Logo uwwet.nl wetgeving overwegingen rechter juridische bijstand jurisprudentie uitwerkingen rechtspraak juristen regelgeving uitspraken advocaten besluiten notaris wetten rechtsbijstand rechterlijke beslissingen toelichtingen rechtshulp
www.uwwet.nl is er voor iedereen. Wij bedoelen dan ook iedereen.
Bestudeer uw rechten en plichten op uwwet.nl
-
-

- rechtspraak

Datum uitspraak: 20-08-2010



De belangrijkste passage van de uitspraak en/of conclusie:
Vooropgesteld wordt dat in het wettelijke stelsel besloten ligt dat een veroordelende beslissing van de strafrechter, waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, niet alleen mag maar ook moet worden ten uitvoer gelegd. In opdracht van het openbaar ministerie is het CJIB belast met de executie van onder meer schadevergoedingsmaatregelen.

Uit artikel 561 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) volgt dat een vonnis zo spoedig mogelijk ten uitvoer wordt gelegd. Uit artikel 561 lid 4 Sv volgt verder dat een schadevergoedingsmaatregel in ieder geval binnen twee jaar en drie maanden (27 maanden) na de dag waarop het vonnis voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, moet zijn voldaan. De wijze waarop het CJIB deze maatregelen ten uitvoer legt, is neergelegd in de 'Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassing voorwaardelijke invrijheidsstelling' (Staatscourant 23 juni 2008, nr. 118, pagina 12), (hierna: de Aanwijzing). In de Aanwijzing is ten aanzien van betalingsregelingen opgenomen dat de verantwoordelijkheid voor het aangaan hiervan exclusief is voorbehouden aan het CJIB, alsmede dat het CJIB in beginsel geen afbetalingsregelingen treft, tenzij een verzoek om een betalingsregeling op grond van bijzondere omstandigheden gehonoreerd kan worden. Het CJIB heeft in deze een ruime beleidsvrijheid, wat meebrengt dat de voorzieningenrechter in kort geding deze beslissingen in beginsel slechts marginaal kan toetsen.

De voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat iemand die conform beleid is behandeld niet via het gelijkheidsbeginsel kan afdwingen dat beleid, dat in een vergelijkbaar geval onjuist is toegepast, bij hem ook onjuist moet worden toegepast. Dan zou immers iedere verkeerde toepassing van beleid door de overheid leiden tot afschaffing van dat beleid. Zie Hoge Raad 13 maart 1981 (NJ 1981/346 met nt. CJHB).
Nu niet aannemelijk is geworden dat zich thans uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan ter wille van het gelijkheidsbeginsel (opnieuw) van het beleid moet worden afgeweken, heeft de Staat in redelijkheid kunnen beslissen dat aan [eiser] geen betalingsregeling wordt aangeboden.




Klik hier voor de hele uitspraak.

-
-
WWW.UWWET.nl
2010. Alle rechten voorbehouden.

Uwwet.nl