Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak: 16-06-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan toepassing van artikel 2:248, lid 9 BW eerst aan de orde zijn op het moment dat een bodemrechter aansprakelijkheid van een bestuurder en de omvang van diens schuld op grond van artikel 2:248 BW heeft vastgesteld.

Ingevolge het bepaalde in artikel 3:51, lid 3 BW kan een beroep in rechte op een vernietigingsgrond te allen tijde worden gedaan ter afwering van een op een rechtshandeling steunende vordering. Aanvaarding van dat beroep brengt vernietiging van de rechtshandeling mee.
Het verweer van [eiser 1] en [eiser 2] dat niet duidelijk is om welke reden sprake zou zijn van paulianeus handelen en dat geen sprake was van onverplicht handelen treft geen doel. Daargelaten dat, waar [eiser 1] en [eiser 2] echtgenoten zijn, het vermoeden van paulianeus handelen van artikel 3:46, lid 1, ten derde onder a BW aan de orde is, is in hoge mate aannemelijk dat de waarde van de in eigendom overgedragen inboedel beduidend hoger zal liggen dan EUR 1,--, zodat [eiser 1] en [eiser 2] tenminste behoorden te weten dat [eiser 1] door deze overdracht zijn schuldeisers, waaronder thans de curator, zou benadelen. Noch [eiser 1] noch [eiser 2] hebben het bewijsvermoeden ontzenuwd. Dat sprake zou zijn geweest van een verplichte rechthandeling is niet aannemelijk gemaakt.


Als uitgangspunt geldt dat in beginsel aan de hand van feiten en omstandigheden van na de hoofdveroordeling moet worden beoordeeld of het onmogelijk is om de hoofdveroordeling uit te voeren. De rechter mag evenwel, indien de onmogelijkheid die de veroordeelde aanvoert het gevolg is van een eigen gebrek aan zorgvuldigheid, daterend van vóór de veroordeling, hiermee, zij het slechts in bijzondere omstandigheden, rekening houden bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre hij van de hem in artikel 611d lid 1 verleende discretionaire bevoegdheid gebruik zal maken, hetgeen wil zeggen dat de rechter op grond van een dergelijk gebrek aan zorgvuldigheid van de veroordeelde slechts onder bijzondere omstandigheden de in die bepaling bedoelde maatregelen mag weigeren. Daarbij valt met name te denken aan gedragingen van de veroordeelde die hij, in het zicht van de mogelijke veroordeling, welbewust heeft verricht om de naleving daarvan te bemoeilijken of te beletten. (HR 26 maart 2010, LJN BL0004 en BenGH 29 april 2008, NJ 2008, 309).


Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl