Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak: 18-06-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Vast staat dat de verleende bouwvergunning formele rechtskracht heeft verkregen. Dit brengt mee dat de vergunninghouder er in het algemeen op mag vertrouwen dat de vergunning overeenkomstig de wet is verleend en de overeenkomstig de wet in aanmerking te nemen belangen door de vergunningverlenende instantie volledig en op de juiste wijze zijn afgewogen en dat hij gerechtigd is om van die vergunning gebruik te maken (HR 17 januari 1997, NJ 1998/656). De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 21 oktober 2005 (LJN: AT8823) daarentegen overwogen dat het belang van het voorkomen van onrechtmatige hinder door het gebruik maken van door een bestemmingsplan toegestane bouwmogelijkheden niet een belang is dat door de wettelijke regeling van het bestemmingsplan wordt nagestreefd. Kortom, een bouwvergunning die formele rechtskracht heeft verkregen en dus geacht moet worden in overeenstemming met het bestemmingsplan te zijn verleend, vrijwaart de houder die in overeenstemming met de bouwvergunning heeft gebouwd niet van aansprakelijkheid wegens het veroorzaken van onrechtmatige hinder.

Voorkomen moet worden dat een afweging van een bestuursorgaan die formele rechtskracht heeft verkregen (opnieuw) aan de orde wordt gesteld. De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 10 maart 2010 (LJN: BJ7028) echter overwogen dat voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van vrijstelling (lees: ontheffing) van de voorschriften van een bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding is wanneer deze belemmering een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, aldus de Raad van State.

Vooropgesteld wordt dat het antwoord op de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder afhangt van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid – mede gelet op de daaraan verbonden kosten – en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen.

onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW.


Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl