Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN0809, Gerechtshof 's-Gravenhage , 200.037.391/01

Datum uitspraak: 23-06-2010
Inhoudsindicatie: Wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige; het financiële belang van de moeder onvoldoende overtuigend.





Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 23 juni 2010
Zaaknummer : 200.037.391/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 08-2994
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D. Soekarman-Weeteling te Delft,
tegen

[de vader],
wonende te [woonplaats], gemeente [plaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. N.J.R.M. Elings te ’s-Gravenhage.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
locatie ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.





PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 30 juni 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 3 april 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 21 september 2009 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 24 juli 2009 en 19 augustus 2009 aanvullende stukken ingekomen.

De raad heeft het hof bij brief van 22 maart 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.

Op 3 juni 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de moeder en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.





PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is het verzoek tot bepaling van de gewone verblijfplaats van de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum in] 2000 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), bij de moeder afgewezen. Voorts is bepaald dat de vader met ingang van 3 april 2009 aan de moeder, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, € 150,- per maand zal betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.





BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige uit.

2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de minderjarige de woonplaats van de moeder volgt en zal worden ingeschreven op het woonadres van de moeder en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4. De moeder stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte het verzoek tot de bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar heeft afgewezen. Daartoe voert zij het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de grondslag van haar verzoek niet gebaseerd is op het belang van de minderjarige, maar dat zij het verzoek tot bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige heeft gedaan met het oog op de financiële consequenties. Een betere financiële positie als eenoudergezin is wel degelijk in het belang van de minderjarige. De moeder is dan niet meer afhankelijk van de voedselbank, zodat zij beter voedsel voor de minderjarige kan bereiden. Tevens kan zij dan af en toe iets leuks doen met de minderjarige. Zij dient derhalve te worden ingeschreven op het woonadres van de moeder. Gelet op het voorgaande is de moeder van mening dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd. Ter terechtzitting is namens de moeder nader verklaard dat zij behandeld is voor haar psychische problemen en dat het al een aantal jaren goed met haar gaat. Er is derhalve geen enkele reden om aan te nemen dat de minderjarige niet veilig zou zijn bij de moeder.

5. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist zoals zij heeft gedaan en voert daartoe het volgende aan. De minderjarige staat ingeschreven op zijn woonadres aangezien de moeder in het verleden ernstige psychische problemen heeft gekend. Het is van groot belang dat de minderjarige op dat woonadres blijft staan ingeschreven, zodat de vader, ingeval van nieuwe psychische problemen bij de moeder, de minderjarige direct naar zich toe kan halen. Daarbij komt dat de minderjarige behoefte heeft aan extra zorg, omdat zij het downsyndroom heeft. De vader maakt zich voorts zorgen over het frequente schoolverzuim van de minderjarige indien zij bij de moeder verblijft. Het belang van de minderjarige dient derhalve te prevaleren boven het mogelijke financieel voordeel van de moeder. Daarbij komt dat de moeder dit mogelijke financiële voordeel niet langer nodig heeft, nu haar leefomstandigheden sinds 2007 zijn gewijzigd als gevolg van een nieuwe relatie. Die relatie lijkt duurzaam te zijn en de moeder leidt sindsdien een redelijk luxe leven. Gelet op deze gewijzigde omstandigheid en op het feit dat de vader een bijdrage levert in de kosten van de verzorging van de minderjarige, de kinderbijslag en andere toeslagen reeds bij helfte worden gedeeld en hij nagenoeg alle overige kosten van de minderjarige voor zijn rekening neemt, bestaat er volgens de vader bij de moeder geen extra behoefte. Gelet op het voorgaande is de vader van mening dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

6. Het hof overweegt als volgt. . Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder de bepaling van de hoofdverblijfplaats van een minderjarig kind, op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

7. Het hof stelt voorop dat er in de onderhavige zaak sprake is van een zogenaamd co-ouderschap, in die zin dat de minderjarige de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijft. Partijen zijn het er over eens dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige geen wijziging in de feitelijke verblijfplaats tot gevolg zal hebben.

8. Het hof begrijpt het standpunt van de moeder aldus, dat zij door toewijzing van haar verzoek aanspraak maakt op een bijstandsuitkering voor een eenoudergezin en diverse toeslagen, hierdoor meer te besteden heeft en dat dit in het belang van de minderjarige is. Het hof is vooreerst van oordeel dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij meer financiële armslag heeft indien de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar wordt bepaald. Daartoe neemt het hof in aanmerking dat de vader onweersproken heeft gesteld dat de kinderbijslag en de toeslag inzake “Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen” ook nu al door de ouders worden gedeeld en de moeder daarnaast maandelijks een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige van de vader ontvangt. Indien de moeder door een wijziging van de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij haar, aanspraak kan maken op een uitkering naar de norm van een eenoudergezin, dan zullen de door de vader te betalen bijdragen daarop in mindering worden gebracht. Gesteld noch gebleken is dan ook dat de moeder met de huidige inkomsten niet in de behoefte van de minderjarige kan voorzien dan wel dat een wijziging in de gewone verblijfplaats van de minderjarige daar een wijziging in zal brengen, nog daargelaten de vraag of de moeder, die een hoge schuldenlast heeft, het mogelijk te ontvangen voordeel ten goede zal laten komen aan de minderjarige. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat toewijzing van het verzoek van de moeder niet gevergd wordt door het belang van de minderjarige en zal de bestreden beschikking bekrachtigen.







BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.





Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Mink en Bos, bijgestaan door mr. Dooting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2010.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl