Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

LJN: BN9940,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , 375204 / KG ZA 10-1103

Datum uitspraak: 17-09-2010
Inhoudsindicatie: De bevoegdheid tot verrekening van straffen komt toe aan de strafrechter.





Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: 375204 / KG ZA 10-1103

Vonnis in kort geding van 17 september 2010

in de zaak van

[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.C. van der Want te Middelburg,

tegen:

de Staat der Nederlanden (ministerie van Justitie),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. E.G. Fels te 's-Gravenhage.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als '[eiser]' en 'de Staat'.





1. Het procesverloop

[Eiser] heeft de Staat op 9 september 2010 doen dagvaarden om op 17 september 2010 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld. Spoedshalve is op die datum tevens door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 17 september 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

1.1. [Eiser] is bij vonnis van de rechtbank Middelburg van 11 november 2009 in een strafzaak (hierna: 'zaak 1') veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken en twee werkstraffen van in totaal 148 uur, te vervangen door 74 dagen hechtenis. Op 6 april 2010 heeft de officier van justitie te Leeuwarden de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen. De omzetbeslissing is onherroepelijk geworden.

1.2. In een andere strafzaak (hierna: 'zaak 2') is [eiser] op 1 juni 2010 in bewaring gesteld, gevolgd door zijn gevangenneming. De politierechter te Middelburg heeft [eiser] bij vonnis van 25 augustus 2010 veroordeeld tot een onherroepelijke gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van voorarrest. Aangezien in zaak 2 [eiser] 55 dagen langer in voorlopige hechtenis had gezeten dan de hem uiteindelijk opgelegde gevangenisstraf, hief de politierechter het bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op. Vervolgens is aangevangen met de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis van zaak 1.

1.3. Bij brief van 26 augustus 2010 heeft [eiser] het openbaar ministerie te Middelburg verzocht om de 55 dagen die hij te lang heeft gezeten voor zaak 2 te verrekenen bij de tenuitvoerlegging van de omgezette werkstraf in zaak 1. Het openbaar ministerie heeft telefonisch laten weten slechts tot verrekening over te kunnen en zullen gaan na een rechterlijke uitspraak.





2. Het geschil

2.1. [Eiser] vordert - zakelijk weergegeven - de Staat te bevelen om binnen twee dagen na dit vonnis de 55 dagen die [eiser] te veel heeft gezeten voor zaak 2 te verrekenen bij de tenuitvoerlegging van de omgezette werkstraf voor zaak 1.

2.2. Daartoe voert [eiser] het volgende aan. Door een administratieve registratie wordt [eiser] ten onrechte 55 dagen van zijn vrijheid beroofd, terwijl dat op eenvoudige wijze en geheel in lijn met artikel 90 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering is te herstellen. In onderhavig geval is sprake van een uitzonderingssituatie door bijzondere omstandigheden. [eiser] heeft 55 dagen te lang gezeten op een straf van 30 dagen. Daar komt bij dat de opgelegde werkstraf niet verricht kon worden vanwege het feit dat [eiser] in voorlopige hechtenis zat. Over de beslissing tot omzetting van de werkstraf in vervangende hechtenis is niet geklaagd doordat die niet (tijdig) aan [eiser] kenbaar is gemaakt. De weigering van het openbaar ministerie te Middelburg van de administratieve verrekening is daarom een onrechtmatige daad en in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.





3. De beoordeling van het geschil

3.1. [Eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de Staat jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven.

3.2. Uitgangspunt is dat op de Staat de verplichting rust de door de strafrechter opgelegde straffen en maatregelen ten uitvoer te leggen. Voor een afwijking van dit uitgangspunt dient een wettelijke grondslag te bestaan, behoudens het zich hier niet voordoende geval dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is geschonden. Voor de door [eiser] verzochte verrekening bestaat geen wettelijke grondslag. Het gaat immers niet om een aftrek van voorarrest met betrekking tot hetzelfde feit waarvoor [eiser] is veroordeeld en er is geen sprake van beëindiging van de strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel. Ook indien zou worden aangenomen dat de redelijkheid en billijkheid voldoende grondslag bieden om tot verrekening over te gaan, dan nog komt de bevoegdheid tot verrekening exclusief aan de strafrechter toe en dus niet aan het openbaar ministerie of de civiele rechter. Daarom behoeven de door [eiser] aangevoerde bijzondere omstandigheden van het geval geen nadere bespreking.

3.3. De Staat voert voorts terecht aan dat de bezwaren van [eiser] tegen de omzetting van zijn werkstraf in vervangende hechtenis in een klaagschrift tegen de omzetting aan de orde hadden moeten worden gesteld. Dat is niet gebeurd, waardoor de omzetting onherroepelijk is geworden. Het verweer van [eiser] dat hij geen reële mogelijkheid had om bezwaar te maken, wordt gepasseerd, nu hij - om hem moverende redenen - ook geen bezwaar heeft gemaakt toen hij van de omzettingsbeslissing op de hoogte was geraakt.

3.4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het gevorderde moet worden afgewezen. [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.





4. De beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het gevorderde af;

- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.079,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 263,-- aan griffierecht;

- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.





Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2010.

hvd

-
-
WWW.UWWET.nl
Sinds 2009. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl