Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
Burgerlijk wetboek - boek 6 - algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
artikel 179 - rechtspraak

LJN: AW2492, Rechtbank Arnhem , 131515

Datum uitspraak: 08-03-2006
Rechtsgebied: Handelszaak
Inhoudsindicatie: Partijen zijn het erover eens dat de schapen van gedaagde de zwoegerziekte hebben overgebracht op de schapen van eiser. Ten gevolge van de besmetting heeft eiser zijn gecertificeerde zwoegervrije status verloren. Eiser houdt gedaagde daarvoor aansprakelijk.





Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 131515 / HA ZA 05-1710

Vonnis van 8 maart 2006

in de zaak van

de maatschap
[eiser],
gevestigd te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. H.M. van Eerten te Deventer

tegen

[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.





De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 november 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 20 januari 2006
- de akte vermeerdering van eis.
Ten slotte is vonnis bepaald.





De feiten

[eiser] en [gedaagde] zijn (over)buren te Hellouw. [eiser] drijft een schapenfokbedrijf. In oktober 2001 had hij ongeveer 58 ooien en 1 ram. [gedaagde] hield als hobby schapen. In oktober 2001 had [gedaagde] ongeveer 100 schapen.

2.2. Op 1 oktober 2001 zijn alle schapen van [gedaagde] ontsnapt uit een weiland dat deel uitmaakte van zijn erf. De uitgebroken schapen zijn op de openbare weg langs de erven van [eiser] en [gedaagde] terechtgekomen. Twee toevallige voorbijgangers die de schapen daar op die ochtend op de weg aantroffen hebben de schapen, die richting provinciale weg liepen, in het dichtstbijzijnde weiland gejaagd, zijnde het weiland van [eiser]. In dat weiland waren op dat moment alle schapen van [eiser] aanwezig. Enige uren daarna zijn de schapen van partijen weer door partijen van elkaar gescheiden.

2.3. Een jaar later, begin oktober 2002, werd bij een groot deel van de schapen van [eiser] de zogenaamde zwoegerziekte geconstateerd. Partijen zijn het erover eens dat de schapen van [gedaagde] in oktober 2001 de zwoegerziekte hebben overgebracht op de schapen van [eiser].

2.4. Zwoeger is een virus-infectie die vaak voorkomt bij schapen. Na infectie van een schaap met het zwoegervirus blijft het virus langere tijd latent in het schaap aanwezig zonder dat dit (uiterlijk) waarneembaar is. Uiteindelijk leidt zwoeger tot een conditievermindering bij het schaap die de dood tot gevolg kan hebben. Het duurt in de regel maanden tot soms jaren voordat een geďnfecteerd schaap antistoffen aanmaakt die door middel van een bloedtest kunnen worden geconstateerd. Besmetting vindt meestel plaats via snuffelcontact. Verreweg de meeste schapen in Nederland zijn niet zwoegervrij. Schapen die niet gecertificeerd zwoegervrij zijn worden gefokt, verhandeld en geconsumeerd. In Nederland was in 2001 maar een beperkt aantal bedrijven met schapen voorzien van een zwoegervrij certificaat.

2.5. Omstreeks 1994 kreeg [eiser], die toen ook al schapen fokte, het aanbod zwoegervrij te gaan fokken. Om daarvoor in aanmerking te komen moest hij al zijn toenmalige schapen van de hand doen. [eiser] heeft zijn schapen, zo’n 50 stuks, toen verkocht aan [gedaagde], die toen al circa 50 schapen had. [gedaagde] wist waarom [eiser] zijn schapen verkocht. Van 1997 tot oktober 2002 waren de schapen van [eiser] gecertificeerd zwoegervrij, dat wil zeggen dat de Gezondheidsdienst voor Dieren op basis van jaarlijkse bloedmonsters heeft vastgesteld dat bij de schapen geen antistoffen tegen het zwoegervirus zijn aangetroffen. Schapen met het certificaat zwoegervrij hebben vergeleken met niet-zwoegervrije schapen een meerwaarde van ongeveer € 100,- per stuk.

2.6. Ten gevolge van de besmetting heeft [eiser] in oktober 2002 zijn gecertificeerde zwoegervrije status verloren. Op 21 juni 2005 heeft [eiser] de gecertificeerde zwoegervrije status teruggekregen. In de tussentijd heeft [eiser] inkomsten gederfd, hij heeft zijn schapen voor een lagere prijs moeten verkopen, en heeft hij extra kosten gemaakt terwijl hij ook aansprakelijk is gesteld voor het overbrengen van zwoeger op een ander schapenfokbedrijf.





Het geschil

[eiser] vordert na vermeerdering van eis, samengevat:
-verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade tengevolge van de uitbraak van de schapen van [gedaagde] in oktober 2001;
-veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 38.412,21, vermeerderd met rente;
-veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van schade van [eiser] met betrekking tot toeslagrechten, nader op te maken bij staat en te vereffenenen volgens de wet.

3.2. [eiser] voert daartoe, samengevat, het volgende aan. [gedaagde] is primair aansprakelijk voor de uitbraak van zijn, met het zwoegervirus behepte, schapen op grond van artikel 6: 179 BW. Het gaat immers om de verwezenlijking van een besmettingsrisico doordat “de eigen energie van de betrokken schapen en het onberekenbare element dat daarin schuilt” zich met de uitbraak van de schapen uit het weiland van [gedaagde] heeft verwezenlijkt. [gedaagde] wist of behoorde te weten dat zijn schapen besmet waren met het zwoegervirus en had daarom moeten voorkomen dat zijn schapen in contact kwamen met de zwoegervrije schapen van [eiser]. Subsidiair is [gedaagde] daarom aansprakelijk op grond van artikel 6: 162 BW. Immers het druist in tegen hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt om schapen te houden en te weiden op een zodanige manier dat deze schapen kunnen ontsnappen waardoor het voorzienbare risico van besmettingsoverdracht op andere schapen zich heeft kunnen verwezenlijken.

3.3. [gedaagde] voert als verweer, samengevat, het volgende aan. Artikel 6: 179 BW vestigt een risicoaansprakelijkheid voor de bezitter van een dier voor het gevaar dat gelegen is in de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat daarin is gelegen. Daaronder valt volgens de Hoge Raad niet het geval dat een dier, zonder dat sprake is van letsel, een ander dier of mens besmet met een ziekte. Het enkele uitbreken van de schapen van [gedaagde] heeft niet tot de besmetting geleid. Ook is [gedaagde] niet op grond van artikel 6: 162 BW aansprakelijk omdat [gedaagde] niet wist en niet behoorde te weten dat zijn schapen besmet waren met zwoeger en omdat de uitbraak van de schapen niet is te wijten aan een onrechtmatige daad van [gedaagde]. Subsidiair betwist [gedaagde] de omvang van de door [eiser] geleden en te lijden schade.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





De beoordeling

4.1. Nu [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vermeerdering van eis door [eiser] gaat de rechtbank uit van de gewijzigde eis.

4.2. Vooropgesteld moet worden dat artikel 6: 179 BW, voor zover hier van belang, een risicoaansprakelijkheid bevat voor schadetoebrenging door dieren, waarbij de bezitter van het dier aansprakelijk is. De grondslag van deze vordering moet worden gezocht in het gevaar dat schuilt in de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat in die energie ligt opgesloten. Dit brengt mee dat die aansprakelijkheid in beginsel niet mede omvat het geval dat een dier op andere dieren of op mensen een besmettelijke ziekte overbrengt enkel door lichamelijk contact, niet zijnde letstel. Dat betekent dat [gedaagde] niet op grond van artikel 6: 179 BW aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en te lijden schade tengevolge van de besmetting van diens schapen met het zwoegervirus van de schapen van [gedaagde].

4.2. Rest de vraag of gezegd kan worden dat [gedaagde] uit onrechtmatige daad (artikel 6: 162 BW) aansprakelijk is omdat hij het besmettingsgevaar kende of had behoren te kennen en hij met het oog daarop contact tussen zijn schapen en die van [eiser] had behoren te voorkomen. Vaststaat dat er in Nederland, in ieder geval in 2001, weinig zwoegerziektevrije schapenbedrijven waren. De status van gecertificeerd zwoegervrij is pas na jaren van intensief fokken te bereiken. De rechtbank leidt daaruit af dat in het algemeen niet gezegd kan worden dat op houders van schapen die niet gecertificeerd zwoegervrij zijn een (extra) zorgplicht rust om te zorgen dat hun schapen niet in aanraking komen met schapen die wel gecertificeerd zwoegervrij zijn. Gezien het feit dat het gecertificeerd zwoegervrij zijn een aparte, vrij exclusieve status is, acht de rechtbank het veeleer op de weg van de houder van gecertificeerde zwoegervrije schapen liggen om te voorkomen dat zijn schapen in aanraking komen met andere schapen die niet gecertificeerd zwoegervrij zijn. In dit geval komt daar nog bij dat de helft van de schapen van [gedaagde] afkomstig is van [eiser] en door [eiser] aan [gedaagde] is verkocht toen deze overging op het fokken van zwoegervrije schapen. [eiser] was er zich dus terdege van bewust dat de schapen van zijn overbuurman [gedaagde] niet gecertificeerd zwoegervrij waren. Ook is het zo dat eigenaren van naburige agrarische erven waar vee wordt gehouden, zekere uit die nabuurschap voortvloeiende risico’s hebben te dulden. Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat op [gedaagde] niet de plicht rustte er voor te zorgen dat zijn schapen niet in aanraking konden komen met de schapen van [eiser] ook al wist hij dat die gecertificeerd zwoegervrij waren. Vaststaat dat schapen wel eens uitbreken. Het enkele feit dat de schapen van [gedaagde] zijn uitgebroken betekent nog niet dat [gedaagde] tegenover [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] geen onrechtmatige daad heeft gepleegd tegenover [eiser].

4.3. Nu de rechtbank van oordeel is dat [gedaagde] noch op grond van artikel 6: 179 BW noch op grond van artikel 6: 162 BW tegenover [eiser] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en te lijden schade ten gevolge van de besmetting van zijn schapen met zwoeger zal de rechtbank de vorderingen van [eiser] afwijzen.

4.4. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 515,-
- salaris procureur 1.158,- (2 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.673,-





De beslissing
De rechtbank

wijst de vorderingen af,

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.673,-,

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.





Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2006.

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl