Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak: 09-09-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Artikel 6, derde lid, van de RWN bepaalt dat de autoriteit die de verklaring in ontvangst neemt, aan de hand van de overgelegde stukken de gronden waarop de verklaring berust beoordeelt. Indien aan de vereisten is voldaan, bevestigt zij schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap.

Ingevolge het bepaalde in artikel 7 en verder van de RWN is de burgemeester aangewezen als autoriteit in de zin van artikel 6, derde lid, van de RWN.


De rechtbank stelt vast dat, nu niet in geschil is dat voldaan wordt aan alle in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de RWN genoemde voorwaarden voor verkrijging van het Nederlanderschap door een schriftelijke bevestiging, behalve de voorwaarde dat de vreemdeling tenminste drie jaren toelating dient te hebben, het geschil beperkt is tot de vraag of deze voorwaarde in strijd is met een, een ieder verbindende, verdragsbepaling, als bedoeld in artikel 94 van de Grondwet.

De rechtbank stelt voorop dat het Verdrag van New York, ter beperking van staatloosheid (Trb. 1985, 124), hierna te noemen het Staatloosheidsverdrag, bij Rijkswet van 19 december 1984 is goedgekeurd en op 11 augustus 1985 in werking is getreden.

Bij Rijkswet van 21 december 2000 heeft Nederland tevens het Europees Verdrag inzake nationaliteit (Trb. 1998, 149) goedgekeurd. Dit verdrag is op 1 juli 2001 in werking getreden. Nu niet alle staten die partij zijn bij dit verdrag tevens partij zijn bij het Staatloosheidsverdrag, hebben de bepalingen van het Staatloosheidsverdrag hun geldigheid behouden.

Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Staatloosheidsverdrag luidt als volgt:

A Contracting State shall grant its nationality to a person born in its territory who would otherwise be stateless. Such nationality shall be granted:

(b) Upon an application being lodged with the appropriate authority, by or on behalf of the person concerned, in the manner prescribed by the national law. Subject to the provisions of paragraph 2 of this article, no such application may be rejected.

Artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b, van het Staatloosheidsverdrag luidt als volgt:

A Contracting State may make the grant of its nationality in accordance with subparagraph (b) of paragraph 1 of this article subject to one or more of the following conditions:

(b) That the person concerned has habitually resided in the territory of the Contracting State for such period as may be fixed by that State, not exceeding five years immediately preceding the lodging of the application nor the ten years in all.

De rechtbank is van oordeel dat deze bepalingen uit het Staatloosheidsverdrag moeten worden aangemerkt als een ieder verbindende bepalingen van internationaal recht, als bedoeld in artikel 94 van de Grondwet. De verdragsbepalingen bevatten een onvoorwaardelijk en nauwkeurig omschreven recht en zij zijn voldoende helder en concreet om in de nationale rechtsorde als zelfstandige rechtsnorm te kunnen functioneren. Aangenomen moet dan ook worden dat deze bepalingen uit het Staatloosheidsverdrag rechtstreekse werking hebben.


De rechtbank is van oordeel dat de toelatingseis niet kan worden ingelezen in het bepaalde in artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b, van het Staatloosheidsverdrag. De uitdrukking habitually resided, in de authentieke Engelse verdragstekst, duidt er op dat sprake dient te zijn van een situatie waarin iemand duurzaam in Nederland verblijft en hier te lande zijn maatschappelijk leven heeft ontwikkeld. Uit de verdragstekst volgt niet dat hiervoor is vereist dat het bevoegd gezag heeft ingestemd met dit duurzaam verblijf. Het bepaalde in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de RWN, voor zover hierin vereist wordt dat de staatloze vreemdeling tenminste drie jaren toelating heeft, had dan ook buiten toepassing moeten worden gelaten, nu deze bepaling in strijd is met een, een ieder verbindende, bepaling van internationaal recht.

Het bestreden besluit berust dan ook, in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, niet op een deugdelijke motivering en dient te worden vernietigd.





Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl