wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
- rechtspraak
Dit arrest is gewezen door mrs. Huijbers-Koopman, Van der Putt-Lauwers en Bochove en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 september 2010.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-
- rechtspraak
LJN: BN8005, Gerechtshof 's-Hertogenbosch , HD 103.005.842
Datum uitspraak: 07-09-2010
Inhoudsindicatie: Aannemingsovereenkomst; Meerwerk; Art.7:755 BW
Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer HD 103.005.842 arrest van de vierde kamer van 7 september 2010 in de zaak van de besloten vennootschap MOTEL DE NAALDHOF B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel, advocaat: mr. J. de Haan, tegen: 1. de vennootschap onder firma [X.] & ZN V.O.F., gevestigd te [vestigingsplaats], 2. [Y.], 3. [Z.], beiden wonende te [woonplaats], geïntimeerden in principaal appel, appellanten in incidenteel appel, advocaat: mr. E.G.M. van Ewijk, op het bij exploot van dagvaarding van 16 november 2007 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch gewezen vonnis van 5 september 2007 tussen principaal appellante – De Naaldhof - als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en principaal geïntimeerden – gezamenlijk in enkelvoud te noemen: [A.], voor zover afzonderlijk bedoeld te noemen: [X.], [Y.] en [Z.] - als eisers in conventie, verweerders in reconventie. 1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 96874/HA ZA 03-1242) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het tussenvonnis van 10 december 2003. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij memorie van grieven heeft De Naaldhof een productie overgelegd, vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog afwijzing van de vordering van [A.], met veroordeling van [A.] in de kosten van de procedure in beide instanties. 2.2. Bij memorie van antwoord heeft [A.] de grieven bestreden. Voorts heeft [A.] incidenteel appel ingesteld, daarin zes grieven aangevoerd en geconcludeerd kort gezegd, tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en alsnog toewijzing van haar oorspronkelijke vorderingen. 2.3. De Naaldhof heeft in incidenteel appel geantwoord. 2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. 3. De gronden van het hoger beroep Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memories van grieven in principaal en incidenteel appel. |
4. De beoordeling in principaal en incidenteel appel 4.1. De rechtbank heeft onder punt 2. in het vonnis van 5 september 2007 vastgesteld van welke feiten zij is uitgegaan. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht, zodat de genoemde feiten ook voor het hof het uitgangspunt vormen. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. a) Tussen [A.], [B.] en De Naaldhof is op 9 februari 2002 een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen. De overeenkomst behelsde werkzaamheden op het gebied van grondwerk, bestrating, bekabeling, fundering, asfaltering, beplanting en belijning conform het door De Naaldhof aangeleverde bestek en een door De Naaldhof aangeleverde tekening, welke niet op schaal was, maar de wensen van De Naaldhof aangaf. In het bestek was onder meer opgenomen dat [A.] asfaltverhardingen zou aanbrengen (parkeerplaatsen en weg) van 1.160 m2 onderlaag en 1.580 m2 toplaag. De aanneemsom bedroeg € 58.083,87 excl. BTW, € 69.119,80 incl. BTW. b) [A.] heeft aan De Naaldhof voorschotnota’s gezonden op 2 maart 2002, 25 maart 2002 en 20 april 2002 ten bedrage van respectievelijk € 21.000,--, € 30.000,-- en € 11.000,-- excl. BTW, samen € 62.000,-- excl. BTW. [A.] heeft vervolgens een (ongedateerde) eindafrekening aan De Naaldhof verstuurd met een bijlage met onder meer de volgende inhoud: Gemaakt meerwerk Onderlaag 1160 m2 1.752,23 m2 592,23 m2 Toplaag 1580 m2 2.189,03 m2 609,03 m2 Grondwerk 592.23 m2 x € 10,44 = € 6.182,88 Onderlaag asfalt 592,23 x € 7,20 = € 4.264,05 Toplaag 609,03 x € 7,63 = € 4.646,89 ---------------- Totaal exclusief BTW € 15.093,82 Minderwerk (…) € 1.960, -- ---------------- € 13.163,82 Meerwerk [B.] € 3.530,73 -------------- Totaal meerwerk: € 16.694,55 exclusief BTW Recapitulerend werd voorts vermeld dat het totaal van de facturen € 58.083, 87 + € 16.694,55 bedroeg, samen € 74.778,42, waarna na aftrek van de voorschotnota’s ad € 62.000,-- een restantbedrag werd berekend van € 12.778,42 excl. BTW. c) [A.], De Naaldhof en [B.] hebben op 12 augustus 2002 een nadere overeenkomst gesloten, welke schriftelijk is vastgelegd op 17 augustus 2002. Deze nadere overeenkomst houdt onder meer het volgende in: Het gehele nieuw geasfalteerde terrein wordt gekleefd en overlaagd met split. Dit betreft 1700 m2. De hiervoor te maken kosten komen in zijn geheel voor rekening van firma [X.]. Het kleven en overlagen van de overige 1300 m2 komen voor rekening van Motel De Naaldhof. Dit tegen de afgesproken prijs van Euro 1,40 per m2, excl. b.t.w. Na plus minus 3 maanden zal de belijning worden aangebracht zoals dit eerder afgesproken is. De financiële verplichtingen ten opzichte van elkaar zullen binnen de gestelde termijn worden voldaan. d) [A.] heeft De Naaldhof een eindafrekening gezonden gedateerd 23 augustus 2002 aangaande meerwerk voor een bedrag van € 12.778,42 excl. BTW (€ 15.206,32 incl. BTW) en een factuur van diezelfde datum ter zake van meerwerk aanbrengen slijtlaag met teer en split, prijs 1,40, aantal 1300, voor een bedrag van € 1.820,-- excl. BTW (€ 2.165,80 incl. BTW). e) [A.] heeft de op 12 augustus 2002 afgesproken werkzaamheden niet uitgevoerd en evenmin de belijning aangebracht. f) [A.] heeft in een brief van haar raadsman van 19 november 2002 aan De Naaldhof bericht dat zij nog van De Naaldhof te vorderen had: - nota 23 augustus 2002 € 15.206,32 - restant 2e voorschotnota € 10.700,-- - restant 3e voorschotnota € 13.090,-- -------------- € 38.996,32 van welk bedrag € 4.201,56 reeds was voldaan aan [B.], zodat per saldo resteerde te voldoen een bedrag van € 34.794,76 incl. BTW. [A.] deelde verder mede af te zien van betaling van 1700 m2 à € 1,40 per m2 excl. BTW, corresponderend met een bedrag van € 2.832,20 incl. BTW en af te zien van c.q. te crediteren de kosten van belijning, gesteld op 500 m2 à € 0,80, zijnde € 400,- , incl. BTW € 476,--, (samen € 3.308,20 incl. BTW), zodat van het eerder genoemde bedrag resteerde een bedrag van € 31.486,56 incl. BTW. g) De Naaldhof heeft in maart en april 2002 aan [A.] € 24.990,-- en € 25.000,-- betaald. De Naaldhof heeft rechtstreeks aan [B.] € 6.879,95 betaald en zij heeft aan [B.] ook het meerwerk betaald genoemd in de eindafrekening van [A.] hiervoor onder b (€ 4.201,56 incl. BTW). 4.2.1. Bij dagvaarding van 12 juni 2003 heeft [A.] van De Naaldhof betaling gevorderd van € 31.486,56 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 augustus 2002 en met buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.187,99. 4.2.2. De Naaldhof voerde verweer. Zij betwistte dat [A.] recht heeft op betaling van meerwerk vanwege het feit dat meer meters asfalt zijn aangebracht dan in het bestek is vermeld, omdat uit de aard van de aannemingsovereenkomst voortvloeit dat hoeveelheden niet verrekend worden. De Naaldhof erkende slechts verschuldigd te zijn de oorspronkelijke overeengekomen aanneemsom van € 58.083,87 excl. BTW plus de daadwerkelijke meerwerkopdracht van € 3.530,73 excl. BTW, in totaal € 73.321,37 incl. BTW. Zij stelde te hebben voldaan € 60.196,32 incl. BTW aan [A.] en daarnaast € 11.081,55 aan [B.], samen € 71.277,87. Zij erkende nog een bedrag van € 2.043,50 verschuldigd te zijn. In reconventie stelde De Naaldhof van [A.] te vorderen te hebben een bedrag van € 3.308,20 omdat [A.] een deel van de overeengekomen werkzaamheden niet heeft verricht, zoals [A.] ook zelf heeft erkend. Dat betekent volgens De Naaldhof dat zij van [A.] te vorderen heeft het verschil tussen beide hiervoor genoemde bedragen, te weten € 878,20. Zij vorderde dit bedrag in reconventie. In voorwaardelijke reconventie vorderde De Naaldhof: voor het geval de rechtbank toch in conventie tot een veroordeling tot betaling van een bedrag aan [A.] zou toekomen, [A.] te veroordelen om datzelfde bedrag dan wel een in redelijkheid door een deskundige nader te bepalen bedrag aan De Naaldhof te voldoen op grond van de slechte kwaliteit van de verrichte werkzaamheden. 4.2.3. Nadat de rechtbank een comparitie van partijen had gehouden op 18 mei 2004, welke comparitie is voortgezet op 30 mei 2006, heeft de rechtbank in het eindvonnis van 5 september 2007 het volgende overwogen en beslist: Op het bedrag van € 69.119,80 incl. BTW dat De Naaldhof aan [A.] moest betalen heeft zij € 56,869,95 afgelost, zodat een bedrag van € 12.249,90 open staat. Partijen zijn het erover eens dat daarop in mindering moet worden gebracht € 3.308,20. Dan resteert een bedrag van € 8.941,70, waarop een bedrag in mindering moet worden gebracht voor het niet aanbrengen van belijning (rov. 4.3). [A.] mag geen meerwerk in rekening brengen op grond van het feit dat zij meer meters heeft geasfalteerd dat in het bestek was opgenomen. De vordering tot betaling van € 13.163,82 ter zake van meerwerk wijst de rechtbank daarom af (rov. 4.4 t/m 4.7). De Naaldhof heeft niet aangegeven waarmee het bedrag van € 8.941,70 moet worden verminderd vanwege het niet aanbrengen van belijning, hetgeen op haar weg had gelegen. Daarom wijst de rechtbank dat volledige bedrag toe (rov. 4.8). Wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 31 augustus 2002 (rov. 4.9). De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat [A.] daartoe onvoldoende heeft gesteld (rov. 4.10). De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de vordering in reconventie van € 878,20 in hun afspraken hebben verdisconteerd en dat die vordering als ingetrokken moet worden beschouwd. Voor zover dat niet het geval is wijst de rechtbank die vordering af (rov. 4.11). De vordering in (voorwaardelijke) reconventie wordt afgewezen. Voor zover De Naaldhof heeft beoogd te stellen dat [A.] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, waardoor zij schade heeft geleden die [A.] dient te vergoeden, heeft De Naaldhof onvoldoende gesteld. Het enkele gegeven dat, zo daar sprake van zou zijn, [A.] kwalitatief slecht werk heeft geleverd, is onvoldoende om (niet (nader) geconcretiseerde) schadevergoeding toe te wijzen (rov. 4.12). De Naaldhof wordt als de (grotendeels) in het ongelijk gesteld partij veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie (rov. 4.13). 4.3. In het petitum van de appeldagvaarding vordert De Naaldhof vernietiging van het vonnis waarvan beroep en alsnog afwijzing van de vordering van [A.]. In het petitum van de memorie van grieven vordert zij het vonnis in conventie te vernietigen en de vordering van [A.] alsnog af te wijzen, althans toe te wijzen tot een lager bedrag. Zij vordert derhalve niet alsnog toewijzing van haar vordering in (voorwaardelijke) reconventie. In grief 2 richt zij wel een bezwaar tegen de afwijzing van het in voorwaardelijke reconventie gevorderde. Het hof begrijpt de strekking van het hoger beroep aldus, dat De Naaldhof zich, voor het geval de toewijzing van (een deel van) de vordering van [A.] in stand blijft, wenst te beroepen op verrekening met een vordering van De Naaldhof op [A.] wegens ondeugdelijk werk van [A.]. Het appel beperkt zich derhalve tot het vonnis voor zover in conventie gewezen. 4.4.1. De grieven 1 en 2 van De Naaldhof en de grieven I en IV van [A.] lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven hebben betrekking op de toewijzing van de vordering van [A.] tot een bedrag van € 8.941,70. 4.4.2. De Naaldhof voert aan dat de rechtbank ten onrechte niet een bedrag in mindering heeft gebracht voor het niet aanbrengen van belijning en zij stelt voorts dat zij schade heeft geleden doordat [A.] het bitumen niet juist heeft aangebracht, waarbij zij een beroep doet op een offerte van [C.] B.V. van 11 februari 2008 voor reparatie asfaltverharding voor 1.000 m2 voor een bedrag van € 17.713,-- excl. BTW. 4.4.3. [A.] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat nog een bedrag voor het niet aanbrengen van belijning in mindering zou moeten worden gebracht, omdat de daarmee gemoeide kosten al zijn begrepen in het in mindering gebrachte bedrag van € 3.308,20. 4.4.4. Het hof overweegt als volgt. Uit hetgeen partijen hebben verklaard bij de comparitie van 30 mei 2006 blijkt, dat De Naaldhof niet tevreden was over de kwaliteit van het nieuw geasfalteerde terrein en dat partijen in verband met de klachten van De Naaldhof nadere afspraken hebben gemaakt, die zijn neergelegd in de overeenkomst van 17 augustus 2002 (rov. 4.1 onder c). Het hof gaat er daarom van uit dat aan de bezwaren van De Naaldhof zou zijn tegemoet gekomen indien de in die overeenkomst genoemde werkzaamheden zouden zijn uitgevoerd. Vaststaat dat het zover niet is gekomen. Op de geplande dag kon [A.] niet met het aanbrengen van een nieuwe laag beginnen in verband met een discussie tussen De Naaldhof en de gemeente [gemeentenaam]. De overeengekomen werkzaamheden zijn uiteindelijk niet uitgevoerd. De Naaldhof heeft in haar conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie onder nummer 26 gesteld dat noch [A.] noch De Naaldhof nakoming wenst van de nader gemaakte afspraken. Gezien het uitgangspunt dat het geasfalteerde terrein na het opnieuw kleven en aanbrengen van een splitlaag zou voldoen aan de eisen van De Naaldhof, kan de door De Naaldhof geleden schade worden gesteld op het bedrag dat zou zijn gemoeid met het uitvoeren van die werkzaamheden. Dat betekent dat de kosten daarvan, voor zover deze voor rekening van [A.] zouden komen, op de facturen van [A.] in mindering moeten worden gebracht. Dat betreft het bedrag van 1.700 m2 x € 1,40 excl. BTW, € 2.832,20 incl. BTW. Met dit bedrag heeft de rechtbank rekening gehouden. De Naaldhof heeft onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat zij meer schade heeft geleden; dat het door [A.] aangebrachte asfalt zou moeten worden verwijderd en opnieuw aangebracht, werkzaamheden waarop de overgelegde offerte ziet, is in het geheel niet onderbouwd. Dat betekent dat het beroep van De Naaldhof op verrekening met een hoger bedrag aan schadevergoeding verworpen wordt, wat daar verder overigens van zij. 4.4.5. Op de facturen van [A.] moeten ook de in de aanneemsom begrepen kosten van belijning in mindering worden gebracht, nu die belijning niet is aangebracht. Terecht heeft [A.] aangevoerd dat zij op haar vordering een bedrag van € 476,-- incl. BTW daarvoor in mindering heeft gebracht, zoals blijkt uit de in 4.1.f weergegeven brief. Naar het oordeel van het hof heeft De Naaldhof de hoogte van het bedrag van € 476,-- onvoldoende gemotiveerd weersproken. Weliswaar heeft De Naaldhof in de memorie van antwoord in incidenteel appel gesteld dat het genoemde bedrag alleen ziet op de kosten van belijning over het deel dat door de gemeente [gemeentenaam] als fietspad in gebruik is genomen, maar dat heeft zij niet onderbouwd. Er is ook geen aanleiding dat te veronderstellen, omdat op 19 november 2002, toen de brief werd geschreven waarin het bedrag van € 476,-- werd genoemd, al duidelijk was dat in het geheel geen belijning zou worden aangebracht, omdat toen ook het bedrag voor kleven en aanbrengen spitlaag in mindering werd gebracht. De Naaldhof heeft niets gesteld waaruit zou kunnen blijken dat het bedrag van € 476,-- niet redelijk zou zijn. Ook in de door haar in hoger beroep overgelegde offerte is geen enkel aanknopingspunt daarvoor te vinden. Het hof gaat er daarom van uit dat het genoemde bedrag passend is en ziet geen aanleiding daarvoor een deskundige te benoemen. 4.4.6. Dit brengt mee dat de grieven van De Naaldhof falen. De grieven van [A.] zijn gegrond, maar dat heeft geen gevolg voor het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 8.941,70. 4.5. De grieven II en III van [A.] betreffen het oordeel van de rechtbank dat [A.] geen hoger bedrag dan de aanneemsom in rekening mag brengen voor het feit dat [A.] meer meters heeft geasfalteerd dan in het bestek genoemd. [A.] baseert haar vordering tot betaling van € 15.206,32 primair op het feit dat De Naaldhof een meerwerkopdracht heeft gegeven (grief II), subsidiair op art. 7:752 BW, meer subsidiair op dwaling, nog meer subsidiair op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid en uiterst subsidiair op onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking (grief III). 4.6.1. Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat de aannemingsovereenkomst is tot stand gekomen op basis van een door De Naaldhof aangeleverd bestek, dat was opgemaakt door [C.] B.V., en een door De Naaldhof aangeleverde tekening van het terrein. De tekening was niet op schaal. In dat bestek staat een aantal vierkante meters vermeld van 1.160 voor een onderlaag respectievelijk 1.580 voor een toplaag. [A.] heeft het terrein niet vóór het sluiten van de overeenkomst nagemeten, maar is afgegaan op de door De Naaldhof verstrekte informatie. Nadat de overeenkomst was tot stand gekomen is het te asfalteren oppervlak met paaltjes uitgezet door [B.] en [Z.] in het bijzijn van [D.], statutair directeur van De Naaldhof. [D.] was van mening dat de paaltjes goed stonden en gaf vervolgens (namens De Naaldhof) de opdracht dat gebied te asfalteren. Geen van partijen heeft op dat moment het oppervlak nagemeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat in feite door [A.] is uitgevoerd 1.752,23 m2 onderlaag en 2.189,03 m2 toplaag. Dat is bijna 50% meer dan de in het bestek opgenomen hoeveelheid. 4.6.2. Met grief II komt [A.] op tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van meerwerk. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat De Naaldhof niet op enig moment opdracht heeft gegeven iets toe te voegen of te veranderen in het overeengekomen werk. Het hof onderschrijft dat oordeel. Niet is gesteld of gebleken dat een groter terrein voor het asfalteren is afgepaald dan was aangegeven op de tekening die De Naaldhof aan [A.] had overhandigd. Uit de brief van de raadsman van De Naaldhof aan de raadsman van [A.] van 12 februari 2005 (overgelegd als productie 11 bij de brief van [A.] voorafgaand aan de comparitie van 30 mei 2006) blijkt dat enkele kleine wijzigingen ten opzichte van de tekening zijn doorgevoerd. Volgens die raadsman hebben die per saldo geleid tot een kleiner te asfalteren terrein, althans zeker niet tot een zo grote uitbreiding als door [A.] in rekening gebracht. [A.] heeft dat niet weersproken. [A.] heeft in eerste aanleg veel aandacht besteed aan een dispuut tussen De Naaldhof en de gemeente [gemeentenaam], maar het enkele feit dat die gemeente uiteindelijk besloot dat een deel van het geasfalteerde terrein in gebruik moest blijven als fietspad, leidt niet tot de conclusie dat een groter terrein is geasfalteerd dan oorspronkelijk was afgesproken. De omstandigheid dat De Naaldhof akkoord ging met asfaltering van het afgepaalde gedeelte, betekent dus niet dat zij opdracht tot meerwerk heeft gegeven, nu niet is komen vast te staan dat meer is geasfalteerd dan op basis van de tekening was overeengekomen. 4.6.3. Met grief III betoogt [A.] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij de informatie van De Naaldhof had moeten controleren voordat zij met het uitvoeren van de opdracht begon. Volgens [A.] is dat zeer ongebruikelijk en was er geen enkele aanleiding tot controle, nu het bestek was opgesteld door een van de grootste bouwondernemingen van het land. Het hof is van oordeel dat het [A.] in elk geval bij het afpalen van het te asfalteren terrein had moeten opvallen dat dit een veel groter oppervlak besloeg dan het bij het sluiten van de overeenkomst in aanmerking genomen aantal meters. Het verschil was immers zeer aanzienlijk, circa 50% van het in de berekening van de aanneemsom in aanmerking genomen aantal meters, en [A.], als deskundige aannemer, had dat behoren op te merken. Zij had De Naaldhof daarop dienen te wijzen, zodat partijen overleg hadden kunnen voeren over het feit dat een onjuiste opgave was gedaan en welke consequenties daaraan zouden moeten worden verbonden. Nu [A.] dat niet heeft gedaan, is het niet redelijk aan De Naaldhof extra kosten voor asfaltering in rekening te brengen. 4.6.4. Het beroep op art. 7:752 BW verwerpt het hof, omdat dit alleen van toepassing is indien de prijs bij het sluiten van de overeenkomst niet is bepaald of slechts een richtprijs is bepaald. Die situatie doet zich niet voor. Ook het beroep op dwaling gaat niet op. De regeling van art. 6:228 BW is voor de aannemingsover-een komst nader uitgewerkt in art. 6:753 BW. Daaruit blijkt dat in een geval zoals zich hier heeft voorgedaan de aannemer de opdrachtgever dient te waarschuwen, hetgeen hier niet is gebeurd. Nu [A.] na het uitzetten van de paaltjes, vóór de uitvoering van het werk, had moeten bemerken dat het uitgezette oppervlak veel groter was dan het aantal meters waarvan partijen waren uitgegaan, komt haar dwaling in de omstandigheden van het geval voor haar rekening. 4.6.5. Uit het voorgaande vloeit voort dat ook het beroep op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid en op onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking niet opgaat. De grieven II en III van [A.] falen dus. Dat betekent dat de veroordeling van De Naaldhof tot betaling van € 8.941,70 in stand blijft. 4.7. Grief 3 van De Naaldhof betreft de proceskostenveroordeling. De Naaldhof betoogt dat zij niet is te beschouwen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, nu slechts een klein deel van de vordering van [A.] is toegewezen. De Naaldhof miskent daarmee dat zij door een procedure moest worden gedwongen het [A.] toekomende bedrag te betalen. Het is daarom redelijk dat De Naaldhof in de proceskosten is veroordeeld. De grief faalt. 4.8. Grief 4 van De Naaldhof heeft geen zelfstandige betekenis, nu De Naaldhof daarin geen specifiek bezwaar tegen het vonnis formuleert. Die grief behoeft dus geen bespreking. 4.9. Grief V van [A.] is gericht tegen de afwijzing van de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank overwoog dat [A.] niet heeft gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan, kort gezegd, een enkele aanmaning, een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het samenstellen van het dossier. In hoger beroep heeft [A.] gesteld dat wel degelijk vele pogingen zijn gewaagd om tot voldoening buiten rechte te komen. De Naaldhof heeft dat betwist en [A.] heeft haar stellingen niet toegelicht, laat staan onderbouwd. De in eerste aanleg overgelegde correspondentie dateert grotendeels van na de dagvaarding. De grief slaagt niet. 4.10. Grief VI van [A.] heeft geen zelfstandige betekenis, zodat zij geen bespreking behoeft. [A.] heeft een algemeen bewijsaanbod gedaan, maar geen stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Het bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd. 4.11. De slotsom is dat in principaal appel alle grieven falen. In incidenteel appel zijn weliswaar de grieven I en IV gegrond, maar deze voegen in feite niets toe aan het verweer in principaal appel. Nu haar overige grieven falen dient [A.] te worden beschouwd als de in incidenteel appel (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, De Naaldhof zal worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel en [A.] in die van het incidenteel appel. |
5. De uitspraak Het hof: op het principaal en incidenteel appel bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen; veroordeelt De Naaldhof in de kosten van het principaal appel, welke aan de zijde van [A.] worden begroot op € 945,-- aan verschotten en € 632,-- aan salaris van de advocaat; veroordeelt [A.] in de kosten van het incidentele appel, welke aan de zijde van De Naaldhof worden begroot op € 447,-- aan salaris van de advocaat. |
-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.
Uwwet.nl
Uwwet.nl