Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen da        dereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Burgerlijk wetboek - boek 6 - algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >



Afdeling 4A. Aansprakelijkheid bij elektronisch rechtsverkeer

Artikel 196bAansprakelijkheid bij elektronisch rechtsverkeer

1.Indien een certificatiedienstverlener een certificaat aan het publiek afgeeft als een gekwalificeerd certificaat als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel ss, van de Telecommunicatiewet, of indien hij voor een zodanig certificaat publiekelijk instaat, en een persoon op grond daarvan handelt in redelijk vertrouwen op:
a. de juistheid, op het tijdstip van afgifte, van alle in het certificaat opgenomen gegevens en de opneming van alle voor dit certificaat voorgeschreven gegevens;
b. het feit dat, op het tijdstip van uitgifte, degene die in het certificaat is aangeduid als ondertekenaar de houder was van de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen die behoren bij de in het certificaat vermelde gegevens voor het verifiëren van elektronische handtekeningen;
c. het feit dat de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen en de gegevens voor het verifiëren van elektronische handtekeningen, indien zij beide door de certificatiedienstverlener zijn gegenereerd, complementair kunnen worden gebruikt; is de certificatiedienstverlener aansprakelijk voor de dientengevolge door deze persoon geleden schade, tenzij de certificatiedienstverlener bewijst dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld.

2.Een certificatiedienstverlener die een certificaat aan het publiek heeft afgegeven als een gekwalificeerd certificaat of voor een zodanig certificaat publiekelijk instaat, en nalaat de intrekking van dat certificaat te registreren, is, indien een persoon in redelijk vertrouwen daarop handelt, aansprakelijk voor de door deze persoon dientengevolge geleden schade, tenzij de certificatiedienstverlener bewijst dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld.

3.Een certificatiedienstverlener kan in een gekwalificeerd certificaat beperkingen ten aanzien van het gebruik daarvan opnemen, mits die beperkingen voor derden duidelijk zijn. Een certificatiedienstverlener is niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is van het gebruik van een gekwalificeerd certificaat in strijd met daarin overeenkomstig de vorige volzin opgenomen beperkingen.

4.Een certificatiedienstverlener kan in een gekwalificeerd certificaat een grens aangeven voor de waarde van de transacties waarvoor het certificaat kan worden gebruikt, mits deze grens voor derden duidelijk is. Een certificatiedienstverlener is niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is van een overschrijding van een overeenkomstig de vorige volzin opgenomen grens.



Artikel 196cAansprakelijkheid bij diensten informatiemaatschappij

1.Degene die diensten van de informatiemaatschappij verricht als bedoeld in artikel 15d lid 3 van Boek 3, bestaande uit het doorgeven van van een ander afkomstige informatie of het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk is niet aansprakelijk voor de doorgegeven informatie, indien hij:
a. niet het initiatief tot het doorgeven van de informatie neemt;
b. niet degene is die bepaalt aan wie de informatie wordt doorgegeven; en
c. hij de doorgegeven informatie niet heeft geselecteerd of gewijzigd.

2.Voor de toepassing van lid 1 wordt onder het enkele doorgeven van van een ander afkomstige informatie en het enkele verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk mede verstaan de geautomatiseerde, tussentijdse en tijdelijke opslag van de doorgegeven informatie, voor zover deze opslag uitsluitend geschiedt ten behoeve van het doorgeven van die informatie en de duur van deze opslag niet langer is dan daarvoor redelijkerwijs noodzakelijk is.

3.Degene die diensten van de informatiemaatschappij verricht als bedoeld in artikel 15d lid 3 van Boek 3, bestaande uit het geautomatiseerd, tussentijds en tijdelijk opslaan van van een ander afkomstige informatie voor zover het opslaan enkel geschiedt om het later doorgeven van die informatie aan anderen op hun verzoek doeltreffender te maken, is niet aansprakelijk voor het geautomatiseerd, tussentijds en tijdelijk opslaan van de informatie indien hij:
a. de informatie niet wijzigt;
b. de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;
c. de in de bedrijfstak geldende of gebruikelijke regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;
d. niet de in de bedrijfstak geldende of gebruikelijke technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie wijzigt, en
e. prompt de nodige maatregelen neemt om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken, zodra hij weet dat de informatie is verwijderd van de plaats waar deze zich oorspronkelijk in het communicatienetwerk bevond of de toegang daartoe onmogelijk is gemaakt, of dat een bevoegde autoriteit heeft bevolen de informatie te verwijderen van de plaats waar deze zich oorspronkelijk in het communicatienetwerk bevond of de toegang daartoe heeft verboden.

4.Degene die diensten van de informatiemaatschappij verricht als bedoeld in artikel 15d lid 3 van Boek 3, bestaande uit het op verzoek opslaan van van een ander afkomstige informatie, is niet aansprakelijk voor de opgeslagen informatie, indien hij:
a. niet weet van de activiteit of informatie met een onrechtmatig karakter en, in geval van een schadevergoedingsvordering, niet redelijkerwijs behoort te weten van de activiteit of informatie met een onrechtmatig karakter, dan wel
b. zodra hij dat weet of redelijkerwijs behoort te weten, prompt de informatie verwijdert of de toegang daartoe onmogelijk maakt.

5.Het hiervoor bepaalde staat niet in de weg aan het verkrijgen van een rechterlijk verbod of bevel.



Afdeling 5. Tijdelijke regeling verhaalsrechten

Artikel 197Artikelen die buiten toepassing blijven

1. De artikelen 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185, alsmede de afdelingen 4 van titel 6, 4 van titel 11, 1 van titel 14 en 4 van titel 19 van Boek 8 blijven buiten toepassing:
a. bij de vaststelling van het totale bedrag waarvoor aansprakelijkheid naar burgerlijk recht zou bestaan, vereist voor de berekening van het bedrag waarvoor verhaal bestaat krachtens artikel 107a en de artikelen 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 90 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 69 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 4:2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 52a van de Ziektewet, 61 van de Algemene nabestaandenwet, artikel 10.2.2 van de Wet langdurige zorg, artikel 2.4.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en 8 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;
b. bij de vaststelling van het bedrag, bedoeld in artikel 3 van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren waarboven de gehoudenheid krachtens die wet of krachtens artikel 75 van de Wet privatisering ABP zich niet uitstrekt.

2. Rechten uit de artikelen 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185, alsmede de afdelingen 4 van titel 6, 4 van titel 11, 1 van titel 14 en 4 van titel 19 van Boek 8 zijn niet vatbaar voor subrogatie:
a. krachtens artikel 962 van Boek 7, behoudens voor zover de uitkering door de verzekeraar de aansprakelijkheid van de verzekerde betreft en een ander krachtens deze artikelen mede aansprakelijk was;
b. krachtens artikel 6, derde lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven.

3. Degene wiens verhaal of subrogatie door de vorige leden wordt uitgesloten, kan de in het tweede lid bedoelde rechten evenmin krachtens overeenkomst verkrijgen of te zijnen behoeve door de gerechtigde op diens naam doen uitoefenen.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Titel 4. Verbintenissen uit andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst

Afdeling 1. Zaakwaarneming

Artikel 198Omschrijving zaakwaarneming

Zaakwaarneming is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen.



Artikel 199Verplichtingen zaakwaarnemer

1.De zaakwaarnemer is verplicht bij de waarneming de nodige zorg te betrachten en, voor zover dit redelijkerwijze van hem kan worden verlangd, de begonnen waarneming voort te zetten.

2.De zaakwaarnemer doet, zodra dit redelijkerwijze mogelijk is, aan de belanghebbende verantwoording van hetgeen hij heeft verricht. Heeft hij voor de belanghebbende gelden uitgegeven of ontvangen, dan doet hij daarvan rekening.



Artikel 200Aansprakelijkheid belanghebbende

1.De belanghebbende is, voor zover zijn belang naar behoren is behartigd, gehouden de zaakwaarnemer de schade te vergoeden, die deze als gevolg van de waarneming heeft geleden.

2.Heeft de zaakwaarnemer in de uitoefening van een beroep of bedrijf gehandeld, dan heeft hij, voor zover dit redelijk is, bovendien recht op een vergoeding voor zijn verrichtingen, met inachtneming van de prijzen die daarvoor ten tijde van de zaakwaarneming gewoonlijk werden berekend.



Artikel 201Bevoegdheden zaakwaarnemer

Een zaakwaarnemer is bevoegd rechtshandelingen te verrichten in naam van de belanghebbende, voor zover diens belang daardoor naar behoren wordt behartigd.



Artikel 202Goedkeuring door belanghebbende

Heeft iemand die is opgetreden ter behartiging van eens anders belang, zich zonder redelijke grond daarmede ingelaten of dit belang niet naar behoren behartigd, dan kan de belanghebbende door goedkeuring van het optreden zijn bevoegdheid prijsgeven jegens hem het gebrek in te roepen. Aan de belanghebbende kan door hem een redelijke termijn voor de goedkeuring worden gesteld.



Afdeling 2. Onverschuldigde betaling

Artikel 203Terugvordering gegeven goed zonder rechtsgrond

1.Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.

2.Betreft de onverschuldigde betaling een geldsom, dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag.

3.Degene die zonder rechtsgrond een prestatie van andere aard heeft verricht, heeft eveneens jegens de ontvanger recht op ongedaanmaking daarvan.
» Praktijkvoorbeeld rechterlijke uitspraak.



Artikel 204Toerekenbaarheid tekortkoming

1.Heeft de ontvanger in een periode waarin hij redelijkerwijze met een verplichting tot teruggave van het goed geen rekening behoefde te houden, niet als een zorgvuldig schuldenaar voor het goed zorg gedragen, dan wordt hem dit niet toegerekend.

2.Degene die namens een ander, maar onbevoegd een niet aan die ander verschuldigde geldsom heeft ontvangen, is van zijn verplichting tot teruggave bevrijd, voor zover hij die geldsom aan die ander heeft doorbetaald in een periode waarin hij redelijkerwijze met die verplichting geen rekening behoefde te houden.



Artikel 205Ontvanger te kwader trouw

Heeft de ontvanger het goed te kwader trouw aangenomen, dan is hij zonder ingebrekestelling in verzuim.



Artikel 206Uitbreiding toepasselijke bepalingen

De artikelen 120, 121, 123 en 124 van Boek 3 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot hetgeen daarin is bepaald omtrent de afgifte van vruchten en de vergoeding van kosten en schade.



Artikel 207Vergoeding kosten ontvangen en teruggeven

De ontvanger heeft, tenzij hij het goed te kwader trouw heeft aangenomen, binnen de grenzen van de redelijkheid ook recht op vergoeding van de kosten van het ontvangen en teruggeven van het goed, alsmede van uitgaven in de in artikel 204 bedoelde periode die zouden zijn uitgebleven als hij het goed niet had ontvangen.



Artikel 208Afstand van recht op terugvordering

De ontvanger verliest zijn recht op de in de beide vorige artikelen bedoelde vergoedingen, indien de wederpartij afstand doet van haar recht op terugvordering en, voor zover nodig, het onverschuldigd betaalde ter bevrijding van deze vergoedingen op haar kosten aan de ontvanger overdraagt. De ontvanger is verplicht aan een zodanige overdracht mede te werken.



Artikel 209Onbekwame ontvanger onverschuldigde betaling

Op de onbekwame die een onverschuldigde betaling heeft ontvangen, rusten de in deze afdeling omschreven verplichtingen slechts, voor zover het ontvangene hem tot werkelijk voordeel heeft gestrekt of in de macht van zijn wettelijke vertegenwoordiger is gekomen.



Artikel 210Ongedaanmaking prestaties

1.Op de ongedaanmaking van prestaties die niet in het geven van een goed hebben bestaan, zijn de artikelen 204-209 van overeenkomstige toepassing. 2.Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt, voor zover dit redelijk is, vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats, indien de ontvanger door de prestatie is verrijkt, indien het aan hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of indien hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten.



Artikel 211Nietige overeenkomst

1.Kan een prestatie die op grond van een nietige overeenkomst is verricht, naar haar aard niet ongedaan worden gemaakt en behoort zij ook niet in rechte op geld te worden gewaardeerd, dan is een tot ongedaanmaking van een tegenprestatie of tot vergoeding van de waarde daarvan strekkende vordering, voor zover deze deswege in strijd met redelijkheid en billijkheid zou zijn, eveneens uitgesloten.

2.Is ingevolge het vorige lid terugvordering van een overgedragen goed uitgesloten, dan brengt de nietigheid van de overeenkomst niet de nietigheid van de overdracht mede.



Afdeling 3. Ongerechtvaardigde verrijking

Artikel 212Ongerechtvaardigd verrijkt en schadevergoeding

1.Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.

2.Voor zover de verrijking is verminderd als gevolg van een omstandigheid die niet aan de verrijkte kan worden toegerekend, blijft zij buiten beschouwing.

3.Is de verrijking verminderd in de periode waarin de verrijkte redelijkerwijze met een verplichting tot vergoeding van de schade geen rekening behoefde te houden, dan wordt hem dit niet toegerekend. Bij de vaststelling van deze vermindering wordt mede rekening gehouden met uitgaven die zonder de verrijking zouden zijn uitgebleven.

-

Het burgerlijk wetboek, boek 6, met betrekking tot het algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht is voor het laatst geactualiseerd op: 5 maart 2015.

De status van deze wet is: zeer goed.

Klik hier voor meer informatie.

<     Naar vorige pagina                                                       Naar volgende pagina     >
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl