Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak:07-12-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 3:105 lid 1 BW degene die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. De extinctieve verjaring begint met de aanvang van de dag, volgend op die waarop een niet-rechthebbende bezitter is geworden of de onmiddellijke opheffing gevorderd kan worden van de toestand waarvan diens bezit de voortzetting vormt (artikel 3:314 lid 2 BW). De verjaringstermijn bedraagt 20 jaar (artikel 3:306 BW). In artikel 3:107 lid 1 BW is bepaald dat bezit is het houden van een goed voor zichzelf, dat wil zeggen het uitoefenen van de feitelijke macht met de pretentie rechthebbende (hier: eigenaar) te zijn. Of iemand houdt voor zichzelf, wordt ingevolge het bepaalde in artikel 3:108 BW beoordeeld naar verkeersopvatting - met inachtneming van de regels die worden gegeven in de op artikel 3:108 volgende wetsartikelen - en overigens op grond van uiterlijke feiten. Zoals uit de wetsgeschiedenis blijkt (Parl. Gesch. Boek 3, p. 408), ligt in het vereiste van het hebben van bezit besloten, dat het bezit (openbaar en) ondubbelzinnig moet zijn. Van niet dubbelzinnig bezit is sprake (vergelijk HR 15 januari 1993, NJ 1993, 178) wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt, dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt daaruit niet anders kan afleiden, dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn. Aldus is verzekerd (zie ook de conclusie onder 10 voor HR 10 oktober 2008, LJN BD7601), dat van verjaring pas sprake kan zijn ingeval de werkelijk rechthebbende tegen wie de verjaring is gericht, uit de gedragingen van degene die zich op verjaring wil beroepen, duidelijk kan opmaken dat deze pretendeert rechthebbende (eigenaar of beperkt gerechtigde) te zijn, zodat hij tijdig maatregelen kan nemen om de inbreuk op zijn recht te beëindigen. Laat de werkelijk rechthebbende die gelegenheid gedurende lange tijd voorbijgaan, dan kan hem uiteindelijk verjaring worden tegengeworpen. Daarnaast moet de machtsuitoefening krachtens het bezit van een zaak exclusief zijn. Indien een ander de zaak immers al in bezit heeft, moet naar verkeersopvatting door de machtsuitoefening voor zichzelf het bezit van de ander zijn geëindigd; enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen zijn onvoldoende voor inbezitneming (artikel 3:113 lid 2 BW).




Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl