dat ze meeverhuizen, terwijl de man door zijn werkrooster wordt beperkt in de zorg die hij de kinderen kan bieden;
4. de verhuizing zorgvuldig is overdacht en voorbereid.

3.7. Noodzaak verhuizing
De vrouw heeft een nieuw hecht gezin. Zij is opnieuw getrouwd. Uit dit huwelijk is een kind geboren op 3 maart 2010.
De echtgenoot van de vrouw heeft vanuit zijn werk de verplichting in België te gaan wonen. Deze echtgenoot reist nu 500 km per dag in het kader van woon-werkverkeer. Daarnaast maakt hij ook nog kilometers in kader van cliëntbezoek. Dit is voor hem en het gezin van de vrouw niet vol te houden.
De werkgever van de echtgenoot gaat een B.V.B.A. oprichten. De echtgenoot wordt hiervan de directeur. Dit bedrijf moet op het woonadres van de echtgenoot in België worden ingeschreven. Daarom is verhuizing naar België voor de echtgenoot van de vrouw een gegeven.
De vrouw wil haar gezin bij elkaar houden. Dit is ook in het belang van de kinderen.
De verhuisplannen naar Frankrijk, welke de rechtbank Utrecht indertijd heeft verboden, waren van een geheel andere aard, nu er destijds geen noodzaak tot verhuizing bestond.

3.8. Zorgregeling wordt niet gefrustreerd
De vrouw stelt dat de huidige zorgregeling van – kort gezegd - minimaal 4 dagen en maximaal 8 dagen in de 4 weken hoeft niet substantieel te worden gewijzigd. Het eerdere voorstel van de vrouw inzake omgang blijft gehandhaafd.
Een verschil is slechts de reisafstand. Dit maakt volgens vaste rechtspraak een verhuizing naar het buitenland echter niet per definitie onaanvaardbaar. De vrouw komt de man tegemoet door bij de weekendregeling de overdracht halverwege te doen plaatsvinden (AC-restaurant in Weert). De resterende reistijd voor de man is dan 50 minuten, dat is 20 minuten meer dan nu het geval is.
De vrouw verwijst naar de jurisprudentie waarin wordt gewezen op de mogelijkheden van moderne communicatiemiddelen, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het in stand houden van contact, zodat aan de factoren tijd en afstand een minder doorslaggevende rol toekomt dan jaren geleden.
Volgens de vrouw is de laatste jaren de omgang beperkt gebleven tot het weekend. Op de woensdagmiddag en de vrijdagmiddag heeft er nauwelijks omgang plaats gevonden. De afspraak van 30 km afstand tussen de huizen van partijen zoals opgenomen in het convenant, schiet zijn doel voorbij.

3.9. Verhuizing is in het belang van de kinderen
De vrouw stelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij opgroeien in de bestendige gezinssituatie van de vrouw. De vrouw zal stoppen met werken. De echtgenoot van de vrouw zal meer tijd met zijn gezin kunnen doorbrengen. Het tegenvoorstel van de man dat de kinderen het hoofdverblijf bij hem krijgen, waarbij de man een nanny inhuurt, is niet in het belang van de kinderen. Bovendien is de vrouw altijd de primaire opvoeder geweest. De man nam slechts een heel klein deel van de opvoeding voor zijn rekening. De man heeft altijd moeite gehad zijn werk met het gezinsleven te combineren. De man heeft gekozen om piloot te zijn, daardoor is hij beperkt in zijn zorg voor de kinderen.

3.10. Zorgvuldige voorbereiding
Volgens de vrouw zijn bij de aankoop van de nieuwe woning de belangen van de kinderen ruimschoots betrokken. De vrouw heeft zich verdiept in de scholen in de omgeving van Jallet. Jallet is kindvriendelijk, rustig en tweetalig. De man is uitgenodigd mee te denken over de toekomstige scholen van de kinderen (onder de opschortende voorwaarde dat toestemming voor de verhuizing werd verleend).
Het wantrouwen van de man jegens de vrouw is zo groot dat hij de belangen van de kinderen uit het oog verliest. De man wordt hierdoor belemmerd in het constructief handelen. Dit wantrouwen staat ook een mogelijke oplossing in de weg.





4. Het verweer van de man tegen de nadere verzoeken van de vrouw
4.1. De man stelt dat de vrouw met haar verzoek ingaat tegen de afspraak van partijen zoals neergelegd in het convenant, dat de maximale reisafstand tussen de huizen van partijen 30 km zou bedragen. De man gaat hiermee niet akkoord. Het verzoek van de vrouw voor vervangende toestemming dient te worden afgewezen. Er is geen reden de afspraak in het convenant te vernietigen.

4.2. De man stelt dat de door de vrouw aangehaalde jurisprudentie dateert van voor de inwerkingtreding van de Wet Bevordering Voortgezet Ouderschap. De vrouw gaat voorbij aan de in deze wet voor de man en de kinderen vastgelegde rechten.
De man stelt dat uit de jurisprudentie naar voren komt dat een belangenafweging moet worden gemaakt, waarbij de belangen van de ouders zelf niet mogen worden genegeerd, maar uiteindelijk het belang van het kind een eerste overweging vormt.
De vrouw kan in haar vrijheid worden beperkt, voor zover dat noodzakelijk is voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, in dit geval de rechten van de vader (en zijn familie, met name zijn ouders) en de kinderen op family life.

4.3. De man betwist dat er een noodzaak is tot verhuizing naar het buitenland. De functie van de echtgenoot van de vrouw kan ook vanuit het kantoor in Rotterdam worden uitgeoefend. De door de vrouw in dezen overgelegde brief van de werkgever van de echtgenoot van 3 mei 2010 is een andere versie dan die in het kort geding is overgelegd en spreekt over een op handen zijnde aanstelling per 1 maart 2010. De man stelt dat reeds hierom weinig waarde aan deze brief kan worden gehecht, afgezien van het feit dat de brief niet rept over een noodzaak tot verhuizing naar België. Daarbij is het een vrijwillige keuze van de echtgenoot van de vrouw om bij zijn werkgever een functie in het buitenland te aanvaarden. De man stelt dat een en ander lijkt te zijn ingegeven door de voortdurende wens van de vrouw en haar echtgenoot om richting/naar Frankrijk te verhuizen.
Ten onrechte stelt de vrouw dat er geen ander alternatief is, dan een verhuizing van haar en de kinderen naar België.

4.4. De man stelt dat de voorgenomen verhuizing in strijd is met het belang van de kinderen. Door de verhuizing zal het contact tussen de kinderen en de man heel snel verwateren, omdat vanwege het werkrooster van de man geen standaard regeling mogelijk is en de vrouw in het verleden de man omgang heel makkelijk heeft ontzegd. De man zal ook geen enkele binding meer hebben met het dagelijks leven van de kinderen. Iedere vorm van family life met de man en de familie van de man wordt zo onmogelijk gemaakt. Daarbij stelt de man dat dwangsommen ter borging van zijn rechten in het buitenland moeizaam kunnen worden geïncasseerd. Ook zullen de kinderen bij een verblijf in het buitenland niet meer vallen onder de Nederlandse rechtspraak, zodat de man verwacht dat de vrouw hem spoedig zal beletten zijn vaderschap nog uit te oefenen.

4.5. De man stelt dat de vrouw de impact die de lange reisafstand heeft op de kinderen, onderschat. Het is vermoeiend, stressvol en vervelend voor de kinderen. De bezoeken aan de man krijgen daardoor een negatieve lading. Eerst sinds 2008 is de omgang tussen de man en de kinderen beperkt tot het weekend.

4.6. Volgens de man kunnen moderne communicatiemiddelen de vader-kindband niet in stand houden, gezien de leeftijd van de kinderen. Bovendien heeft de man geen vertrouwen in de uitvoering hiervan door de vrouw.

4.7. Nu de echtgenoot van de vrouw in ieder geval in België gaat wonen, is de oplossing dat de vrouw een woning in de directe omgeving van Zaltbommel zal betrekken. Hiermee wordt aan de kinderen een duidelijk en goed signaal gegeven.

4.8. De man betwist dat er sprake is van een zorgvuldige voorbereiding door de vrouw. De vrouw heeft de man voor een voldongen feit geplaatst. Bovendien informeert de vrouw de man vaak niet of onjuist. De vrouw werkt ook niet mee bij het uitvoeren van de financiële afspraken tussen partijen. Ook hierdoor wordt het wantrouwen van de man voortdurend gevoed.

4.9. De man maakt bezwaar tegen de door de vrouw voorgestelde zorgregeling. Hij verzoekt het verzoek van de vrouw in deze af te wijzen.





5. De nadere zelfstandige verzoeken van de man
5.1. Indien het verzoek tot verhuizing naar het buitenland door de rechtbank wordt toegewezen, verzoekt de man te bepalen dat hij niet langer gehouden is aan de in het convenant vastgelegde zorgregeling en te bepalen dat de vrouw dient te voldoen aan haar informatieplicht door halfjaarlijks in december en juli van ieder jaar verslag aan de man over de kinderen uit te brengen, inhoudende:
- een recente foto van ieder kind, waarop het goed zichtbaar is;
- kopie van de schoolrapporten en -verslagen;
- een geschreven verslag over het wel en wee van de kinderen, waarin in ieder geval verslag wordt gedaan hoe ze het thuis en op school doen, hoe hun gezondheidstoestand is, welke hobby’s en sporten ze beoefenen, welke belangstelling ze hebben, en welke vriendjes en vriendinnetjes ze hebben.
Ook verzoekt de man te bepalen dat de vrouw de man tussendoor informeert op het moment dat er een levensbedreigende ziekte van een kind is geconstateerd, of direct als er een mogelijk besluit over levensbeëindiging ter sprake komt.

5.2. Het verzoek van de man is ingegeven door het belang van de kinderen. Hij heeft hierover veel gesproken met derden en een deskundige op het gebied van jeugdzorg. De vrouw drijft haar zin door. De strijd tussen de ouders is ook voelbaar voor de kinderen. Hij acht het niet in belang van de kinderen hen te verplichten voor het contact met de man acht uur te reizen. Alles overziend en na ampel beraad zal de man, indien deze situatie zich voordoet, zich terugtrekken uit het leven van de kinderen en hen in de gelegenheid stellen het contact te herstellen, zodra zij meerderjarig zijn.

5.3. Indien het verzoek tot verhuizing naar het buitenland wordt afgewezen, verzoekt de man om bekrachtiging van de bestaande afspraken in het convenant, met dien verstande dat formulering zodanig wordt aangepast dat de door de vrouw beweerde interpretatiegeschillen worden opgelost, door een regeling vast te stellen zoals voorgesteld in productie 8 van het nadere verweerschrift, althans de regeling uit het convenant te wijzigen conform de tekst als neergelegd in productie 9 van het nadere verweerschrift, althans zodanige tekstuele wijzigingen in de tekst van het convenant aan te brengen dat er geen ruimte meer is voor discussie tussen partijen, zonder afbreuk te doen aan de aard en de bedoeling van de afspraak, met inachtneming van de indertijd relevante omstandigheden, in het bijzonder het werkrooster van de man.





6. Verweer van de vrouw op de zelfstandige verzoeken van de man
6.1. De vrouw stelt dat de interpretatieverschillen met betrekking tot de uitleg van het convenant niet zullen eindigen, indien de regeling zoals opgenomen in productie 8 van het nadere verweerschrift, wordt vastgesteld, zolang de man bij het plannen van de zorgregeling uitsluitend zijn eigen agenda voor ogen heeft. Hij weigert hierin de activiteiten en de belangen van de kinderen te betrekken. Daarbij is de door de man voorgestelde regeling zo eenzijdig dat van de vrouw en de kinderen wordt verwacht dat zij hun leven inrichten naar het werkrooster van de man.

6.2. De door de vrouw voorgestelde regeling is duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar. De regeling kan ook worden uitgevoerd, indien de vrouw en de kinderen in Jallet wonen. De vrouw verzoekt de verzoeken van de man af te wijzen.





7. De beoordeling
7.1. Het gebruik van ‘papa’ of een soortgelijke benaming voor de partner van de vrouw Het is begrijpelijk dat het voor de man gevoelig ligt dat de kinderen de partner van de vrouw ‘papa’ noemen. Kinderen hebben slechts één vader en moeder en voor hen zouden de benamingen ‘papa’ en ‘mama’ (of afleidingen daarvan) in beginsel gereserveerd moeten blijven.

7.2. Desalniettemin zal de vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100,-- per dag dat zij haar nieuwe partner tegenover de kinderen als hun papa benoemt en/of dat zij stimuleert en/of tolereert dat de kinderen de naam papa of daarvan afgeleide namen gebruiken voor haar nieuwe partner worden afgewezen, nu voor het verzoek een wettelijke grondslag ontbreekt.

7.3. Dwangsom in verband met nakoming zorgregeling
Partijen verschillen van mening over de uitleg van artikel 9 lid 3 van het echtscheidings-convenant -en vooral over de vraag wat moet worden verstaan onder ‘zwaarwegende redenen’ waarom in voorkomende gevallen de door de man gewenste omgangsdagen zouden kunnen worden geannuleerd-, met als gevolg dat het herhaaldelijk niet lukt om in onderling overleg afspraken te maken die voor beide partijen acceptabel zijn.
De zorgregeling verloopt daardoor niet soepel. Nu dit echter voornamelijk te maken heeft met de verschillende uitleg die ieder van partijen geeft aan de in het echtscheidings-convenant opgenomen afspraken over de zorgregeling, kan niet zonder meer geconcludeerd worden dat de vrouw de zorgregeling niet nakomt. De vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot nakoming van deze regeling is dan ook niet zonder meer toewijsbaar.

Inhoud zorgregeling
7.4. In het convenant zijn partijen destijds overeengekomen dat de man in een periode van vier weken zonder meer recht heeft op minimaal 4 en maximaal 8 zorgdagen. Nu de kinderen allebei naar school gaan en de man het met zijn werkgever zo heeft kunnen regelen dat zijn vrije dagen voornamelijk in het weekend vallen (mede door af te zien van een promotie naar gezagsvoeder op een kleiner toestel), komt het erop neer, dat de omgang tussen de man en de kinderen vooral in de weekenden plaats vindt.
De man ontvangt iedere vrijdag het dienstrooster voor de komende 4 weken. De man zal de “omgangsweekenden” tijdig -zodra zijn werkrooster bekend is- aan de vrouw doorgeven.

7.5. Zolang partijen, al dan niet in mediation, geen nadere afspraken hebben gemaakt, zal de rechtbank de in het vonnis in kort geding van deze rechtbank van 7 oktober 2010 vastgestelde zorgregeling voor de weekenden, overnemen, teneinde de omgang te stroomlijnen en eventuele problemen tussen partijen te voorkomen.

7.6. Partijen verschillen van mening om welke zwaarwegende redenen de contactdagen kunnen worden geannuleerd. Het is in het belang van de kinderen dat ook hierover duidelijkheid komt. Zolang partijen, al dan niet in mediation, geen nadere afspraken hebben gemaakt, kunnen de door de man opgegeven weekenden, mits dit minimaal drie weken van te voren is geschied, niet door partijen worden geannuleerd.

7.7. Nakoming afspraken ouderlijk gezag en gezamenlijk nemen van beslissingen zoals bedoeld in bijlage 2 van het echtscheidingsconvenant
De stelling van de man dat de vrouw hem niet betrekt bij afspraken en beslissingen die te maken hebben met de in bijlage 2 (‘Toelichting ouderlijk gezag’) bij het convenant genoemde punten, is door de vrouw betwist en door de man niet zodanig feitelijk onderbouwd dat daadwerkelijk is komen vast te staan dat de vrouw op dit punt tekort schiet.
De vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot nakoming van de afspraken van partijen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag en het gezamenlijk nemen van beslissingen zoals vastgelegd in bijlage 2 bij het echtscheidingsconvenant van partijen zal dan ook worden afgewezen.

7.8. Nakoming afspraak inzake voorgenomen verhuizing
De vrouw is nadat de man dit verzoek heeft ingediend bij de rechtbank, met de kinderen (tijdelijk) verhuisd naar een huurwoning in Meerkerk, die verder dan 30 kilometer bij de woning van de man vandaan is gelegen, zonder dat partijen dit schriftelijk zijn overeengekomen.
Dit is in strijd met artikel 9 lid 8 van het echtscheidingsconvenant waarin partijen zijn overeengekomen dat zij ervoor zullen zorgen dat de enkele reisafstand tussen hun woonadressen niet meer dan 30 kilometer zal bedragen en dat hier alleen van kan worden afgeweken bij schriftelijke overeenkomst tussen partijen.

7.9. Het verzoek van de man komt erop neer dat de vrouw zou moeten terugverhuizen tot maximaal 30 kilometer bij de man vandaan. De vrouw heeft zich weliswaar niet gehouden aan de afspraak die tussen partijen geldt over de enkele reisafstand tussen hun woonadressen, maar de overschrijding is beperkt, nu de kortste route tussen Zaltbommel en Meerkerk ongeveer 32 kilometer bedraagt. Ook is niet gesteld of gebleken dat de huidige afstand voor onoverkomelijke problemen heeft gezorgd of dat het contact tussen de man en de kinderen hierdoor beperkt is of dreigt te worden. Mede gelet op de redelijkheid en billijkheid die de verhouding tussen ex-echtelieden beheerst en afwegend het belang van de man om een paar kilometer dichter bij de kinderen te wonen tegen de onrust en hectiek die een gedwongen verhuizing van de vrouw en kinderen met zich mee zal brengen, zal het verzoek van de man worden afgewezen.

7.10. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de afspraak tussen partijen zoals vastgelegd in artikel 9 lid 8 van het echtscheidingsconvenant onverkort geldt bij een eventuele volgende verhuizing van de vrouw en de kinderen.

7.11. Vervangende toestemming voor verhuizing naar buitenland
Allereerst is van belang dat partijen destijds een echtscheidingsconvenant hebben gemaakt waarin zij in artikel 9 hebben opgenomen op welke wijze het contact tussen de man en de kinderen vorm zou krijgen. Zij hebben daarin ook vastgelegd dat zij niet meer dan 30 km van elkaar zouden gaan wonen. Deze afspraak is gemaakt om het contact tussen de kinderen en de man te vergemakkelijken, mede gelet op het onregelmatige dienstrooster van de man in zijn beroep als piloot. Vanwege deze afspraak mocht de man verwachten dat de vrouw alleen in bijzondere omstandigheden de man om toestemming zou vragen op grotere afstand te gaan wonen dan genoemde 30 km. Het verzoek van de vrouw nu behelst een verhuizing die niet alleen meer dan 7 maal de afgesproken afstand bedraagt, maar ook een verhuizing naar een ander land inhoudt, zodat er sprake moet zijn van een absolute noodzaak tot verhuizing.

7.12. De aanleiding voor de verhuizing is een wijziging in het werk van de echtgenoot van de vrouw op eigen initiatief. Ter zitting heeft de vrouw verklaart dat deze nieuwe functie zoveel financiële voordelen bood dat haar echtgenoot deze kans op verbetering van zijn positie niet kon weigeren. Vanzelfsprekend is zo’n positieverbetering voor de echtgenoot van de vrouw en in het verlengde daarvan voor de vrouw en de kinderen van partijen van belang, maar dit kan niet worden beschouwd als een noodzaak tot verhuizing van de vrouw waarbij in redelijkheid niet van de vrouw gevergd kan worden dat de tussen partijen gemaakte afspraak ongewijzigd blijft. Reeds hierom zal het verzoek van de vrouw worden afgewezen.

7.13. Volgens artikel 247 lid 3 boek 1 van het Burgerlijk Wetboek omvat het ouderlijk gezag mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen. Het verzoek van de vrouw om tegen de wens van de man in toestemming te krijgen voor een verhuizing met de kinderen naar Jallet kan gelet op deze verplichting alleen worden gehonoreerd, indien de band tussen de man en de kinderen daardoor niet verslechtert.
Vast staat dat bij een afstand van 225 km, enkele reis, de kinderen bij de uitvoering van de zorgregeling in totaal minimaal 5 uur zullen moeten reizen. De vrouw gaat met haar stelling, dat reistijd ook kan worden beschouwd als omgangstijd, eraan voorbij dat lange ritten in een auto voor kinderen eentonig en vervelend kunnen zijn, ook al zijn de kinderen van partijen “autokinderen”, zoals de vrouw ter zitting opmerkte. Daar komt nog bij dat de kinderen in dat geval in Weert na een autorit van bijna 2 uur, gerekend zonder file, worden overgedragen. De vrouw miskent de belangen van de kinderen in deze.
Daarbij zal het bij deze afstand voor de man en de kinderen onmogelijk worden om deelgenoot te zijn van elkaars dagelijkse leven, waardoor de man geen vaderrol meer zal hebben in het dagelijkse leven van de kinderen. Het valt daarom te verwachten dat de grotere reisafstand de band tussen de man en de kinderen negatief zal beïnvloeden.

7.14. Van belang hierbij is eveneens hoe de ouders tot nu toe invulling hebben gegeven aan de verdeling van de zorg- en opvoedtaken. Immers een grotere reisafstand tussen de beide woningen van partijen zal meer inspanning en overleg van ouders vergen voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedtaken.
Vast staat dat het maken van afspraken met betrekking tot de zorgregeling partijen tot nu toe niet eenvoudig is afgegaan. Partijen hebben in verband met de uitleg van artikel 9 van het convenant zich meer dan eens gewend tot de rechtbank. Niet valt te verwachten dat deze situatie zich zal wijzigen en dat om die reden het maken van aanvullende afspraken teneinde het contact tussen de man en de kinderen te optimaliseren, bijvoorbeeld via het gebruik van moderne communicatiemiddelen en een langer verblijf bij de man tijdens de vakanties van de kinderen, zullen stuiten op onoverkomelijke problemen en nieuwe meningsverschillen. Dit zal de band tussen de kinderen en de man niet doen verbeteren. Daarbij zijn aanhoudende meningsverschillen tussen partijen niet in het belang van de kinderen.

7.15. Bovenstaande leidt tot het oordeel dat de verhuizing van de vrouw met de kinderen naar Jallet de band van de kinderen met de man zodanig zal doen verslechteren en ook anderszins niet in het belang van de kinderen is, dat de vrouw daarmee niet voldoet aan de verplichting zoals neergelegd in artikel 247 boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Ook hierom zal de rechtbank het verzoek van de vrouw afwijzen.

7.16. Dwangsom inzake voorgenomen verhuizing naar het buitenland
Vast staat dat de echtgenoot van de vrouw een woning in Jallet heeft gekocht. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat haar echtgenoot in ieder geval in deze woning zal gaan wonen. Hoewel de vrouw ter zitting ook heeft verklaard de kinderen zonder toestemming van de man of vervangende toestemming van de rechtbank niet naar België/Jallet te zullen verhuizen, is een financiële drempel om dit daadwerkelijk niet te doen geboden, nu de vrouw met betrekking tot haar wens naar een Franstalig deel van Europa te verhuizen voortvarend en doelgericht te werk is gegaan, en zij de indruk heeft gewekt niet altijd volledig opening van zaken te hebben gegeven.

7.17. De proceskosten
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om één van partijen in de kosten van deze procedure te veroordelen. De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd.





8. De beslissing
de rechtbank
8.1. verstaat dat er een zorgregeling zal zijn tussen de man en de minderjarige kinderen [kind 1], en [kind 2], van drie weekenden per vier weken, van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 19.00 uur, waarbij geldt dat deze weekenden door de man tijdig -zodra zijn werkrooster bekend is- aan de vrouw dienen te worden doorgegeven;

8.2. verstaat dat de in artikel 9 lid 3 onder d van het echtscheidingsconvenant opgenomen vakantieregeling onverkort blijft gelden;

8.3. veroordeelt de vrouw tot betaling van een dwangsom van € 400.000,-- als zij, zonder toestemming van de man, met de kinderen verhuist naar het buitenland;

8.4. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

8.5. compenseert de proceskosten zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt;

8.6. wijst het meer of anders gevorderde af.





Dit vonnis is gewezen door de mrs. A. Eerdhuijzen, J.A.M.J. Janssen en H.C.A. de Groot, tevens kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 08 december 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl