Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BM4999, Rechtbank Zwolle , Awb 10/79

Datum uitspraak: 19-05-2010
Inhoudsindicatie: Verzoek om openbaarmaking bijlagen voortgangsnotitie. Beroep ongegrond. Herhaalde aanvraag. Geen sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb.





Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 10/79

Uitspraak
in het geding tussen:

A.,
wonende te B., eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Raalte,
gevestigd te Raalte, verweerder.





Procesverloop

Op 11 september 2009 heeft eiser aan de gemeenteraad van de gemeente Raalte gevraagd de inhoud van de bijlagen bij de Voortgangsnotitie De Zegge VII alsnog te openbaren.
Op 2 oktober 2009 heeft eiser bij de gemeenteraad bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek tot openbaarmaking van genoemde stukken.
Het verzoek van 11 september 2009 is op 14 oktober 2009 doorgeleid naar verweerder.
Op 23 oktober 2009 is door verweerder besloten het verzoek om openbaarmaking af te wijzen onder verwijzing naar besluiten van 12 januari 2009 en 13 mei 2009.
Het bezwaar van 2 oktober 2009 is geacht te zijn gericht tegen het besluit van 23 oktober 2009. Bij besluit van 21 december 2009, verzonden op 22 december 2009, is het bezwaar, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar tegen het besluit van 23 oktober 2009 is ongegrond verklaard.


Hiertegen is op 18 januari 2010 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingezonden.

Het beroep is behandeld ter zitting van 13 april 2010.
Eiser is verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door J.J.M. Legebeke.





Overwegingen

1. Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij besluit van 4 november 2008 heeft verweerder de Voortgangsnotitie De Zegge II (nader te noemen: de Notitie) vastgesteld en deze met bijlagen ter informatie voorgelegd aan de leden van de gemeenteraad onder verplichting van geheimhouding als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet.
Eiser heeft op 5 januari 2009 aan verweerder gevraagd om openbaarmaking van de Notitie inclusief het daarop betrekking hebbende dossier en de daaraan ten grondslag liggende stukken. Verweerder heeft dit verzoek bij besluit van 12 januari 2009 afgewezen voor zover het betrekking heeft op de bijlagen bij de Notitie. Het tegen het besluit van 12 januari 2009 gemaakte bezwaar is op 13 mei 2009 ongegrond verklaard op de grond dat een geheimhoudingsplicht is opgelegd op grond van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet, welke toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) in de weg staat. Daarbij is aangetekend dat een bekrachtiging van de geheimhouding door de raad niet noodzakelijk is nu de stukken slechts ter informatie zijn toegezonden aan leden van de raad. Eiser heeft hiertegen geen beroep ingesteld.

Op 9 april 2009 heeft eiser de gemeenteraad van Raalte gevraagd om (onder meer) de bijlagen bij de Notitie ter beschikking te stellen van de plaatselijke media en een ieder die daarvan kennis wil nemen, onder wie eiser.
In een reactie van 22 juni 2009 is eiser namens de gemeenteraad van Raalte meegedeeld dat het verzoek van 9 april 2009 is doorgezonden naar verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 4 van de Wob. Daarbij is opgemerkt dat de betreffende documenten berusten bij verweerder.

Bij besluit van 8 juni 2009, verzonden op 12 juni 2009, heeft verweerder besloten het verzoek van 9 april 2009 met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te wijzen onder verwijzing naar het besluit op bezwaar van 13 mei 2009. Hiertegen is door eiser geen bewaar gemaakt.

Op 22 juni 2009 is eiser een brief toegezonden van de gemeenteraad van Raalte. In deze brief is aangegeven dat het verzoek om openbaarmaking van 9 april 2009 is doorgezonden naar verweerder. Verder is – onder meer- opgemerkt dat de mening wordt gedeeld dat een aan de gemeenteraad opgelegde geheimhouding vervalt als die niet in de eerstvolgende raadsvergadering wordt bevestigd, dan wel als geweigerd is die te bevestigen.

Eiser heeft vervolgens op 11 september 2009 opnieuw aan de raad van de gemeente Raalte verzocht om openbaarmaking van de inhoud van de bijlagen bij de Notitie. Op 2 oktober 2009 is bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering een besluit te nemen.
Op 14 oktober 2009 is eiser vanwege de gemeenteraad meegedeeld dat zijn verzoek is doorgezonden naar verweerder. Vervolgens is het besluit van 23 oktober 2009 genomen, dat is gevolgd door het nu voorliggende besluit op bezwaar van 21 december 2009.

In beroep wordt hiertegen samengevat aangevoerd dat onduidelijk is of verweerder gemandateerd is om het bestreden besluit te nemen. Eiser bestrijdt dat verweerder ter zake bevoegd is. Verder bestrijdt eiser dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Eiser is van mening dat de gemeenteraad bevoegd is de inhoud van de bedoelde bijlagen openbaar te (doen) maken. De geheimhouding is volgens eiser opgeheven; reden waarom de Notitie inclusief de bijlagen onder de werking van de Wob vallen en niet onder het geheimhoudingsregime van artikel 25 van de Gemeentewet. Eiser verwijst ter ondersteuning van zijn standpunt naar de brief van de gemeenteraad van Raalte van 22 juni 2009.

2. De rechtbank stelt vast dat partijen twisten over het antwoord op de vragen
- of verweerder bevoegd was ter zake van het verzoek van 11 september 2009 een besluit te nemen, en
- of verweerder het verzoek van 11 september 2009 om openbaarmaking van de bijlagen bij de Notitie met toepassing van artikel 4:6 van de Awb, onder verwijzing naar besluiten van 12 januari 2009 en 13 mei 2009, heeft kunnen afwijzen.

2.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bevoegd was ter zake van het verzoek van 11 september 2009 een besluit te nemen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder niet het overheidsorgaan is waaronder de gevraagde stukken berusten. Het verzoek om openbaarmaking is dan ook terecht ingevolge het bepaalde in artikel 4 van de Wob doorgezonden naar verweerder. Hieruit vloeit voort dat verweerder bevoegd was op het verzoek van eiser te besluiten en dat besluit vervolgens te heroverwegen in bezwaar.

2.2. De rechtbank is voorts van oordeel dat het verzoek van 11 september 2009 terecht is aangemerkt als een herhaalde aanvraag. Het verzoek komt inhoudelijk overeen met de eerder afgewezen verzoeken. Dat daarbij niet altijd sprake was van dezelfde geadresseerde is, mede gelet op het bepaalde in artikel 4 van de Wob, niet van doorslaggevende betekenis.

2.3.1. Nu sprake is van een herhaalde aanvraag dient de rechtbank zich ambtshalve in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb en zo ja, of verweerder daarin aanleiding had behoren te vinden om de eerdere besluiten te herzien.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals onder meer de uitspraak van 11 november 2009, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN:BK2899, kan, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit namelijk niet worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bovenbedoeld moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.


2.3.2. Uit de beschikbare gegevens leidt de rechtbank af dat bij eisers verzoek van 5 januari 2009 nadrukkelijk aan de orde is geweest of de gemeenteraad van Raalte de geheimhouding al dan niet heeft opgeheven. Dit geldt ook voor het verzoek van 9 april 2009. Bij beide verzoeken stelde eiser zich op het standpunt dat de geheimhouding was opgeheven, reden waarom hij van mening was dat zijn verzoek om openbaarmaking moest worden gehonoreerd. Genoemde verzoeken zijn vervolgens gemotiveerd door verweerder afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit op bezwaar van 13 mei 2009 geen beroep ingesteld en tegen het besluit van 8 juni 2009 geen bezwaar gemaakt.

2.3.3. Dat eiser zijn eerder ingenomen standpunt bevestigd ziet in een brief van de gemeenteraad van 22 juni 2009, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er ten aanzien van het verzoek van 11 september 2009 sprake is van een nieuw feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb. Daarbij tekent de rechtbank nog aan dat eiser bekend was met de inhoud van genoemde brief vóórdat de termijn voor het instellen van bezwaar tegen het besluit van 8 juni 2009 was verstreken. Eiser had de inhoud van deze brief reeds in het kader van een bezwaar tegen het besluit van 8 juni 2009 aan de orde kunnen stellen.

2.3.4. Verweerder heeft gelet op bovenstaande toepassing kunnen geven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb.

3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.





Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en door deze en mr. D. Hardonk-Prins als griffier ondertekend.

Uitgesproken in het openbaar op

Afschrift verzonden op:

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl