Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN6906, Rechtbank Groningen , 118548/FA RK 10-1253

Datum uitspraak: 13-07-2010
Inhoudsindicatie: wijziging van gezamenlijk in eenhoofdig gezag





Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht

zaaknr.: 118548/FA RK 10-1253

beschikking d.d. 13 juli 2010

in de zaak van:

de man,
advocaat mr. M.M. Mok

en

de vrouw,
advocaat mr. M.M. Haverkort.





PROCESVERLOOP

De man heeft op 20 mei 2010 een verzoekschrift met bijlagen ingediend waarin hij primair verzoekt te bepalen dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarige A. wordt gewijzigd in eenhoofdig gezag aan de man en subsidiair om te bepalen dat voornoemde minderjarige haar hoofdverblijf bij hem zal hebben.

Op 26 mei 2010 is ter griffie een brief d.d. 26 mei 2010 met bijlagen ontvangen.

Op 1 juni 2010 is ter griffie een faxbrief van dezelfde datum ontvangen van mr. M.M. Haverkort.

Op 4 juni 2010 en op 12 juli 2010 zijn ter griffie een faxbrieven van dezelfde data ontvangen van mr. M.M. Mok.

Op 13 juli 2010 is ter griffie een verweerschrift van de vrouw ontvangen.

De rechtbank heeft de zaak -gevoegd met de zaak met nummer 118574/JE RK 10-422 ter zake het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [A.]- behandeld ter zitting met gesloten deuren van 13 juli 2010. Verschenen en gehoord zijn daarbij: de man, bijgestaan door mr. M.M. Mok, voornoemd, alsmede mw. B.S. Mulder en mw. S. van der Stel namens het Bureau Jeugdzorg Groningen (BJZ).
De vrouw is -met schriftelijke kennisgeving daarvan- niet in persoon verschenen. Haar advocaat, mr. M.M. Haverkort heeft schriftelijk verweer gevoerd.





RECHTSOVERWEGINGEN

Vaststaande feiten

- partijen zijn met elkaar gehuwd geweest, welk huwelijk op 4 juni 2008 is ontbonden door de inschrijving op die datum van de echtscheidingsbeschikking van 8 mei 2008 in de registers van de burgerlijke stand;
- uit het huwelijk van partijen is geboren het thans nog minderjarige kind [A.];
- partijen hebben het gezamenlijke gezag over voornoemde minderjarige;
- bij beschikking van 26 augustus 2008 is [A.] onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg Utrecht, welke ondertoezichtstelling telken male is verlengd, laatstelijk tot 26 augustus 2010;
- bij beschikking van 11 december 2008 is een (spoed)machtiging uithuisplaatsing verleend voor de tijd van 4 weken in een crisisopvang van voornoemde minderjarige;
- bij beschikking van 25 juni 2009 is ten behoeve van [A.] een machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf bij de man verleend;
- sinds juni 2009 verblijft [A.] bij de man en diens echtgenote.

Standpunt vader

De man is van mening dat het niet langer in het belang van de minderjarige [A.] is dat de ouders nog langer met het gezamenlijk gezag belast blijven. Nadat partijen in december 2007 naar aanleiding van een incident tussen hen met huiselijk geweld -waarvan [A.] getuige is geweest- feitelijk uit elkaar zijn gegaan, is [A.] in het kader van de procedure voorlopige voorzieningen aan de vrouw toevertrouwd. De Raad voor de Kinderbescherming te Utrecht heeft op 6 augustus 2008 naar aanleiding van een verzoek van de rechtbank Alkmaar een rapport met advies uitgebracht waaruit blijkt van een instabiele en zeer onveilige opvoedingssituatie van [A.] bij de vrouw. De situatie bleek dusdanig nijpend dat een ondertoezichtstelling van [A.] is uitgesproken.
De man verwijst ter adstructie van de zorgelijke situatie van [A.] naar verschillende door hem overgelegde produkties, waaronder het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming te Utrecht d.d. 6 augustus 2008, alsmede naar het rapport van het psychodiagnostisch onderzoek van [A.] d.d. 9 juli 2009. De forensisch psychologische beschouwing stelt dat de mogelijkheden van de vrouw en haar partner om [A.] thuis op te voeden en met haar om te gaan beperkt zijn. De emotionele- en ontwikkelingsbehoeften worden door hen onvoldoende onderscheiden, zowel als haar ontwikkelingsachterstand. Het tekortschieten van de opvoeding wordt zichtbaar in de ontwikkelingsproblematiek van [A.]. In deze beschouwing wordt verder vermeld dat door een plaatsing van [A.] in het gezin van de man en diens partner de verwachting is dat de relatie tussen de ouders dusdanig zal verharden dat het een belemmerend effect zal hebben op het contact tussen de vrouw en de minderjarige.
Bij beschikking van 25 juni 2009 is [A.] middels een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing bij de man geplaatst omdat BJZ na mededeling van het psychodiagnostisch onderzoek niet voor de veiligheid van [A.] kon instaan. De ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen bij de man zijn nadien telkenmale verlengd.
De man is van mening dat uit het bovenstaande en de overgelegde produkties blijkt dat de vrouw als ouder niet in staat is of weigert verantwoordelijkheid te nemen voor [A.].
De vrouw weigert constructief mee te werken met de hulpverleningsinstanties. De vrouw heeft geweigerd zich neer te leggen bij de beslissing van BJZ om tijdelijk geen contact met [A.] te hebben. Haar handelwijze getuigt niet van enig inzicht in de belangen van [A.]. [A.] heeft een reactieve hechtingsstoornis en staat ter behandeling hiervan op een wachtlijst van Lentis.
De man vreest dat indien er praktische beslissingen genomen moeten worden in het kader van het gezamenlijk gezag er, gezien het gedrag van de vrouw, grote kans bestaat dat de vrouw deze beslissingen zal frustreren.
Onder die omstandigheden is er geen plaats meer voor gezamenlijk ouderlijk gezag.
[A.] is reeds klem geraakt tussen haar ouders en deze situatie mag in het belang van [A.] niet langer voortduren. Niet te verwachten valt dat deze situatie binnen afzienbare tijd zal veranderen.

Standpunt moeder

De vrouw stelt dat de opvoedingssituatie bij haar inmiddels ingrijpend is gewijzigd nu de relatie met haar toenmalige partner -die gekenmerkt werd door huiselijk geweld- is verbroken. Zij heeft de woning hals over kop verlaten om zichzelf en haar zoon in veiligheid te brengen. De vrouw tracht haar leven weer op de rails te krijgen en een veilig opvoedklimaat voor [A.] te creëren, zodat een thuisplaatsing van [A.] weer mogelijk is.
Het betreurt de vrouw dat nog steeds geen sprake is van omgang tussen haar en [A.]. De vrouw wijt dit aan het feit dat BJZ zich niet aan de afspraak houdt dat zaken betreffende [A.] via de advocaat van de vrouw lopen. Van onbeantwoorde e-mails is de advocaat van de vrouw niet op de hoogte en het had op de weg van BJZ gelegen om betreffende de omgangsregeling contact met de advocaat van de vrouw op te nemen.
Indien het niet mogelijk is dat [A.] weer bij de vrouw komt wonen, wenst zij als gezagdragende ouder betrokken te blijven bij de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De vrouw wil aan alles meewerken wat nodig is in het belang van [A.]. De advocaat van de vrouw heeft een goed en frequent contact onderhouden met de gezinsvoogd en er zijn afspraken dat er bij stagnerende samenwerking over praktische zaken tussen de ouders, contact kan worden opgenomen met de advocaat van de vrouw. Dergelijke zaken rechtvaardigen geen gezagswijziging.
Gezien de maatregel van ondertoezichtstelling en de begeleiding van de gezinsvoogd, kan niet gesteld worden dat de communicatie tussen de ouders dermate is dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige knel dreigt te raken in haar loyaliteit naar beide ouders.
De vrouw vraagt de verzoeken van de man af te wijzen.





Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt is dat ouders die tijdens het huwelijk gezamenlijk gezag hebben, dit gezamenlijk gezag behouden. Ingevolge het (gewijzigde) artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) kan de rechter het gezamenlijk gezag zoals bedoeld in artikel 1:251a, eerste lid BW beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Bepaald kan worden dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Het is de rechtbank op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat de communicatie tussen de ouders reeds geruime tijd slecht verloopt, dan wel geheel afwezig is.
De man heeft onweersproken gesteld dat er sinds de plaatsing van [A.] in zijn gezin op 25 juni 2009 in het geheel geen contact meer tussen de ouders is geweest.
Mede gelet daarop is de minderjarige onder toezicht van het Bureau Jeugdzorg gesteld. Zelfs onder begeleiding van Bureau Jeugdzorg is het voor de ouders niet mogelijk geweest om met betrekking tot belangrijke beslispunten -zoals bijvoorbeeld de behandeling van [A.] bij Lentis- in gezamenlijk overleg een beslissing te nemen en zaken te regelen. Van een gezamenlijke gezagsuitoefening kan geen sprake zijn, indien de daartoe nodige communicatie uitsluitend via de advocaat van de moeder dan wel tussen de advocaten van partijen dient te verlopen. De rechtbank acht de ouders derhalve niet in staat aan het gezamenlijk gezag een invulling te geven die niet belastend zal zijn voor [A.] en verwacht niet dat hierin binnen afzienbare tijd verandering zal komen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet verantwoord is het gezamenlijk gezag van de ouders te laten voortduren.
Zij oordeelt het daarom in het belang van de minderjarige noodzakelijk, dat het gezag over haar aan de man alleen toekomt.

De rechtbank zal het gezamenlijk gezag over de minderjarige [A.] beëindigen en bepalen dat voortaan aan de man alleen het gezag over de minderjarige toekomt.
Omdat deze gezagsvoorziening impliceert dat de man zelfstandig kan bepalen dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem is, zal de rechtbank het subsidiaire verzoek afwijzen.





BESLISSING

beëindigt het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarige A.;

bepaalt dat de man met het (eenhoofdige) gezag over voornoemde minderjarige wordt belast;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.





Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 13 juli 2010 in tegenwoordigheid van C.J.A. Joosse als griffier.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl